460

Zoogdieren (Mammalia)

Synapsida (Zoogdierachtige reptielen) Therapsida Theriodontia Cynodontia Mammaliaformes Zoogdieren (Mammalia) 

Klik hier voor het frame van de pagina

Zoogdieren zijn deel van de Amniota en zijn als zodanig nauw verwant aan de vogels en reptielen. Het belangrijkste verschil tussen Reptielen en Zoogdieren is dat zoogdieren warmbloedig zijn, geen eieren leggen, hun jongen meestal levend ter wereld brengen en hun jongen voeden met moedermelk. Dit is een groot verschil met de reptielen, die niet verder meer naar hun jongen omkijken als zij geboren zijn. Daarom vallen die vaak ten prooi aan een of ander roofdier. Reptielen leggen dan ook veel eieren. Van de jongen die uit de eieren geboren worden blijven er maar een paar in leven. Zoogdieren krijgen veel minder jongen, maar zorgen er zo goed voor, dat hun jongen meer kans hebben om in leven te blijven. 

Hoewel de zoogdieren zijn ontstaan uit kleine, op de grond levende dieren, hebben ze een grote vormenrijkdom voortgebracht, die uit zowel vliegende (vleermuizen) als zwemmende (walvissen) en zowel vlees- (roofdieren) als plantenetende (o.a. de Evenhoevigen) vormen bestaat. Het grootste dier ooit (de blauwe vinvis) en het grootste levende landdier (de savanneolifant) zijn beide zoogdieren. Zoogdieren ontbreken alleen in de meest extreme leefomgevingen.  

Na hun ontstaan in het Krijt verspreidden ze zich over alle continenten ondergingen de Placendieren een enorme diversificatie. Alleen in Australië, waar de Buideldieren zich ontwikkelden, stierven ze weer uit (de indeling van het enige placentadier dat in die tijd in Australië gevonden is, Tingamarra, is echter omstreden; mogelijk waren er indertijd helemaal geen placentadieren in Australië). Doordat de vleermuizen het luchtruim en de walvissen, zeeroofdieren en zeekoeien het water veroverden bereikten de placentadieren de meest afgelegen gebieden. In het Plioceen bereikten ook de niet-vliegende zoogdieren (namelijk de knaagdieren) Australië. Tegenwoordig komen de placentadieren met meer dan 5500 soorten over de gehele wereld voor. 

V. antiquum was een klein zoogdier ter grootte van een eekhoorn. Op het fossiel zijn afdrukken van haar te zien en van een vlieghuid, dat aan de poten en de romp verbonden was. De soort had lange ledematen en een lange staart. De snijtanden waren klein, maar de hoektanden waren lang en scherp. De kop-romplengte wordt geschat op 120 tot 140 mm en het gewicht 70 g, ongeveer zo groot dus als de Noord-Amerikaanse vliegende eekhoorn. Volaticotherium at insecten en kon goed in bomen klimmen. De vondst geeft aan dat de vroege zoogdieren meer ecologische variatie kenden dan vaak wordt aangenomen.

Toen een asteroïde of komeet - of meerdere kometen, zoals inmiddels wel wordt gedacht - 65 miljoen jaar geleden de aarde trof en de Dinosauriërs de genadeklap gaf, kregen de zoogdieren de grootste kans in de evolutiegeschiedenis. Zonder de Dinosauriërs konden zij de rijke voedselbronnen van moeder aarde zelf uitbuiten. Binnen enkele miljoenen jaren na de inslag was de diversiteit van de Zoogdieren explosief toegenomen, zo blijkt uit fossielen. Hoewel uit fossielenonderzoek naar voren kwam dat de meeste moderne groepen zoogdieren zo'n 60 miljoen jaar geleden ontstonden, nadat de dinosauriërs waren  verdwenen, wijzen moleculaire gegevens uit dat het diversificatieproces al ongeveer 100 miljoen jaar geleden werd ingezet. 

