5603 |
Engeland (1900-1920) |
![]() Omstreeks 1900 geraakte Engeland in een diplomatiek isolement vanwege koloniale conflicten (het Fashoda-conflict met Frankrijk, problemen met Rusland vanwege Kiao Chow in China en de in Zuid Afrika gevoerde Boerenoorlogen). Engeland zag echter in, dat de tijd van de splendid isolation voorbij was. In 1904 kwam de Entente Cordiale met Frankrijk tot stand, waarbij Frankrijk zijn aanspraken in Egypte ruilde voor die in Marokko. Daar had Frankrijk reeds in 1900 ook van Italië carte-blanche gekregen; in ruil daarvoor had Italië rechten verkregen in de Turkse provincie Tripolitanië gelegen in Noord-Afrika. Na de Tanger-crisis van 1905 en de hierop volgende conferentie van Algeciras in 1906 vormden Engeland en Frankrijk vormden een gesloten front tegenover Duitsland. Ook Italië koos de westelijke zijde, gesteund door de beloften van Frankrijk inzake Tripolitanië. Alleen Oostenrijk-Hongarije steunde Duitsland. De positie van Frankrijk was nu dus gevestigd, terwijl het isolement van Duitsland in Europa duidelijk bleek. In de nu volgende jaren werd de Engels-Franse toenadering steeds groter, vooral op militair terrein. Het Engelse leger werd in die dagen gereorganiseerd. De bedoeling hiervan was dat men, in geval van oorlog, in staat zou zijn in 14 dagen een expeditieleger naar het vasteland te zenden. Mede door bemiddeling van Frankrijk kwam Engeland nu ook met Rusland op goede voet te staan. In 1907 werd dan ook een entente gesloten tussen Engeland en Rusland (Triple Entente). Blokkadeplannen van Engeland In het Duitse parlement werden in 1897 en 1900 een tweetal vlootwetten aangenomen, die de bouw mogelijk maakte van een sterke oorlogsvloot, net zoals Engeland en Frankrijk dat ook hadden. Engeland beschouwde de bouw van een sterke Duitse vloot als een aantasting van haar suprematie op de zee ('Brittania rule the waves'). Toch werd in het diplomatieke verkeer regelmatig tot uitdrukking gebracht dat Duitsland niet streefde naar een superioriteit over de Britse vloot maar dat de Duitse vloot moest dienen als politiek drukmiddel bij eventuele conflicten en vooral ter verdediging tegen een eventuele economische blokkade door Engeland. In 1905 was in Engeland een onderzoek verricht naar de effecten van een eventuele maritieme blokkade van Duitse havens waaruit bleek dat deze zeer effectief zou werken. Duitsland werd dan afgesneden van zijn aanvoer van grondstoffen en voedsel en zou daardoor bij een eventuele oorlog spoedig het onderspit moeten delven. Toen in 1906 de Engelse vloot aanzienlijk aan gevechtskracht won door de invoering van een nieuw type slagschip (het dreadnought-type) voelde men in Duitsland nog meer behoefte aan een sterke vloot waarvoor ook de financiële middelen werden vrijgemaakt via de vlootwetten van admiraal Tirpitz. Daar kwam nog bij dat men zich in Duitsland ernstig zorgen maakte over de gevolgen van de Engels-Franse Entente, de concentratie van de Engelse vloot in de Noordzee en de effecten van de Marokko-crisis. In 1909 werd dit blokkadeplan door het Imperial Defence Committee tot officiële strategie gekozen, ondanks het feit dat dit in strijd was met de, ook door Engeland geratificeerde, internationale regels op maritiem gebied vastgelegd in de Declaratie van Parijs in 1856. Hierbij was o.a. geregeld de neutrale handel door oorlogvoerenden niet mocht worden verstoord, terwijl Engeland door het blokkadeplan expliciet de burgerbevolking als oorlogsdoel koos. Dit blokkadeplan lekte uit en Duitsland erkende de uitkomst van deze studie. De oplossing leek gelegen in de bouw van een grote Duitse oorlogsvloot bij een eventuele blokkade de aanvoerroutes kon beschermen. De Agadir-crisis (1911) was voor Engeland en Frankrijk een reden