| 3012 | Romeinse Rijk (313 - 337 n. Chr.) | 
|  Oostelijke provincies (305 - 313 n. Chr.); Westelijke provincies (305 - 313 n. Chr.) 
 | 
|  | In 313 kreeg de oude droom van de tetrarchie (viermansbewind) nogmaals gestalte toen  Licinius, als opvolger van Galerius het oosten en  Constantinus (Constantijn) het westen regeerde, elk met zijn eigen caesar onder zich. In dat jaar vaardigden zij samen het Edict van Milaan uit, dat de Christenen godsdienstvrijheid verzekerde. Het Christendom was daarmee wettelijk erkend als volledig gelijk gerechtigd met de oude Romeinse godsdienst. De toestand van rechteloosheid, waarin de Christenen eeuwenlang hadden geleefd, was nu voorgoed voorbij. links: Constantinus; rechts: Licinius |  | 
| Hoewel Constantijn de kerk begunstigde, ontzag hij de aanhangers van de oude religies (de grote meerderheid van zijn onderdanen) en uit zijn officiële stukken spreekt slechts een vaag monotheïsme. In zijn visie op geloofskwesties was hij trouwens zeer afhankelijk van beïnvloeding door zijn omgeving (vooral van zijn hoftheoloog, de bisschop en kerkhistoricus Eusebius van Caesarea). In plaats van de cultus van de levende keizer (sinds de 3de eeuw verplicht, ook in het westen) kwam nu het christelijk keizerschap bij de gratie Gods. Ter herinnering aan Constantijns benoeming werd in Rome een triomfboog, de Boog van Constantijn, opgericht die in 315, bij zijn tienjarig regeringsjubileum, werd ingewijd. |  | 
| 
 In 323 brak, mede door Licinius' hervatting van de Christenvervolgingen, opnieuw een oorlog uit tussen beiden. De strijd eindigde in 324 met een beslissende overwinning voor Constantijn bij Chrysopolis, niet ver van Byzantium. Op verzoek van zijn echtgenote Constantina (tevens de zuster van Constantijn), spaarde Constantijn zijn leven - althans tijdelijk. Hij werd verbannen naar Thessalonica, maar kort daarop werd hij aangeklaagd wegens hoogverraad en ter dood gebracht. Het oosten en westen waren nu door Constantinus tot één rijk verenigd. Tot zijn dood in 337 zou hij hierover als enige augustus heersen. Constantijn slaagde erin de Goten op de Balkan te verslaan en sloot vervolgens met hen een verdrag. Zij mochten als "bondgenoten" van de Romeinen Dacia te behouden en kregen een jaarlijks bedrag voor hun onderhoud, op voorwaarde dat zij de rijksgrenzen zouden verdedigen en met een bepaald aantal soldaten aan de veldtochten van de keizer deelnamen. De toestand van rust aan de Donau-grens duurde meer dan dertig jaar. | 
|  |  Constantijn verplaatste zijn regeringszetel naar het hart van het economisch veel belangrijkere oosten van het Rijk naar de stad Byzantium, die hij in 330 herdoopte als Nova Roma, maar al snel stond deze stad bekend onder de naam Konstantinoupolis (stad van Constantijn), in het Nederlands Constantinopel. In 335 stelde Constantijn zijn buitenechtelijke zoon  | 
| Op weg voor een veldtocht tegen de Parthen stierf  laatst bijgewerkt: 09-08-02 |  |