5083 |
Oorlogvoering in de Middeleeuwen |
|
Bij oorlogvoering in de Middeleeuwen denkt men vrijwel onmiddellijk aan een ongeorganiseerde ongedisciplineerde mêlee van mensen en paarden en opspattend bloed. Dit beeld is geheel bezijden de waarheid. Hoe men in de Middeleeuwen dan wel oorlog voert is uiteraard afhankelijk van de samenstelling van het leger.
Bij oorlog in de Middeleeuwen denkt men ook vaak aan ridders. Deze klasse der ridders was een sociale en militaire elite, maar slechts zelden vormden alleen ridders een leger. |
Alhoewel kronieken alleen maar namen van aan de slag deelnemende ridders noemen, namen niet alleen ridders aan het gevecht deel. De waarde van voetvolk was bekend en zij werden niet alleen ingezet voor het graven van grachten en greppels.
Tegen het eind van de Middeleeuwen ontstond er behoefte aan geregelde troepen, die op permanente basis gezag konden uitoefenen. In het begin van de 14de eeuw verschoof tevens de gevechtswijze van het leger van de "dure" ridder naar het voetvolk. |
![]() |
De zwaar bewapende ridders leden enkele gevoelige nederlagen, waarbij vooral de eenvoudige goedendag van het voetvolk veel slachtoffers eiste. Het voetvolk was veel beweeglijker en hun bewapening werd aanzienlijk verbeterd. Grote aantallen (kruis-)boogschutters en lansiers gingen mee. De goedkoopste manier om dergelijke aantallen op te roepen was de 'arriere-ban', de plicht van vrije mannen om de dienstplicht voor onbepaalde tijd te vervullen. Dit waren geen armzalige boeren, waarmee men de oorlog niet winnen kon, maar soldaten uitgerust met een standaard bewapening. Allen droegen een ijzeren helm en een lans, met voor de rijke vrije man een maliënkolder en voor de arme man een leren schort of 'gambeson'. In de latere Middeleeuwen werden vooral de militairen van een stad ingezet. In de stad werd namelijk het geld verdiend en de steden konden hun soldaten met goed materiaal uitrusten. |
Tucht In de strijd kent de ridder geen strijdtucht. Er is wel orde en gehoorzaamheid in de feodale staat, maar een militaire tucht zoals de Romeinen die bijvoorbeeld kennen is afwezig. Tucht vindt zijn basis in bevel en houdt in dat de bevelgever bestraffend kan optreden als de gegeven orders niet worden uitgevoerd. Het impliceert een hoogste opperbevelhebber die het commando voert over het gehele leger. Ten tijde van de familietwisten tussen de Duitse keurvorsten heeft de middeleeuwse vorst te weinig macht om zijn ridders te straffen. Hij kan alleen maar druk uitoefenen op zijn vazal door hem zijn leengoed te ontnemen. Dit is onderin de feodale piramide gemakkelijk uit te voeren, maar bovenin niet, omdat deze goederen al bestaan voordat er sprake is van koninkrijken. Dit zijn de zogenaamde vrije of alloidale (vrije) goederen. Militaire tucht bestaat dus niet, noch bepaalde regels die ridders op een veldtocht moeten volgen. Speciale eenheden |
Routiers In de 14de eeuw verschijnen de huurlingen, de alom gehate 'routiers'. Zij bestaan uit mensen uit de overbevolkte steden van Vlaanderen, Brabant, Rijnstreek, Noord-Italië, Baskenland, Gascogne en Aragon. Zij hebben zich buiten de orde van de maatschappij geplaatst en trekken in wilde hordes door Europa, vechtend voor de hoogste bieder. Als ze geen dienstverband hebben of de soldij niet uitbetaald wordt plunderen ze nietsontziend het platteland. Zolang er oorlog is hebben de heren behoefte aan dergelijke bendes huurlingen die land noch huis bezitten. En overal waar oorlog is zijn ze te vinden, ingehuurd of niet ingehuurd. Deze mensen hebben niets meer behalve het samenzijn van hun groep. |
|
Deze bendes worden echter niet alleen door het platteland gevreesd. In 1171 besluiten Friedrich I Barbarossa en Lodewijk VII van Frankrijk om geen huurlingen meer in het reguliere leger toe te laten, noch mogen dergelijke bendes zich ophouden tussen de Rijn, de Alpen en Parijs. Tegelijkertijd spannen andere heren samen om dergelijke bendes van hun land te verdrijven of af te slachten. Hoe gehaat ze ook zijn hun leiders rijzen soms tot grote hoogte. Zo wordt bijvoorbeeld de huurlingenkapitein Mercadier de legerleider van de Engelse koning Richard Leeuwenhart. De 100-Jarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk veroorzaakt nog meer thuisloze mannen, die niets beters meer hebben dan hun wapenkracht te verhuren. |