voor verdere samenwerking. In het geheim werd een Frans-Engelse marine overeenkomst gesloten. Hierbij werd vastgelegd dat Frankrijk haar gehele vloot zou samentrekken naar de Middellandse Zee en dat Engeland het grootse deel van haar oorlogsschepen die daar gestationeerd waren, zou overbrengen naar de Noordzee. Frankrijk ontving daarbij de garantie dat Engeland de Franse kusten zou beschermen tegen een eventuele Duitse aanval. Deze onderhandelingen waren geheel buiten het parlement omgegaan. Deze vlootverplaatsingen waren in mei 1912 grotendeels voltooid. Bewapeningswedloop Er ontstond een bewapeningswedloop waarover men zich zowel in Engeland als Duitsland zorgen maakte. Onder de druk van de oppositie binnen de regering werd vanuit Engeland in 1912 een poging gedaan met Duitsland tot een betere verstandhouding te komen. Er werd een commissie onder leiding van de Engelse minister van Oorlog Haldane naar Duitsland gezonden. Tot ieders verrassing bleek Duitsland zeer inschikkelijk ten aanzien van de voorstellen. Er werd een conceptovereenkomst opgesteld waarover iedereen zeer tevreden was. Haldane sprak zelfs van een 'wereldhistorische gebeurtenis'. De Engelse regering reageerde echter niet op deze voorstellen. Het bleek namelijk dat in de conceptovereenkomst werd gesproken over een 'strikte neutraliteit' van Engeland en dat was in het kader van de geheime Frans-Engelse samenwerking niet mogelijk. Engeland bleek dus met handen en voeten gebonden aan Frankrijk en wenste geen overeenkomst te sluiten met Duitsland waarop Duitsland zelf, teleurgesteld en gefrustreerd door de onwillige Engelse houding, de besprekingen beëindigde. Deze gehele ontwikkeling toont aan, hoezeer Duitsland in Europa in een isolement was geraakt. Dit had ook te maken met de onwillige, zelfs vijandige houding van Frankrijk en Engeland zoals blijkt uit de samenwerkingsverbanden en geheime verdragen die er gesloten waren. In 1905 was Edward Grey minister van Buitenlandse Zaken geworden. Hij was iemand die Duitsland als de gevaarlijkste tegenstrever van Engeland beschouwde aan welker expansie een halt moest worden toegeroepen. Grey wenste dan ook een anti-Duitse politiek te voeren waarbij een gewapend conflict op langere termijn niet moest worden uitgesloten. Daartoe vond hij dat naast een vergaande samenwerking met Frankrijk, ook samenwerking met Rusland noodzakelijk zou zijn. Grey opende reeds in 1906 geheime besprekingen met Frankrijk met het doel te komen tot militaire samenwerking. De belangrijkste voorwaarde voor Grey voor Engelse deelname aan de oorlog was dat Frankrijk nooit als agressor zou kunnen worden aangewezen door als eerste een aanvallende actie te ondernemen omdat het Engelse volk dan waarschijnlijk zou weigeren het Franse volk te hulp te schieten. Uit het uitgelekte von Schieffenplan bleek dat Duitsland met een sterk leger het neutrale België zou binnenvallen om een inval te doen in Frankrijk. Dit was voor Grey een essentieel aspect voor een eventuele betrokkenheid van Engeland bij een oorlog. Eerst moest Duitsland het neutrale België binnenvallen en pas dan zou Engeland kunnen optreden tegen als "redder van België" en zou het Engelse volk een oorlog kunnen accepteren. Frankrijk leende van harte haar medewerking aan deze voorwaarde door vlak voor het uitbreken van de oorlog alle gemobiliseerde troepen 10 kilometer van de grenzen terug te trekken, zodat voorkomen kon worden dat Fransen als eerste de grens overtrokken en Frankrijk als agressor zou kunnen worden aangemerkt. Frankrijk en Engeland zagen Duitsland dus als een grote bedreiging van hun machtspositie en wilden er kennelijk alles aan doen Duitsland als belangrijke staat van het wereldtoneel te laten verdwijnen. Gemaakt: 19-10-04 |