3261

Treveri / Trier (Augusta Treverorum)

Gallia_Lugdunensis; Germania Superior; Steden in de Middeleeuwen
Treveri

De van oorsprong Germaanse (maar volgens sommigen Gallische) Trevi (of Treveri) bewoonden het gebied rond de huidige stad Trier, vandaar de naam. Bij zijn verovering van Gallia kreeg Julius Caesar steun van de cavalerie van de Trevi: in haar tijd niet de minste van kwaliteit. Na de overwinning van Caesar op de Galliërs betaalden de Trevi een hoge prijs voor hun loyaliteit. Hun grondgebied werd volledig geromaniseerd, wat leidde tot een uittocht van de belangrijkste families van de Trevi naar Germania.

In de Romeinse tijd was Augusta Treverorum (de huidige Duitse stad Trier), de hoofdstad van de provincie Gallia Belgica Prima, een wereldstad waar in de derde en vierde eeuw keizers woonden. "Rome aan de Moezel" werd Trier wel genoemd of ook wel het "Belgische Rome", want Augusta Treverorum was de belangrijkste stad in de Gallische provincie Belgica. Augusta Treverorum betekent niets anders, dan dat de stad door keizer Augustus werd gesticht en wel rond 15 voor Chr. 

Trier ligt aan de Moezel, een zijarm van de Rijn, op een punt waar belangrijke handelsroutes (o.a. die van Lyon naar Keulen) de rivier sneden. In de pre-Romeinse periode oefende het gebied grote aantrekkingskracht uit op kolonisten en op de oever van een zijrivier, de Altbach, ontstond een heiligdom. Maar het was pas de Romeinse militaire aanwezigheid die in Augustus' dagen (27 v. Chr. - 14 n. Chr.) de mogelijkheden van het gebied duidelijk aan het licht bracht. 

Trier werd in de eerste eeuw na Chr. een administratief centrum met een bloeiende handel en nijverheid en vanuit deze stad werden ook de Romeinse troepen bevoorraad.

De Romeinen bouwden in 17 na Chr. een brug over de Moezel. Deze eerste brug was van hout. Rond 200, toen de stad ommuurd werd, werden er grote stenen pijlers in het water gebouwd. De oude Römerbrücke in Trier rust nog altijd op deze oude Romeinse fundamenten. 

De burgernederzetting, die in de buurt ontstond, kreeg de naam Augusta. Onder Claudius (41-54) werd die officieel als colonia aan de eerste keizer gewijd onder de naam Colonia Augusta Treverorum en op die periode gaat ook de stadskern met zijn schaakbordpatroon en de oude brug terug.


Vlak bij de Römerbrücke lag het openbare badhuis, de Barbarathermen, in de tweede eeuw met veel pracht en praal gebouwd, want Augusta Treverorum was een "welvarende stad", aldus een oude kroniek. Van deze thermen is helaas bijna niets overgebleven.

Trier werd al snel ook een belangrijk bestuurscentrum. In de eerste eeuw na Chr. was het al de residentie van de procurator, de keizerlijke magistraat, die verantwoordelijk was voor de financiële organisatie van Gallia Belgica en Germania Inferior en Germania Superior. Van de derde tot laat in de vierde eeuw werd de stad door vele keizers gekozen als residentie.

Rechts: Vanaf de Römerbrücke loopt een brede weg, de Südallee, de stad in.

Links: het Forum

In het laatst van de derde eeuw maakte de stad een nieuwe bloeiperiode door, toen Diocledianus het in 293 tot hoofdstad van de provincie Germania promoveerde.

 

De Porta Nigra of Noordpoort van de stad, was een van de vier stadspoorten in de acht meter hoge en vier meter dikke stadsmuur die tussen 175 en 200 rond Trier werd opgetrokken. Deze kolossale dubbele stadspoort werd nooit voltooid, want in 196 of 197 werd Trier belegerd door de Germanen. De steigers werden snel verwijderd en het bouwwerk overgedragen aan het Romeinse leger. 

Dat alleen deze noordelijke stadspoort bewaard is gebleven en de andere in de loop der jaren zijn verdwenen, heeft te alles maken met het besluit van aartsbisschop Poppo van Babenberg kort na 1035 om de Porta Nigra te veranderen in een kerk, ja zelfs in twee kerken.  De aartsbisschop deed dit ter verering voor de Griekse monnik Simeon die tussen 1028 en 1035 had gewoond in de oostelijke toren van de poort. Het gevolg was dat het Romeinse complex danig werd verbouwd. De Simeonskerk bestond uit twee delen, een boven- en een benedenkerk. Boven zaten de kanunniken van het Simeonsklooster en beneden bad het gewone volk. 

