71

Het einde van het tijdperk der Dinosauriërs
(65 - 64 miljoen jaar geleden) - vervolg

De komeetinslag

Na de koudeperiode brak er een lange warme periode aan. De inslag, de branden en al het rottende materiaal veroorzaakten een enorm overschot aan CO2 in de atmosfeer, waardoor er een sterk broeikaseffect ontstond. Het is overal op aarde zeker zo'n tien graden warmer geweest dan normaal. Dat heeft een paar duizend jaar geduurd. De wereldwijde afkoeling en klimaatsverandering, wijziging in de zonnestraling en in de hoeveelheid ultraviolette straling, de opkomst van de bloemplanten vanaf ± 100 miljoen jaar geleden, verminderde levensvatbaarheid en te dunne eierschalen worden - alleen of gecombineerd - worden als oorzaken voor het uitsterven van de laatste nog levende soorten dinosauriërs genoemd. Slechts een paar dinosauriërsoorten hadden zich staande weten te houden. 

De dinosauriërs stierven echter niet direct uit na de komeetinslag. De milieuramp die het gevolg was van de inslag had wereldwijde effecten en hebben "mogelijk op termijn bijgedragen aan het uitsterven van deze dieren". Dit blijkt uit een onderzoek door Chinese en Japanse onderzoekers van de eieren die diverse soorten dinosauriërs na de grote inslag legden. de onderzochte eieren zijn afkomstig uit twee vindplaatsen in de provincie Guangdong (Zuid-China). De aardlagen waarin zij werden gevonden zijn goed met pollen (stuifmeelkorrels) gedateerd en omspannen een periode van voor de grens tussen Krijt en Kwartair (K/T-grens) en een lange tijd erna. Welke dinosauriërs de eieren legden, is niet bekend, maar het gaat in de ene vindplaats om elf soorten, in de andere om twaalf. Van die soorten stierven er zes, respectievelijk zeven relatief zeldzame soorten uit op de K/T-grens. de overige vijf soorten overleefden de inslag en stierven later uit, de een na de ander; voor de langst doorlevende soort was dat ongeveer 250.000 jaar na de inslag. Deze bevinding maakt een definitief einde aan de suggestie dat alle dinosauriërs wereldwijd bij (of zeer kort) na de inslag zijn uitgestorven. Dat betekent ook dat de achterliggende oorzaak een nieuwe verklaring moet zijn dan tot nu toe werd aangenomen. De onderzoekers geven een nieuwe verklaring voor het uitsterven, op basis van hun onderzoek naar de eieren. het blijkt dat de eierschalen uit niveaus van omstreeks de K/T-grens een 19-28 maal zo hoge concentratie aan het metaal iridium (afkomstig van het ingeslagen hemellichaam) bevatten dan het "achtergrondniveau" (de dieren moeten het iridium via de voedselketen hebben binnengekregen). Opvallend is echter dat die verhoogde concentratie niet eenmalig (op de K/T-grens) is, maar dat er minstens zes perioden waren, van duidelijk voor de grens tot duidelijk erna. dat zou op een serie opeenvolgende inslagen kunnen wijzen. Ook lood en andere elementen komen in hoge concentraties inde eierschalen voor, terwijl andere elementen juist veel minder voorkomen. Deze afwijkende samenstelling gaat gepaard met andere afwijkingen, onder meer in de dikte en structuur van de eierschalen. De onderzoekers vergelijken deze afwijkingen met die in vogeleieren en concluderen dat er sprake moet zijn geweest van een milieu waarin de dinosauriërs op verschillende momenten door de chemisch gewijzigde omstandigheden steeds meer eieren legden die niet meer uitkwamen of waarui geen levensvatbare jongen tevoorschijn kwamen. (NRC; W&O; 21 april 2002; p. 37)

