733 |
Dryopithecinae |
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() |
Tegen het midden van de 19e eeuw werden mensaapachtige fossielen gevonden in Frankrijk. Deze werden ingedeeld bij het geslacht Dryopithecus.
Daarna is veel gelijkend materiaal gevonden in Duitsland, Spanje (Pierolapithecus catalaunicus) en Griekenland uit het Midden-Mioceen (16 - 12 mjg). Tegen het begin van de 20e eeuw werden meer dergelijke fossielen gevonden in Noord-India en Pakistan uit dezelfde periode. Hiervan werd materiaal ingedeeld bij het geslacht Dryopithecus, maar andere exemplaren werden in nieuwe geslachten ondergebracht. Later werd al het fossiele materiaal ingedeeld bij het geslacht Dryopithecinae, genoemd naar de Dryaden uit de mythologie. Er kunnen nu drie á vier typen worden onderscheiden. |
De Dryopithecinae ontstonden ca. 18 mjg. In het Midden-Mioceen (ca. speelden zij een grote rol in Indië en Afrika. Ook kwamen zij in Europa voor. Het waren op vier ledematen lopende apen die kon lopen en springen op de grond en in de bomen, en op beide achterpoten kon staan. Ze hadden echter niet de lange armen die de huidige apen kenmerken. In de tweede helft van het Mioceen verdween Dryopithecus en werd vervangen door vertegenwoordigers die leken op de huidige Apen van de Oude Wereld (Meerkatachtigen, Hondsapen). Deze waren beter aangepast aan het eten van grassen en bladeren dan Dryopithecus, die zich slechts kon voeden met vruchten, jonge scheuten en bessen. |
Dryopithecus heeft door zijn "menselijke" trekken de aandacht getrokken en wordt door sommigen dan ook gezien als een voorouder van de Mensachtigen, de familie primaten die zich van andere apen onderscheiden door hun grotere formaat en het ontbreken van een staart. De Dryopithecus zou volgens deze opvatting de laatste gemeenschappelijke voorouder geweest zijn van de Pongo familie (Ponginae) (Orang-oetang) en de familie Homininae (Gorilla's en Hominini), of daar erg dicht bij in de buurt zitten. |
De Drypithecus gedroeg zich waarschijnlijk zoals de mensapen van nu, slingerend door de bomen op zoek naar vruchten. Zijn snuit was kort en zijn hersens groot vergeleken met kleinere apen. Opmerkelijk is het dat mannetjes en wijfjes ongeveer even groot waren. Gewoonlijk zijn bij primaten de mannetjes veel groter omdat ze onder elkaar vechten voor paarrechten, maar Proconsul lijkt een uitzondering te zijn geweest. | ![]() |
![]() |
De Dryopithecus Africanus, de kleinste soort, was een viervoetige boombewoner. Er zijn te weinig botten opgegraven om te kunnen vaststellen hoe deze dieren zich precies hebben voort bewogen of hoezeer zij gebonden waren aan het leven in de bomen. |
laatst bijgewerkt: 09-04-08 |