611

Grafkamers (dolmen) (ca. 4800 - 1600  v. Chr.)



Tot de megalithische bouwwerken die van ca. 4800 voor Chr. in Noord-West-Europa werden gebouwd, behoren ook de van boven afgesloten bouwsels, die dolmens worden genoemd (tafelstenen). Veel van deze bouwsels met een steenafdekking bevatten beenderresten en verspreide gereedschappen, kommen en versierselen, die eruit zien alsof zij offerandes aan de doden zijn.
In het corridorgraf La Roche aux Fées (Elfenrots) (links) in Bretagne zijn in tegenstelling tot vele andere corridorgraven geen beenderresten gevonden. Het kan zijn dat die door het hoge zuurgehalte van de bodem verteerd zijn, of dat vroegere opgravers ze hebben verwijderd. 
Over het algemeen heeft dan ook de gevolgtrekking gemaakt dat de meeste bouwsels en misschien alle, grafkamers waren, hoewel ze daarnaast ook wel voor andere doeleinden kunnen hebben gediend. 
De dolmens werden vaak door een laag aarde of zand afgedekt, soms ook met stenen tot alleen nog maar een heuveltje zichtbaar was.  In Engeland worden deze barrows genoemd. De grafkamers die met kleine rotsblokken zijn afgedekt heten in Engeland cairns. 
Deze steenheuvels hebben soms werkelijk de afmetingen van een bergje aangenomen. 
De afdekking is later door erosie verminderd en ook wel gebruikt door boeren en bouwers die aarde en grint zochten. Er zijn echter ook grafkamers gevonden, die geen spoor van afdekking vertoonden en dat waarschijnlijk ook nooit hebben gehad. Soms werden de grafkamers uitgehouwen in de rotsen. De grafkamers kunnen worden ingedeeld in drie basistypen: enkelvoudige grafkamer, galerijgraf of lange tombe en ganggraf of corridorgraf.  
Een galerijgraf of lange tombe was in principe een verlengde variant van de enkelvoudige grafkamer. De ter aardebestellingen vonden plaats langs de wanden, die evenwijdig liepen of in een V-vorm.]. Een der omvangrijkste galerijgraven werd blootgelegd bij West Kennet Long Barrow in Wilthire (Zuid-Engeland). 

Vanaf ± 3500 v. Chr. werden ook in het deltagebied van de Rijn en de Maas dergelijke grafkamers gebouwd, hier "hunebedden" genoemd. 

Een corridorgraf bestaat uit een ronde grafkamer en een daarop uitkomende lange gang, die wel 20 m. lang kon zijn, waarin een man niet rechtop kon lopen. De grafkamer zelf was wijder en hoger en opgebouwd uit over elkaar uitstekende stenen, die naar boven toe tot een gewelfde afsluiting kwamen. Soms kwamen er meerdere vertrekken op uit. Het vertrek had iets van een woning en zou een poging kunnen zijn om de gestorvenen een vast onderkomen te verschaffen. Corridorgraven zijn o.m. gevonden langs de rivier de Boyne in Ierland, 50 km ten noorden van Dublin. 
Het grootste grafmonument, Newgrange, onderscheidt zich van de andere heuvels als het schitterendste staaltje van architectuur uit prehistorisch Europa. 

In een corridorgraf op het eiland Gavrinis onder de kust van Bretagne heeft men symbolen uitgebeiteld gevonden die veel lijken op de tekens die bij New Grange zijn gevonden. Op Gravinis krioelen de wanden van de corridor van de spiralen, ellipsen en andere merkwaardige meetkundige motieven. 

Bougon (Deux-Sevres) maakt deel uit van een reeks megalithische begraafplaatsen in West-Frankrijk en is in de jaren veertig van de 19de eeuw door plaatselijke oudheidkundigen ontdekt en gedeeltelijk opgegraven. Het is één van de eerste neolithische locaties in de streek die archeologisch is opgegraven en vanaf 1972 gaat dit systematisch in het kader van langlopend project. Er zijn in totaal acht graftombes (zie foto), 'ganggraven', in vijf grafheuvels op de begraafplaats, die het hele Neolithicum in gebruik zijn geweest. In recente opgravingen zijn studies gemaakt van grond en stuifmeel om te proberen de leefomgeving en regionaal landschap ten tijde van de aanleg te reconstrueren. 
Met C14-datering zijn twee cairns in Bougon gedateerd op ongeveer 3.800 jaar voor Christus. Onderzoek van het aardewerk en het stenen materiaal heeft aangetoond dat de begraafplaats in het late Neolithicum, het hele derde millennium voor Christus, nog gebruikt werd. Megalithische begraafplaatsen zijn door hun uitgebreide stenen constructie essentieel voor archeologen om tot een beter begrip van de West-Europese neolithische culturen te komen.

Toen de Klokbekercultuur vanaf omstreeks 2600 v. Chr. de overhand kreeg, werden de gemeenschapsgraven, zoals corridorgraven en grafkamers geleidelijk vervangen door individuele megalithische graven, waarin kennelijk één afzonderlijke man of vrouw van aanzien ter aarde werd besteld, te midden van kostbare versierselen en gebruiksvoorwerpen (enkelkamergrafcultuur).

In de loop van de Vroege-Bronstijd hield men op met het bouwen van monumentale graftomben en verzamelplaatsen voor erediensten. Zelfs de aanzienlijke doden werden nu ter aarde besteld onder minder pretentieuze damheuvels of in platte graven.

laatst bijgewerkt: 19-09-02