De kracht van het leger Bekend is dat het aantal ridders vanwege de kosten beperkt zal zijn, terwijl het voetvolk wordt ingeperkt door de achterblijvers die het werk op de boerderij moeten doen. Zo komt men tot de conclusie dat een middeleeuws leger bestaat uit honderden manschappen. Zo blijkt dat de grootste legers voor de kruistochten tot 1125 bestaan uit 1200 ridders en en 9000 voetsoldaten. Vaker komen legers van 900 ridders en 2000-3000 voetsoldaten voor, soms slechts 200 ridders. En dan te bedenken dat dit grote operaties zijn. Duidelijk is dat zelfs de grote koningen van Engeland, Frankrijk en het Roomse Rijk zeer zelden uit meer dan 10.000 mensen bestaat. Voor lokale heren zoals de graaf van Gelre zal 500 man al een behoorlijk aantal zijn geweest. In latere tijden onder de hertog van Gelre zal 5000 man beter kloppen. |
Slachtoffers rechts: een gevangene wordt afgevoerd (1415)
|
![]() |
In de tweede plaats zijn gevangen genomen ridders gedurende de gehele Middeleeuwen een fortuin aan losgeld waard. Vitalis zegt hierover dat 'men meer genegen is om onder de vluchtelingen gevangenen te maken dan slachtoffers' en dat men dat doet 'uit angst voor de toorn voor God en uit wapenbroederschap'. Deze motieven spelen misschien ook een rol, maar iedere ridder weet dat een levende gevangene vanwege het losgeld veel meer waard is dan een dode vijand. Onder de minder bewapende voetsoldaten zullen de klappen harder zijn aangekomen. Er zijn verhalen dat zij aan het eind van een slag massaal omgebracht worden, maar dit zal niet vaak zijn voorgekomen. Onze Vitalis weet te melden dat in de Slag van Tinchebrai (1106) bij de eerste aanval van koninklijke ridders er 225 (zeldzaam precies) rebelse infanteristen het loodje leggen. |
Tactiek in de strijd Middeleeuwse legers zijn wel degelijk in staat om dergelijke plannen en tactieken uit te voeren. Maar niet iedere aanvoerder en ieder leger beschikt over deze capaciteiten. Maar nagedacht wordt er uiteraard wel, want een (christelijk) mensenleven zet men niet lichtvaardig op het spel hoe gerechtvaardigd de strijd ook is. Bovendien zijn ernog economische bedenkingen die men bij het inzetten van ridders moet hebben. De uitrusting en training kosten handenvol geld. In een gemengd leger vormen de nationale eenheden veelal de basis. Een slagorde die men in een oorlog aanneemt is o.a. twee vleugels en een reserve, drie slagordes bij elkaar. De kwetsbaarheid van de paarden in de strijd is de aanvoerders van de troepen niet onbekend. Zij gebruiken daarom hun boogschutters en lansiers vooral om de paarden van de eigen ridders te beschermen en andermans paarden schade toe te brengen. In het gevecht gaan de boogschutters voor de ridders uit en brengen de vijand zoveel mogelijk schade toe. Zij blijven echter zo dicht mogelijk bij de lichte ruiterij om snel in hun bescherming te kunnen worden opgenomen. Voetvolk bewapend met zwaarden en pieken neemt de rol van de voorhoede op zich als er zich hindernissen opdoemen die de ruiterij tegen kunnen houden.De ridders trekken voorwaarts op hun paarden en schenken weinig aandacht aan een rechte aanvalslinie. Zij rijden langzaam in de richting van de vijand, die eveneens langzaam dichterbij komt. Op ons zal dit zijn overgekomen als een vertraagde film. Uiteindelijk mondt dit uit in een gevecht van man tegen man. |
Slechts zelden komt het in de Middeleeuwen tot een veldslag. Het risico op een gevangenname is daarvoor te groot. Het is geen wonder dat de oorlog zich tot de 14de eeuw beperkt tot de belegering van kastelen. Dit ligt uiteraard ook aan de aard van het middeleeuwse leger.
