5086 |
Hand- en schietwapens |
Een betrekkelijk groot aantal termen van uitrustingsstukken is in vele talen overgeleverd, maar helaas zijn er onder die termen enkele die bij de huidige historicus geen enkele voorstelling oproepen. Bijvoorbeeld de alom in de bronnen genoemde goedendag van de voetknechten bestaat geen zekerheid. Men weet eigenlijk niet welke van de gevonden slag- of stootwapens die naam mag dragen. |
Wat betreft de defensieve bewapening ligt de zaak nog wat moeilijker, omdat in onze militaire en andere musea dergelijke wapenen uit deze tijd ontbreken. In de Middeleeuwen streefde de ridder, en na verloop van tijd ook de gewone soldaat, naar een zo groot mogelijke bepantsering van het lichaam. Dit moest hem bescherming bieden tegen de diverse slag- en steekwapens van divers pluimage. Daarnaast wilde hij ook nog wendbaar in het zadel kunnen manoeuvreren en op de grond strijd kunnen leveren. |
Het was voor hem dus zoeken naar het optimum van bescherming en beweeglijkheid. De wapenrusting moest sterk zijn en makkelijk draagbaar. Daar de aanvalswapens steeds vervaarlijker en krachtiger werden moet de bepantsering mee in deze wedloop en vice versa. Vandaar dat deze in de loop van de Middeleeuwen geregeld van materiaal en constructie veranderd. Het zwaard De hellebaard Onder stokwapens verstaat men de op lange houten stokken of schachten gemonteerde wapens, welke men voor houwen, steken of beide gebruikt. Het bekendste stokwapen is de hellebaard. Het is een in hoofdzaak tot houwen bestemd stokwapen. Echter in de 13de eeuw streeft men naar een gecombineerd houw- en stootwapen. Aanvankelijk is de strijdbijl, de scramasax, nog in de hellebaard te herkennen. In de 14de eeuw heeft men een sterke haak aan de rugzijde geplaatst die er onder andere voor dient om ruiters van hun paard te trekken of hun wapenrustingen te doorboren. Dat de hellebaard een verschrikkelijk wapen is blijkt wel uit beschrijvingen die melden dat "ros unde man diu beide" worden doorklieft. De wonden van dit wapen moeten inderdaad vreselijk zijn geweest. |
![]() |
Goedendag Een belangrijk stokwapen is de 'godendac'. De goedendag wordt reeds vroeg beschouwd als een woordspeling. Waarschijnlijk moet men het lezen als "goden dac", oftewel een dolk van goede kwaliteit. Vergelijk het Engelse "dagger". De goedendag is een dolk van goede kwaliteit met sterke drie of vierkante kling, gemonteerd op een houten schacht. Het is dus een eenvoudig, maar doeltreffend, stokwapen. Het wordt voornamelijk door boeren gebruikt. |
De morgenster Als slagwapen heeft men nog beschikking over de morgenster. Dit wapen dat vaak wordt verward met de goedendag bestaat uit een houten schacht met een verdikt en met scherpe ijzeren punten beslagen uiteinde. Het is een slagwapen en zijn doelmatigheid wordt bepaald door zijn gewicht en het aantal scherpe punten. |
Pijl en boog Onder de bogen die gedurende het grootste gedeelte van de Middeleeuwen in Europa worden gebruikt kunnen we twee typen onderscheiden. Het eerste type is de korte boog van 90 tot 100 cm lengte, die zowel door voetsoldaten als ruiters wordt gehanteerd. Het tweede type, de lange handboog kon door zijn grote lengte van 160 tot 170 cm uitsluitend door voetsoldaten worden gebruikt. De lange boog schoot verder dan de korte. Op een afstand van ca. 90 m waren zijn pijlen met stalen punten dodelijk. |
De kruisboog Uit de gewone handboog ontwikkelt zich al in de klassieke oudheid het eerste mechanische handwapen, de kruisboog. Wat er in het begin van de Middeleeuwen met dit wapen gebeurd is onbekend, maar in 1139 verbiedt de kerk het gebruik ervan in oorlogen tussen christenen. Niettemin is de kruisboog wijd verspreid in Zuid- en Oost-Europa en de meestal zijn kruisboogschutters huurlingen uit deze contreien. Vanaf de 13de eeuw komen ze ook uit Vlaanderen en Frankrijk. |
![]() |
Er bestaan diverse types van de kruisboog. De bekendste is de 'tweevoeter'. Het spannen van de hoornen boog gebeurd met behulp van de spanhaak (een soort stijgbeugel), die aan een gordel om het middel van de kruisboogschutter hangt. Men spant de kruisboog hiermee door zowel het bovenlichaam als de gebogen benen in de stijgbeugel met kracht te strekken. Hoewel men hiermee slechts één tot twee schoten per minuut kan lossen is het door zijn zwaardere pijlen en de grotere schotsafstand een doelmatiger wapen dan de handboog. Het vak van kruisboogschutter is veeleisend en vergt veel vaardigheid, maar daar staat tegenover dat de soldij navenant is. Zij verdienen in de 12de eeuw ongeveer 2/3 van wat een ridder verdiend. Bovendien wordt zijn kruisboog door de werkgever gerepareerd en worden pijlen gratis verschaft. De versterkingen van de wapenrustingen met ijzeren platen is waarschijnlijk ook het gevolg geweest van het toenemende gebruik van kruisbogen. Wegens de geluidloosheid, grote schotsafstand en doorslagkracht wordt het door de ridders als een onridderlijk wapen beschouwd. Al bekwamen enkele heren zich wel in het schieten er mee. Wanneer men de op grote afstand nog dodelijke uitwerking van dit wapen in overweging neemt kan men deze afkeer voor de kruisboog gemakkelijk verklaren. Overigens bleven de handboog en de kruisboog naast elkaar bestaan, omdat beide hun voor en nadelen hebben. Zo is de kruisboog bijvoorbeeld accurater en dodelijker. De kruisboog heeft een groter bereik, maar een lagere vuursnelheid dan de handboog. Kruisbogen zijn echter veel duurder om te maken. Bovendien zijn de handbogen onder slechte weersomstandigheden betrouwbaarder dan de houten kruisbogen. Veel middeleeuwse legers telden zowel korpsen handboogschutters als kruisboogschutters.
laatst bijgewerkt: 02-10-03 |