6301 Rome (1200 - 1400)
In de veertiende eeuw was Rome nog een middeleeuwse stad. Zolang de pausen in Avignon verbleven (1305-1377), werd drie vierde van de ruimte binnen de Aureliaanse muur gebruikt voor landbouw! De inwoners van Rome, geteisterd door malaria en door armoe gekweld, leefden zoals hun voorouders twintig eeuwen vroeger in lemen hutten en lesten hun dorst met water uit de Tiber. Er waren in 1377, het jaar dat Gregorius XI (1371-1378) uit Avignon naar Rome kwam, nog zo'n 17.000 inwoners. Wijnranken en olijfbomen groeiden in het keizerlijk paleis op de Palatijn; koeien graasden op het Forum Romanum dat daardoor de bucolische naam Campo Vaccino had gekregen; geiten stoeiden op de Capitolijn die dan ook Monte Caprino heette.

De antieke monumenten die nog overeind stonden, waren in de Middeleeuwen aangepast tot ze echte forten waren en werden bewoond door rivaliserende adellijke families. De Orsini hadden zich verschanst in het theater van Pompeius. De Savelli hadden de Pierleoni verdreven uit het theater van Marcellus

De Colonna leefden in de buurt van het forum van Trajanus op de Quirinalis en gebruikten het mausoleum van Augustus en de heuvel van Montecitorio als forten. De Mellini en de Sanguigni heersten nabij het stadion van Domitianus. De Crescenzi en de Sinibaldi heersten nabij het Pantheon. De Frangipani beheersten de zuidelijke helft van de Palatijn (het centrum was het Septizodium), met twee forten: een eerste bij de boog van Janus op het Forum Boarium, een tweede bij de boog van Titus en die van Constantijn. De Torre delle Milizie was achtereenvolgens het symbool van de macht van de Pandolfi, de Annibaldi en de Caetani. Rome bezat in de Middeleeuwen honderden dergelijke torens, alle gebouwd als uitkijkposten en als machtssymbolen van de machtige families; het Toscaanse stadje San Gimignano kan nog een indruk geven van wat Rome toen moet geweest zijn.

Cola di Rienzo (1314-1354)

De situatie in Rome was niet erg rooskleurig. De paus zat sinds 1305 in het Franse Avignon, ver weg van het geruzie van de Romeinse edelen die de stad tot één gigantisch fort hadden omgebouwd. In Rome hadden rovers en moordenaars vrij spel. 'Overal heersten losbandigheid en boosheid, nergens recht, nergens gezag', zegt het levensverhaal van Cola di Rienzo (1314-1354) die droomde van een herstel van de vergane glorie van Rome. Hij leerde zichzelf Latijn en raakte gaandeweg in de ban van de Romeinse oudheden en van de oude glorie. Thuis koesterde hij zijn verzameling antiquiteiten, op straat ontpopte hij zich weldra als een meeslepend redenaar, die steeds maar weer wees op de trots van toen en de vernedering van nu.  

Op 29-jarige leeftijd werd Cola di Rienzo opgenomen in een gezantschap dat moest aankloppen bij de paus in Avignon.Veel haalde dat bezoek niet uit, maar de problemen die hij in Avignon meemaakte brachten hem geïnspireerd in Rome terug. Hij riep zijn medeburgers op met hem een nieuwe staat te beginnen, een 'buono stato', een goede staat. In de nacht van 9 mei 1347 woonde Cola di Rienzo een aantal missen bij en rukte aldus gesterkt met zijn aanhangers op naar het Capitool. Daar kondigde hij de stichting van de Nieuwe Staat af. Een nieuwe tijdrekening begon (' het jaar 1 van de Bevrijde Republiek') en Cola di Rienzo werd de nieuwe leider. Hij mat zich een reeks ronkende titels aan: 'Nicolaus Laurentii, Romeins Consul, eerste tribuun van weduwen, wezen en armen, bevrijder van de Romeinse Republiek.'  Cola schreef met een zilveren pen en kleedde zich in buitensporige gewaden , ‘een harnas onder een Duitse cape en een wangenmuts van het fijnste witte linnen, waarop een witte hoed met een rand vol gouden kroontjes.'

Met behulp van een eigen leger maakte Cola di Rienzo een einde aan de onrust in de stad. Van de adel eiste hij onvoorwaardelijke trouw. In de stad werd geen misdaad getolereerd :  ‘Toen begonnen de bossen zich te verheugen', schrijft zijn biograaf, 'omdat zich geen rovers meer in hen bevonden. Toen begonnen de ossen te ploegen, toen begonnen de pelgrims hun ommegangen langs de heilige plaatsen en de kooplieden stuurden hun reizigers weer uit.' Cola di Rienzo regeerde met alle denkbare pracht en praal. Hij reed op een wit paard door de stad, omstuwd door acrobaten, muzikanten en bedienden die geld onder de menigte uitwierpen. Zijn politieke ideaal was één Italië onder leiding van Rome. Om dat te verwezenlijken riep hij de vorsten van Italië in augustus 1347 bijeen. Tijdens een immens feest bij het Lateraans Paleis, bij welke gelegenheid wijn en water stroomden uit de neusgaten van het paard van Marcus Aurelius, liet Cola zich huldigen als de Grote Leider van het nieuwe Italië. Hij was toen 33 jaar oud en de vergelijking lag ook voor hem voor de hand.