Opgericht op feodale grondslagen doen de soldaten slechts kort dienst. Zij kunnen niet voltijds soldaat zijn, want er wacht ook werk op de boerderij. Betaalde krachten, hetzij professionele ridders hetzij huurlingen, kosten een klein fortuin om in te huren en te onderhouden. De heren zijn onwillig om hun leger de oorlog in te sturen. Daarbij komt nog dat bijna geen enkele veldslag beslissend is. Dit komt door de rol van het kasteel als versterkte plaats. Zij is de sleutel tot het land en dient veroverd te worden. |
![]() |
Een bestand De rooftocht "De tocht begint. Voorop gaan de verkenners en de brandstichters. Na hen komen de plunderaars wiens werk het is om wat overblijft te verzamelen en te vervoeren op de grote platte karren. Snel heerst er een groot tumult. De boeren, die uit de velden komen rennen, keren terug en schreeuwen luid. De herders brengen snel hun kudde bijeen en proberen de bossen in te vluchten in de hoop hun kudde te redden. De brandstichters zetten de stad in brand en de plunderaars plunderen het. De angstige inwoners worden verbrand of worden afgevoerd met hun handen bijeen gebonden om als gijzelaars te dienen. Overal beieren de klokken hun alarm, angst zwiept over het land. Overal waar men kijkt zie men helmen glinsteren in de zon, vlaggen wapperen in de wind, overal vertrappen paarden de grond. Geld, vee, ezels en schapen worden meegenomen. Rook stijgt op en de vlammen knisperen." |
De rooftocht is de brutaalste aanval en de doeltreffendste manier om de druk op een vijand enorm op te voeren en hem zwakker te maken. Het is, zeker in De Graafschap met zijn beperkte economische middelen, even belangrijk als de veldslag en de belegering. Als de economische druk een ridder te groot wordt, door verminderde landopbrengst, ontvolking als gevolg van ziekte of om een andere reden, acht hij het niet beneden zijn stand om reizende kooplieden te overvallen, steden van hun vee te beroven of andere streken van laag allooi uit te halen. | ![]() |
De feodale opperklasse van ridders en edelen, geboren en opgevoed om oorlog te voeren in een maatschappij waarin vooral de macht van de sterkste geldt, weten dus wel degelijk waar ze mee bezig zijn. De oorlogvoering is in het feodale tijdperk een krijgsbedrijf geworden, waarin financiën en economie ook als wapens worden gebruikt. En ze proberen het zo goed mogelijk te doen, want hun voortbestaan hangt er vanaf. En ook het voortbestaan van familie, verwanten, vrienden en horigen. Geen taak om lichtvaardig op te pakken. Oorlog voert men in de Middeleeuwen efficiënt, gedisciplineerd en vaak zo brutaal mogelijk uit. De ridder en het kasteel spelen een dominante rol in de middeleeuwse oorlogvoering en er zijn bewijzen van een soort oorlogscode, die zowel bekend is als wordt nageleefd. |
laatst bijgewerkt: 03-12-03 |