3220 |
De Lage Landen in de 5e eeuw n. Chr. |
![]() |
Klik hier voor het frame van de pagina |
Het westen van de Lage Landen, evenals het rivierengebied, was nog steeds grootdeels onbewoonbaar als gevolg van regelmatig terugkerende overstromingen. Na 400 n.o.j. is er weer sprake van bewoning in het Fries-Groningse kleigebied. Van de Saksische Friezen uit de vijfde eeuw weten we nagenoeg niets. Alleen enige catastrofen uit deze tijd zijn overgeleverd: invasies van Angelsaksen in de late 5e eeuw en niet nader aangeduide overstromingen die het land in die tijd zouden hebben geteisterd. De Friezen waren een volk van boeren en zeevaarders. In hun zelfgebouwde zeeschepen zeilden zij over de rivieren en zeeën om handel te drijven (graan, wol, tin, lood, laken, barnsteen, wijn en wapens). Zij breidden hun machtsgebied uit tot het Zwin en naar het rivierengebied. Omstreeks 425 zou de legendarische Friese koning Finn Folcwalding hebben geleefd. |
![]() |
Het noorden en oosten van de lage landen werd bewoond door de Saksen. In Drenthe is een grafveld uit de 5e eeuw blootgelegd. In één van de graven trof men de resten aan van een vrouw, die in haar graf bijzonder rijke grafgiften had meegekregen: een snoer van barnstenen kralen, een snoer van dunne glaskralen en een in zilver gevatte bevertand. Rond haar middel droeg ze een gordel van grote glaskralen en een paar bronzen sleutels. Aan haar pols droeg ze een bronzen armband. Spelden van verguld ijzer sloten het linnen kleed rond haar schouder. De "Prinses van Zweelo" droeg een overkleed, dat bijeen werd gehouden door een schitterende mantelspeld, versierd met dierenfiguren. |
![]() |
Het gebied rondom Rhenen was waarschijnlijk een belangrijk machtscentrum in die tijd. In de omgeving van de Heimenberg, een grote ringwalbrucht die mogelijk al in de Romeinse IJzertijd werd gebouwd, heeft opvallend veel rijke vondsten opgeleverd, waaronder een votiefoffer van gouden halsringen en ook legenden en historische berichten wijzen in die richting. Het is mogelijk dat de Heimenberg daarin een rol heeft gespeeld. Het is niet onmogelijk dat de Heimenberg dateert uit de IJzertijd, maar omdat er nauwelijks archeologisch onderzoek is verricht blijft dat een speculatie. |
Er zijn ook aanwijzingen dat de walburcht werd gebruikt door Frankische krijgers tijdens de woelige nadagen van het Romeinse Rijk. Zo werd er in 1938 enkele kilometers verderop een goudschat uit de vijfde eeuw ontdekt, bestaande uit massief gouden halsringen in Germaanse stijl. Hoe het ook zij, de Heimenberg was door de eeuwen heen een strategische plaats om vijandelijke bewegingen te overzien. De bewoners van de noordelijke kustgebieden zagen in de vijfde eeuw groepen Angelen en Saksen uit het gebied van de Duitse kust langs de kust trekken. De meeste van deze migranten gingen naar Engeland, maar een onbekend aantal groepjes zagen mogelijkheden in het dunbevolkte kustgebied van Noord-Nederland. Het resultaat was een snelgroeiende bewoning van de oude wierden. Vanuit het noorden roeiden groepen Saksen en Friezen, bestaande uit vrijbuiters en avonturiers de Flevomeren op en vestigden zich op de hoger gelegen gronden in het Gooi en op de Veluwe. Andere groepen zochten hun fortuin aan de kust langs de Noordzee en vestigden zich op de vruchtbare geestgronden achter de duinen, rond de monding van de Oude Rijn en aan de vloedkreken in het Westland. Sporen van Saksische nederzettingen zijn gevonden bij Katwijk en Rijnsburg. Ook de nederzetting Sassenheim (= Woonplaats van de Saksen) ontstond in die tijd. Daar in onze kuststreek het land langs de zee door de later gevormde duinen is onder gestoven, is niet met zekerheid te zeggen, of in het duingebied nog meer Saksische nederzettingen hebben gelegen. Om zich te beschermen tegen vijandelijke aanvallen van andere Germaanse stammen (Angelsaksen), beschermden zij hun nederzettingen met een aarden wal met daarop een houten borstwering. Aan de buitenkant van deze wal werd een diepe droge gracht gegraven. Bij Udel (Gelderland) zijn overblijfselen gevonden van zo'n walburcht (Huneschans). De nieuwe bewoners van de kuststrook kregen het niet gemakkelijk. Vanaf 400 stoof de wind het door de branding opgewoelde zand op tot de "jonge duinen" over de oude duinen heen. Ten noorden van Alkmaar sloeg de zee veel veen weg en voerde tegelijk klei en zand aan. In de Hollandse, Zeeuwse en voor een deel de West-Vlaamse kustgebieden steeg het brakke grondwater en tastte de wortels aan van de bomen. Bij een forse noordwester storm knapten die af. Later vertelden de mensen verhalen over goddeloze reuzen die met hun wouden in één nacht werden verdelgd. In de drassige grond tierde het veenmos welig. Bovenop de oude veenlaag vormde zich een nieuwe. Deze gebieden zouden de eerstkomende 500 jaar onbewoonbaar blijven en veel mensen trokken weg uit de nederzettingen. Door overstromingen en stroomverleggingen werd ook het rivierengebied onbewoonbaar. |
Over de Salische Franken in ons eigen land horen wij niets meer. Vermoedelijk was Toxandrië in geheel of gedeeltelijk door de Franken verlaten. Was het land een woestenij geworden of speelden nieuwe indringers - de Saksen ? - daar de baas ? We weten het niet.
In het gebied tussen ten noorden van de Maas, de streek rondom Nijmegen, de Betuwe en Hamaland werd gezag uitgeoefend door de Ripuarische Franken. Zij waren in de eerste helft van de vierde eeuw voor Chr. tot het Romeinse Rijk toegelaten in ruil voor het bewaken van de grenzen. Deze foederati kregen daarmee een flink deel van de macht in handen. In de eerste helft van de vijfde eeuw moet een begin zijn gemaakt van de verspreiding van het Christendom in omgeving van Maastricht, waar al sinds het begin van de vierde eeuw een kleine christengemeenschap bestond ( |
![]() |
Rond het midden van de vijfde eeuw was het christendom er al zo ingeburgerd dat er zich een bisschop in Maastricht vestigde: Servatius, de "bisschop van Tongeren". Na Servatius, die in 450 overleed, is Maastricht twee en een halve eeuw lang bisschopstad geweest De Romeinse macht, aan de andere kant, werd alleen maar zwakker. In 406 raakte Mainz stevig in Frankische handen, in 459 Keulen en daarmee was de machtsomwenteling in de westelijke provincies (395 - 407) compleet. Nabij het voormalige Romeinse castellum in het centrum van Nijmegen is een grafveldje teruggevonden uit de periode 450-500, waarin men bijzonder zaken heeft aangetroffen: ijzeren bijlen en lanspunten, goudbrokaat en barnsteen (op de ogen van de overledenen gelegd). Deze bijgiften duiden op de binnenkomst van een Frankische elite van elders. De Frankische koning |
laatst bijgewerkt: 22-03-05 |