In 286 voerde keizer Diocletianus (284-305) een aantal bestuurlijke hervormingen door, waarbij het Romeinse rijk in twee delen werd gesplitst. Over het westen stelde hij een tweede keizer aan: Maximinianus, die zich vestigde in Milaan. Hij werd bijgestaan door een caesar (onderkeizer) van Gallia en Brittannia: Constantius Chlorus, die zich in 293 in Trier vestigde, van waaruit hij Gallië en Brittannië bestuurde. In 305 werd hij voor een jaar keizer. 

In 306, na het overlijden van Constantius l in Eburacum (York) werd zijn oudste zoon Constantinus (Constantijn) door het leger uitgeroepen als augustus van het westen van het Romeinse Rijk. Deze liet in het begin van de 4e eeuw een nieuw paleis bouwen. In 316 verliet hij echter de stad om acht jaar later in het oosten een nieuwe keizerlijke residentie te stichten: Constantinopolis.

Omdat Trier de 306 hoofdstad was van het Romeinse Rijk moest het een troonzaal hebben. Van Keizer Constantijn moest alles zeer groot zijn, vandaar werd het het grootste gebouw uit de oudheid. De Porta Nigra gaat twee keer in dit gebouw. Het gebouw was dieper uitgehaald (de vloer is verhoogd), in de nis stond de hooggeplaatste troon. De wanden waren allen bekleed met marmer en er was vloerverwarming (marmeren vloer). De nis was versierd met mozaïeken. Na het vertrek van de Romeinen kwam de Basilika in verval en werd voor allerlei doeleinden gebruikt.

Het Romeinse paleis overleefde omdat het, net als de Porta Nigra in gebruik bleef. Het werd de residentie van de aartsbisschoppen van Trier. Die lieten na verloop van tijd het paleis wel verbouwen en uitbreiden met allerlei vleugels, maar er bleef een kern van het oude Romeinse gebouw bestaan. In het midden van de 19e eeuw besloot de koning van Pruisen om de aula van het paleis weer op te bouwen en deze basilica te schenken aan de Lutherse gemeente. Deze basiliek van de Verlosser bestaat nog altijd en is een groot, strak bakstenen gebouw dat dwars staat op het oude, roze barokke paleis van de vroegere aartsbisschoppen en keurvorsten van Trier. Het paleis ligt aan een mooi ruim park. Binnen imponeert het gebouw door zijn enorme afmetingen van de zalen waarin de Romeinse keizers audiëntie verleenden.
Aan het einde van dit park rijzen oude muren op met bogen. Het is de imposante ruïne van de Kaiser Thermen, een tweedelig badhuis, gebouwd in het begin van de vierde eeuw. Het moest zo mooi en groot worden dat het de vergelijking met de badhuizen in Rome kon doorstaan, maar het werd nooit voltooid. Toegankelijk is nog het onderaardse netwerk van gangen en schachten, bedoeld voor de dienaren van het badhuis. Zij moesten er voor zorgen dat de vloer- en heteluchtverwarming goed functioneerden.
Net buiten de stad lag het amfitheater. In dit theater wordt zichtbaar hoe belangrijk en groot het Romeinse Trier moet zijn geweest. Wie door de poort de arena betreedt, voelt zich plotseling klein. Het ovale terrein, waar eens de gladiatoren vochten en gevangenen voor de wilde dieren werden geworpen, is ongeveer 75 meter lang en 50 meter breed. Grote, met gras begroeide wallen omsluiten de arena. Hierop bevonden zich eens de tribunes, waarop rond 20.000 mensen konden zitten. Een smalle trap voert naar beneden, naar de kelders van het amfitheater, waar eens de gladiatoren verbleven. Veel is er niet meer te zien. Het is er duister en er staan plassen water.

De Romeinen bleven bijna 500 jaar in Trier. In 476 werd de stad, die in haar bloeiperiode ruim 80.000 inwoners telde, veroverd door de Franken. Trier raakte in verval. Het aantal inwoners daalde zo sterk dat in de middeleeuwen het zuidelijke deel van de stad werd opgegeven.

rechts: Marstempel

laatst bijgewerkt: 06-06-07

Colofon