De Mammalia ontwikkelden zich in het Laat-Trias (ca. 220 miljoen jaar geleden) uit de Mammaliaformes. Tot de Mammalia behoren de voorouders van de Theria  ( levendbarende (moderne) zoogdieren en de Buideldieren). Door de grote hoeveelheid vondsten in met name Liaoning (China)  is er veel bekend over de voorouders van de Zoogdieren. In het Jura verschenen verschillende groepen (orden) zoogdieren, zoals de Multituberculata (multi's), Symmetrodonten, Triconodonten en de Dryolestiden.

Klasse Mammalia  

  • Onderklasse Theriiformes
    Deze Onderklasse wordt weer verder onderverdeeld in een groot aantal Infraklassen, Superlegioenen, Legioenen, Orden en Supercohorten.
    • Infraklasse Allotheria
    • Infraklasse Triconodonta†  
    • Infraklasse Holotheria
      • Sublegioen Kuehneotheria†  
      • Sublegioen Trechnotheria
        • Legioen Symmetrodonta
          • Orde Amphidontoidea†  
          • Orde Spalacotherioidea†  
        • Legioen Cladotheria  
          • Sublegioen Dryolestoidea†  
            • Orde Dryolestida†  
            • Orde Amphitheriida
          • Sublegioen Zatheria
            • Infralegioen Peramura
            • Infralegioen Tribosphenida
              • Superhohort Aegialodonta
              • Supercohort (Subklasse) Theria
Crusafontia behoorde tot de Familie Dryolestidae. Het was een 10 cm lang diertje dat veel leek op een eekhoorn en leefde in het Jura. De lange harige staart zou kunnen wijzen op dat het diertje leefde in de bomen.

Legioen Cladotheria

  • Sublegioen Dryolestoidea
    • Orde Dryolestida is an extinct order of mammals known from the Jurassic and Tertiary. It has been suggested that these mammals are either the possible ancestors of therian mammals or an offshoot from the same evolutionary line. It is also believed that they developed a fully mammalian jaw and also had the three middle ear bones. Other than that, not much is know about them, this is because their fossils are made up mostly of jaw and tooth remains. The dryolestids were formerly considered part of Pantotheria and/or Eupantotheria. The clade Quirogatheria, erected by José Bonaparte in 1992, is often used as a synonym for Dryolestida. Originally, Quirogatheria was meant to include Brandoniidae, but this family is now included with the dryolestids
  • Sublegioen Zatheria
    De voorouders van de Theria moeten gezocht worden onder de primitieve Zatheria, uit het Vroeg-Krijt, die nauw verwant was aan de Dryolestiden. Eomaia en Sinodelphys, beide uit het Vroeg-Krijt van Liaoning in China zijn de oudst bekende directe voorouders van respectievelijk de placentadieren en de buideldieren, de twee groepen (Infraklassen) die nu binnen de Theria bestaan:
Er wordt wel eens gedacht dat alleen de dinosauriërs het loodje hebben gelegd door de komeetinslag en dat de zoogdieren hun plaats hebben ingenomen. Maar in werkelijkheid kwam de klap voor de zoogdieren net zo hard aan. Slechts tien procent van de zoogdiersoorten heeft het overleefd. Van de buideldieren die in Noord-Amerika leefden, bijvoorbeeld, is niets overgebleven. Voor alle landdieren gold: wie groot was, redde het niet. Alleen kleine dieren die zich konden terugtrekken in holletjes en die een gevarieerd dieet hadden, wisten de ramp te overleven. Specialisten legden het loodje, alleseters hadden een kans. "Om te overleven moest je klein zijn. Zoogdieren pasten in dit profiel. Plotseling bevonden zij zich in een wereld zonder grote carnivoren. Alle remmen gingen los. Binnen 270.000 jaar trad diversificatie op en werden de dieren groter, al werden de meeste zoogdieren vóór het Eoceen, dat ongeveer 57 miljoen jaar geleden begon, niet veel groter dan een varken."

Het is onwaarschijnlijk dat de zoogdieren de Dinosauriërs hebben weggeconcurreerd., zoals eerder wel werd gedacht. Pas na het uitsterven van de grote reptielen (vanaf het Tertiair), kwamen de Mammalia tot bloei.

Laatst bijgewerkt: 23-11-09

colofon