Het kostte allemaal wel een hoop geld. Soldij voor zijn leger en de kosten van zijn hofhouding joegen de belastingen omhoog en het volk ging morren. De eerste opstand, in december 1347, was meteen raak. Cola di Rienzo werd verdreven en hij begon aan een lange zwerftocht die hem leidde langs kluizenaars in de Abruzzen, het hof van Karel IV in Praag en de pauselijke verblijven in Avignon. Als afgezant van Paus Innocentius VI keerde hij op 1 augustus 1354 terug in Rome. De Romeinen waren hem nog niet vergeten: 'bij zijn binnenkomst werd hij toegejuicht als Christus door de Joden, toen die op een Jeruzalem binnenreed.'  Hij was wat dikker geworden, maar zijn politieke ideaal was nog even sterk. De Romeinen wilden het nog wel een keer proberen.

Opnieuw herstelde Cola di Rienzo de rust in de stad. Maar opnieuw bezorgden de onvermijdelijk hoge belastingen hem een slechte naam. Dit keer duurde het Nieuwe Rijk welgeteld drie maanden. Op 8 oktober maakte een opstand een eind aan zijn idealen en aan zijn leven. De opstand kwam, vertelt zijn biograaf, op een ochtend nadat hij zijn gezicht had gewassen in Griekse wijn. Toen hij zijn verfriste neus buiten het raam stak, zag hij de woedende menigte aan de voet van het Capitool, schreeuwend om zijn schoongewassen hoofd. De moed zonk hem in de schoenen. Vermomd dook hij onder in de menigte, maar hij werd herkend aan zijn armbanden en ringen. Daar stond hij dan: 'Zijn baard afgeschoren, zijn gezicht zwart gemaakt als van een bakker. In zijn groenzijden wambuis, met vergulde reukflesjes en purperen baronnenkousen, de armen gevouwen. In de stilte die viel bewoog hij zijn gezicht en keek van de een naar de ander. Toen ze eindelijk op hem insloegen, was hij onmiddellijk dood.’ Cola werd de nieuwe trap voor de S. Maria d’Aracoeli afgesleept en aan zijn voeten opgehangen. Drie dagen hing hij voor iedereen te kijk en toen werd hij verbrand bij het Mausoleum van Augustus. ‘Omdat hij vet was, brandde hij geweldig en viel hij tot as uiteen. Er bleef geen spoor van hem over.’

Gregorius Xl (1370-1378)  

In 1377 verwoestte John Hawkwood, een condottiere van Engelse afkomst, met zijn leger Bretonse huurlingen in zijn naam de stad Cesena aan de Adriatische Zee, die tegen hem in opstand was gekomen. Duizenden Cesenati werden op brute wijze afgeslacht. Ondanks de druk van de Franse koning en de kardinalen besloot  Gregorius Xl terug te keren naar Rome, waar hij niet zijn intrek nam in het Vaticaans paleis, daar de voormalige residentie van de pausen van Rome, het Paleis van Lateranen (naast de basiliek San Giovanni in Laterano) in 1308 door een brand verwoest was. Het Vaticaans paleis waarin Gregorius Xl zijn intrek nam was een kasteel van twee verdiepingen dat in 1277 was gebouwd door paus Nicolaas III en stond naast de meer dan 1000 jaar oude Sint-Pietersbasiliek, die in het begin van de vierde eeuw gebouwd werd door keizer Constantijn de Grote (313-337) op de graftombe van de apostel Petrus. Geprobeerd werd de oude basiliek, die op instorten stond, te restaureren, maar in de zestiende eeuw werd de kerk gesloopt en vervangen door de huidige Sint-Pietersbasiliek, waarvan de eerste steen zou worden gelegd op 18 april 1506, door paus Julius II

Rechts: De basiliek San Giovanni in Laterano werd gesticht door Constantijn de Grote. Vroeger zetelde de Paus in deze basiliek maar deze functie werd in de middeleeuwen overgenomen door de Sint-Pietersbasiliek in Vaticaanstad. 

Toen Gregorius Xl in 1378 overleed, kwam het Romeinse volk op straat en eiste dat er eindelijk weer eens een Romein of op zijn minst een Italiaan tot paus zou worden verkozen. De Italiaanse kardinalen waren echter stuk voor stuk veel te oud om nog in aanmerking te komen. Geconfronteerd met het ronduit agressieve volk besloten de radeloze kardinalen uiteindelijk, na een turbulent conclaaf van drie maanden, voor iemand buiten hun kring kiezen. Hun keuze viel op de zachtmoedige, onopvallende en gemakkelijk te beïnvloeden Bartolomeo Prignano, de laatste niet-kardinaal die tot paus Urbanus Vl werd gekozen. 

