503

Vleermuizen (Chiroptera)

Placentale Zoogdieren (Eutheria) Phacolotherium Insectivoren Laurasiatheria Chiroptera (Vleermuizen)



Vleermuizen of (verouderd) Handvleugeligen, de orde Chiroptera van de Zoogdieren, omvattend ca. 950 soorten, zijn over vrijwel de gehele wereld verspreid (o.a. als gevolg van het vliegvermogen).
Op basis van de anatomie werden zij vroeger tot de superorde Archonta gerekend, waartoe ook de Primaten, Scandentia en Dermoptera behoren, doch uit genetisch (DNA) onderzoek is gebleken dat de Vleermuizen niet met de Archonta verwant zijn, maar moeten worden ondergebracht bij de superorde Laurasiatheria.(Insectivoren, Roofdieren, Hoefdieren en Walvisachtigen). 

links: grote Hoefijzerneus

Eén van de eerste vleermuizen was Icaronycteris, waar fossielen van zijn gevonden die dateren van 54 miljoen jaar terug, uit het Vroeg-Eoceen.

Fossiele vleermuizen worden bijna niet gevonden, aangezien hun lichte tere botjes nauwlijks fossiliseren. In de Messelschaliën echter zijn een aantal perfect bewaarde vleermuizen gevonden, waarbij soms de omtrek van de vlerken nog te zien zijn.
Icaronycteris was een primitieve vleermuis. Uiterlijk zag hij er al als een hedendaagse vleermuis uit, maar een paar primitieve kenmerken zoals een klauw aan elke wijsvinger, (Hedendaagse vleermuizen hebben alleen klauwen aan hun duimen.) een rug die niet zo stijf was en een vlieghuid die niet aan de staart was bevestigd, geven aan dat dit dier nog weinig ontwikkeld was. Deze vleermuis at insecten, omdat hij nog geen echo-locatie had denkt men dat hij overdag leefde en geen nachtdier was.

Vleermuizen zijn de enige actief vliegende zoogdieren. Zij bewegen zich fladderend voort met behulp van een vlieghuid, gespannen tussen de extreem verlengde vingers van de voorste ledematen en tussen de binnenste vingers en de flanken van het lichaam; vaak strekt de vlieghuid zich uit tot de achterste ledematen en is ook de staart erin opgenomen. Het staartvlies wordt bij vele soorten aan weerszijden gesteund door het spoorbeen, een verlenging van het hielbeen. De knieën buigen naar achteren in plaats van naar voren. Alleen de van een haakvormige klauw voorziene duim is vrij beweeglijk. In rust hangen de dieren ondersteboven aan de voeten met de vleugels om het lichaam geslagen; een enkele keer hangen zij rechtop aan de duimen. De voortbeweging op de grond is onbeholpen; klimmen geschiedt met behulp van de duimen. De neus is vaak voorzien van soms bizarre vlezige aanhangsels; de oorschelpen zijn eveneens ingewikkeld van bouw, veelal met een sterk ontwikkelde tragus (oordeksel), die echter soms afwezig kan zijn. 

De meeste vleermuizen zijn nachtdieren en in mindere mate schemeringsdieren. Zij voeden zich vnl. met vliegende insecten, hoewel talrijke voedselspecialisaties (bloedzuigers, nectardrinkers, visvangers e.a.) bekend zijn. De vruchtenetende soorten hebben een aan hun voedsel aangepast gebit, zijn goeddeels dagdieren en vanwege hun voedselvoorziening aan de tropen gebonden.   

Het merendeel van de vleermuizen leeft sociaal in gezamenlijk in schuilplaatsen de dag doorslapende en/of overwinterende kolonies (ook kraamkolonies); dat maakt de dieren kwetsbaar voor roofvijanden, parasieten, ziekten, giftige conserveringsmiddelen (restauratie van kerkzolders) en bestrijdingsacties (bloedzuigende soorten kunnen hondsdolheid overbrengen). In Nederland blijkt 90% van de vleermuizen met hondsdolheid besmet te zijn. Van vleermuizen zijn trekbewegingen over grote afstanden bekend (ringonderzoek, vgl. vogels); bij deze dieren die als insecteneters op hogere breedten over lange perioden geen voedsel kunnen verkrijgen, komt ook echte winterslaap voor. Per keer wordt slechts één jong geboren (o.a. soms met vertraagde implantatie [innesteling in de baarmoeder]), dat door de moeder meegedragen wordt. Vleermuizen leven relatief zeer lang (tot meer dan twintig jaar).

Talloze soorten bezitten de mogelijkheid tot echo-oriëntatie (sonar), wat zowel van belang is voor het vermijden van obstakels bij het vliegen als voor het vangen van prooidieren. De geproduceerde geluiden worden gemoduleerd door de neusaanhangsels. Nieuwe technieken, vooral het gebruik van de bat-detector (kan vleermuizen aan hun ultrasone geluid herkennen) en van mistnetten, hebben aan het licht gebracht dat er in onze streken meer individuen en soorten zijn dan voorheen gedacht werd.

In Nederland en België komen achttien soorten voor, die alle in beide landen beschermd zijn; de aantallen zijn recentelijk scherp teruggelopen door een samenspel van ongunstige factoren (insectenbestrijding, verstoring, verdwijnen of bespuiten van roestplaatsen, enz.). Slechts de watervleermuis (Myotis daubentonii) en de dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) komen nog algemeen voor. Op wereldniveau worden talrijke soorten, vooral kolonievormende eilandbewoners, met uitsterven bedreigd, o.a. door overbejaging; veel tropische vruchtenvleermuizen leveren zeer gezocht vlees. Uitroeiing kan o.a. resulteren in problemen met bloembestuiving en verspreiding van zaden.

Families:

  • Bulvleermuizen (Molossidae)

Laatst bijgewerkt: 25-06-03

colofon