Een aantal diersoorten heeft de ramp overleefd. Dat zijn de soorten waaruit alles wat nu leeft, is voortgekomen. Er wordt wel eens gedacht dat alleen de dinosauriërs het loodje hebben gelegd door de komeetinslag en dat de zoogdieren hun plaats hebben ingenomen. Maar in werkelijkheid kwam de klap voor de zoogdieren net zo hard aan. Slechts tien procent van de zoogdiersoorten heeft het overleefd. Van de buideldieren die in Noord-Amerika leefden, bijvoorbeeld, is niets overgebleven. Voor alle landdieren gold: wie groot was, redde het niet. Alleen kleine dieren die zich konden terugtrekken in holletjes en die een gevarieerd dieet hadden, wisten de ramp te overleven. Specialisten legden het loodje, alleseters hadden een kans. "Om te overleven moest je klein zijn. Zoogdieren pasten in dit profiel. Plotseling bevonden zij zich in een wereld zonder grote carnivoren. Alle remmen gingen los. Binnen 270.000 jaar trad diversificatie op en werden de dieren groter, al werden de meeste zoogdieren vóór het Eoceen, dat ongeveer 57 miljoen jaar geleden begon, niet veel groter dan een varken.

De zoogdieren, die zich beter konden aanpassen aan de toen heersende barre omstandigheden als kou, hitte en droogte, verspreidden zich over de hele wereld. Er ontstonden vele nieuwe soorten zoogdieren, waaronder de Primaten.

De aarde wordt al sinds haar ontstaan door meteorieten en planetoïden getroffen, maar de meeste inslagkraters zijn al lang weer door erosie uitgewist. Toch brengt geologisch onderzoek ieder jaar wel een nieuwe kandidaat-litteken aan het licht. De Canadese Earth Impact Database vermeldt nu (1-6-03) 163 bewezen inslagstructuren. In Europa liggen de meeste op het Baltische schild, een geologisch oud gebied, maar ook in jongere gebieden zijn inslagkraters gevonden. Zo ligt bij Nördlingen, in het zuiden van Duitsland, de 24 kilometer grote Rieskrater. Hij is 15 miljoen jaar oud en nog goed als krater te herkennen. Dat is niet het geval met de vrijwel even grote krater bij Rochechouart, in het zuidwesten van Frankrijk, die 200 miljoen jaar geleden ontstond en nu bijna geheel is verdwenen. In het gebied rond Azuara, een stadje 50 kilometer ten zuiden van de Spaanse stad Zaragoza zijn eveneens twee (mogelijke) inslagkraters gevonden, met een diameter van 35 tot 40 kilometer en dus op één (Siljan in Zweden) na grootste in Europa. De inslagkraters zijn daar echter moeilijk als zodanig te herkennen. "Tijdens deze inslag, door een planetoïde van 1 tot 2 kilometer diameter, moeten de zachte, losse sedimenten zich bijna als een vloeistof hebben gedragen. Zo'n inslag in sedimenten levert minder duidelijke sporen op dan een inslag in kristallijn gesteente", aldus de Duitse geofysicus Kord Ernstson, die in dit gebied onderzoek heeft gedaan. "Bovendien is de inslagkrater inmiddels weer onder een laag jongere sedimenten van honderden meters dikte verdwenen en dus moeilijk te bestuderen." Ook de datering van de structuur is daardoor moeilijk, maar op grond van de opeenvolging van omringende gesteenten komt Ernstson op een ouderdom van ongeveer 40 miljoen jaar, op de grens van het Boven-Eoceen en en het Oligoceen, een overgang die wordt gemarkeerd door het wereldwijd op grote schaal uitsterven van levensvormen. Als deze uitsterving inderdaad met een meteorietinslag samenhangt, zijn daarvoor drie kandidaten: Popigai in Rusland, Chesapaeke in de Verenigde Staten en Azuara in Spanje. Maar om daarover iets te kunnen zeggen zijn nauwkeuriger leeftijden nodig." (NRC, 1-6-'03)

Laatst bijgewerkt: 04-06-03