5304 | Italië (1002 - 1100) |
![]() |
Het gebied van de huidige regio's Campanië en Basilicata werd ingenomen door de Longobardische vorstendommem Capua, Salerno en Benevento, officieel leengoederen van het Rooms Duitse Rijk. De steden Napels, Sorrento, Amalfi en Gaeta waren Byzantijns maar gedroegen zich als zelfstandige stadstaatjes. Apulië en Calabrië waren weer stevig in Byzantijnse handen, al streefden ook daar de grote steden naar onafhankelijkheid. Sicilië tenslotte was volledig in handen van de Arabieren. De voortdurende gevechten tussen deze bevolkingsgroepen boden vechtersbazen grote kansen voor een militaire carrière. Zo vocht een groep Noormannen aan de kant van Napels tegen Capua. Als beloning daarvoor ontving hun aanvoerder in 1029 een klein graafschapje, Aversa, even ten noorden van Napels. Vanaf dat moment hadden de Noormannen 'eigen' territorium in Zuid-Italië (z. Noormannen in Zuid-Italië)
De Duitse koningen richtten hun politiek op een herstel van het Romeinse rijk (renovatio imperii Romani) - waarvan zijzelf keizer wilden zijn - en dus op Italië en Rome. Terwijl Karel de Grote in zijn lange regeerperiode maar driemaal kort in Italië was, verbleef Otto de Grote er de meeste van zijn laatste regeringsjaren. |
![]() |
De Dom (Suomo Santa Maria) van Pisa. De bouw begon in 1064. Los van de Dom staan het baptisterium en de klokkentoren, de beroemde Toren van Pisa. Het economisch en sociaal herstel zette door. Pisa was in Toscane de eerste stad die tekenen van herstel toonde. De eerste dom werd in 1064 gebouwd. Pisa was toen een van de vier maritieme republieken van Italië, samen met Venetië, Genua en Amalfi. Textielindustrie en geldhandel kwamen met name in Florence en Siena tot ontwikkeling. De stedelijke burgerij streefde naar stadsbestuur en wilde dus onafhankelijk zijn van keizer en kerk. Gemaakt: 20-06-04; laatst gewijzigd 19-02-08 |