10.705 |
Nederlands-Indië (1873-1892) |
![]() |
Het Nederlandse koloniale gezag breidde zich in de 2e helft van de 19e eeuw verder uit over het uitgestrekte Indische eiland Sumatra. Ten zuiden van Atjeh bevond zich een belangrijk nieuw plantage gebied voor met name de productie van tabak. Hiervoor was in dit oosten van Sumatra de Deli-maatschappij opgericht.Klachten over Atjehse zeerovers en het streven naar een effectiever koloniaal gezag brachten een koloniaal conflict dichterbij. Met de andere koloniale grootmacht, Groot-Brittannie was afgesproken in het Sumatratraktaat(verdrag) dat Nederland op Sumatra de vrije hand zou krijgen. Generaal-majoor Köhler werd belast met de eerste militaire expeditie naar Atjeh. De aanleiding om tot de aanval over te gaan bleek eenvoudig. Zo werd het verraad van Atjeh geboren.
In1873 trachtte Atjeh de Verenigde Staten vergeefs te bewegen tot een verdrag. Voor Nederland was dit reden te interveniëren ter bescherming van haar belangen in de archipel. In maart werd de hoofdstad Kotaradja gebombardeerd en was de Atjeh Oorlog (1873-1903) een feit. |
![]() |
Eerste militaire expeditie van generaal-majoor Köhler (1873) Op 26 maart 1873 verklaarde Batavia (zo heette toen het huidige Jakarta) Atjeh de oorlog. De expeditie zou jammerlijk mislukken. De sultan beschikte over goed bewapende en getrainde soldaten. Op 14 april doodden zij generaal-majoor Köhler waardoor zijn expeditie ten einde kwam. De sultan van Atjeh zou Amerikaanse en Italiaanse militaire steun in Singapore gezocht hebben. Nederland vroeg hierover opheldering bij Atjeh. In feite was de oorlogsverklaring al opgesteld waardoor de militaire expeditie van Köhler kon beginnen. Grafsteen van generaal-majoor Köhler |
![]() |
In april werd een invasie van 3000 man troepen door de Atjeeërs tot de terugtocht gedwongen, waarbij de militaire bevelhebber sneuvelde. (Het Indische leger bestond uit niet meer dan 28.500 officieren en manschappen, waarvan 47% Europeaan was.) Sultan Mahmud Syah zocht vergeefs hulp bij Turkije, Engeland, de Verenigde Staten en Frankrijk. In november volgde een nieuwe invasie en kon het leger zijn positie handhaven. Cholera en andere ziekten maakten veel slachtoffers onder de strijdende partijen. Theeplanten uit China leverden een teleurstellend resultaat op. Assam theeplanten uit India moesten een betere opbrengst gaan geven. Oprichting van het Nederlands Aardrijkskundig Genootschap dat expedities ging uitvoeren in onbekende delen van de buitengewesten. Een spoorweg die Semerang met Surakarta en Jogyakarta verbond kwam na lange tijd gereed evenals een spoorweg tussen Batavia en Buitenzorg. Beide projecten waren de vrucht van particulier initiatief.
De eerste 10 jaar van de oorlog zouden niet de gewenste onderwerping van Atjeh opleveren. Grote aantallen slachtoffers aan Nederlandse kant en Atjehse kant waren het gevolg. Alleen het centrum van Atjeh, het huidige Banda Aceh was in Nederlandse handen samen met de haven van Olehleh. |
Tweede expeditie van generaal van Swieten (1874) In de tweede expeditie onderleiding van generaal van Swieten werd de kraton (het vorstenverblijf) van de sultan veroverd. De sultan met aanhang was voortijdig vertrokken. Dat van Swieten niet het verblijf van de sultan moest veroveren maar het gehele gebied dorp voor dorp moest bezetten werd pas later duidelijk. De zware verliezen in Atjeh leiden in Nederland tot felle discussies. Van Swieten werd in Nederland door Indische oud-officieren verweten te zachtmoedig tegen de Atjehers op te treden. |
![]() |
Verovering kraton sultan Atjeh 28 januari 1874, zittend links generaal J. van Swieten |
Een grootscheepse bestuursreorganisatie paste in de tendens naar centralisatie. Kern van dit systeem werd het kabinet van de gouverneur-generaal, de Algemene Secretarie. De Raad van Indië verloor aan invloed. Een tweede expeditie onder generaal J. van Swieten (1874-1888) veroverde de kraton van Kotaradja waarop de Atjeeërs zich terugtrokken in de heuvels. Nederland dacht dat de oorlog hiermee was afgelopen, annexeerde Atjeh en schafte het sultanaat af. Atjeh weigerde zich over te geven en ging over tot een guerrilla-oorlog die vele jaren zou duren. Nadat sultan Mahmud Syah aan cholera was gestorven, benoemden de Atjeeërs een kleinzoon van Tuanki Ibrahim tot sultan Ibrahim Mansur Syah. |
In 1875 werd Mr. J.W. van Lansberge (1830-1905) benoemd tot gouverneur-generaal. De Rotterdamsche Lloyd opende een scheepvaartverbinding met Indië. Er kwam een spoorweg van Surabaya naar Malang. Teuku Di Tiro (1836-1891), een islamitische ulama, leidde de Atjeese guerilla. Zo'n 500 dorpen werden platgebrand. Ondanks het platbranden van dorpen en de vele doden, boden de strijders van Atjeh hevige weerstand. Toen Kolonel Van Heutsz zijn "kans" kreeg werden de Atjehse strijders de bergen in gedreven. Onder Van Heutsz werden tal van dorpen en dynastieën uitgeroeid. Generaal Van Heutsz, de 'overwinnaar van Atjeh' werd in 1898 Gouverneur van Atjeh. In Japara werd in 1879 Raden Ajeng Kartini (1879-1904) geboren. Zij was de dochter van de regent van Japara en zette zich in voor educatie van de Javaanse bevolking en in het bijzonder voor de emancipatie van de vrouw. |
![]() Gemaakt: 22-04-04; laatst gewijzigd: 30-12-05 |