Urbanus Vl (1378 - 1389)

Urbanus VI, werd geboren in 1318 in Napels. In 1363 werd hij aartsbisschop van Acerenza, en daarna (1377) aartsbisschop van Bari en cancellarius van paus Gregorius XI. Eenmaal op de troon, verheven boven de adellijke kardinalen die hem vroeger nooit hadden zien staan, ontpopte Urbanus VI zich al snel tot een kwaadaardige tiran die als een razende tekeer ging en niet voor lijfstraffen terugschrok. De overwegend Franse kardinalen, dodelijk geschrokken, zetten nu een catastrofale ketting van gebeurtenissen in gang door hun toevlucht te nemen tot een drastische en ongehoorde ingreep: ze verklaarden dat ze door het Romeinse volk onder zware druk waren gezet en daardoor een verkeerde beslissing hadden genomen, en trokken openlijk de geldigheid van Urbanus' verkiezing - en dus hun eigen handelingen - in twijfel, en kozen nog datzelfde jaar 1378 een tegenpaus, Clemens VII. Deze vertrok onmiddellijk met zijn volgelingen naar Avignon, de wereld berichtend dat hij de enige echte paus was. Urbanus VI wist zich echter te handhaven. De Christelijke wereld werd nu gedwongen te kiezen. Frankrijk, Spanje en Portugal schaarden zich achter Clemens Vll; Italië, het Duitse Rijk, Vlaanderen en Engeland achter Urbanus VI. Door deze situatie ontstond het Westers Schisma. Na zijn dood in 1389 werd Urbanus Vl opgevolgd door Bonifatius lX.

Rechts: Urbanus Vl Grabado del Siglo XVII

Bonifatius lX (1389- 1404) 

Gedurende het eerste deel van zijn pontificaat resideerde de tegenpaus Clemens VII (1378–94) in Avignon onder bescherming van de Franse koning Karel V. Hij stierf in 1404 na een korte ziekte.

Rechts: Bonifatius lX  

Clemens Vll (1378 -1394) (tegenpaus)

Clemens Vll (zijn echte naam was Robert van Genève) was een zoon van graaf Amadeus III van Genève en van Mathildis van Auvergne. In 1361 werd hij bisschop van Terwaan, in 1368 aartsbisschop van Kamerijk en in 1371 kardinaal. Onder paus Gregorius XI maakte hij zich met het bloedbad van Cesena in 1377 berucht door zijn optreden als pauselijk legaat in Italië.

Hij werd in 1392 graaf van Genève, toen zijn kinderloos overleden broer Peter overleed. In het conclaaf van 8 april  koos hij mede voor paus  Urbanus VI, maar vijf maanden later verklaarden de niet-Italiaanse kardinalen hun keuze voor ongeldig: Op 20 september 1378 kozen zij Robert tot paus als Clemens VII (niet te verwarren met de andere paus Clemens VII). Na een mislukte aanval op Rome vestigde hij zich te Avignon, waar hij zich gesteund wist door Karel V (1364 - 1380) van Frankrijk, met wie hij verwant was. Serieuze pogingen tot beëindiging van het schisma ondernam hij evenmin als Urbanus. Clemens Vll was zeer begaafd, maar zijn bedenkelijke financiële praktijken, nodig voor zijn royale levensstijl, bezorgden hem vele vijanden. Na Clemens' dood wilde men het schisma wel beëindigen, maar niet eenzijdig. Daarom kozen Clemens' kardinalen Pedro de Luna (Benedictus XIII) als opvolger, nadat deze had verklaard steeds bereid te zijn af te treden als Urbanus VI dat ook zou doen. De Luna zou zich echter tot aan zijn dood aan zijn ambt vastklampen.

Rechts: Clemens Vll

Benedictus Xlll (1394 -1409 en 1417) (tegenpaus)

Benedictus XIII werd in 1327 geboren in Aragon. Zijn eigenlijke naam was Pedro de Luna. Hij werd bisschop en later kardinaal in Rome. Als kardinaal steunde hij aanvankelijk de verkiezing van paus Urbanus VI om later de kant van tegenpaus Clemens VIII te kiezen. Door de invloed van Pedro de Luna koos Aragón voor de paus te Avignon. De Luna werd na Clemens' dood gekozen als diens opvolger, waarbij hij de naam Benedictus XIII aannam. Voor het conclaaf zei hij dat hij even gemakkelijk zou aftreden als zijn hoed afzetten. Toen hij echter daadwerkelijk tot paus werd gekozen weigerde hij af te treden, hoewel hij zei dat hij voorstander voor de hereniging van de Kerk. Tijdens de concilies van Pisa (1409) en Konstanz (1414-1418), wilde Benedictus van geen compromis weten om tot een einde van het schisma te komen, waardoor zijn steun steeds verder afkalfde. Nadat hij in 1417 op het concilie van Konstanz werd afgezet, leefde hij tot zijn dood in 1423 in een fort nabij Valencia in de overtuiging dat hij de rechtmatige paus was. Tot zijn dood bleef hij erkend door Schotland en Spanje.

Rome (1400 - 1431)

Gemaakt: 30-05-05; laatst bijgewerkt: 22-09-10

colofon