In 1892 vestigde Nederland zich opnieuw in westelijk Nieuw-Guinea. De 'Koninklijke' kreeg haar eerste olieput in bedrijf op de grens van Langkat en Atjeh.
In 1893 werd Jhr. C.H.A. van der Wijck benoemd tot gouverneur-generaal. In Surakarta kwam Pakubuwono X op de troon. De haven van Tanjong Priok werd operationeel.
Op Lombok rebelleerden de Sasaks tegen hun Balinese vorst en riepen daarbij hulp in van het gouvernement. In maart 1894 landde een expeditieleger op Lombok. Tijdens onderhandelingen met de vorst van Lombok deden dissidente Balinese edellieden een verrassingsaanval op de Nederlandse militairen die uitmondde in een slachting met 97 doden en 272 gewonden. Een vergeldingsactie van het leger bracht op Lombok grote verwoestingen aan en kostte de Balinese adel het leven. Bij de verovering van de kraton werd een grote schat aan goud en zilver buitgemaakt en een aantal oude handschriften. De Lombok-schat werd in 1975 grotendeels aan Indonesië teruggegeven. Aan de oorlog met de Bataks op Noord-Sumatra kwam een einde. Het gouvernement vestigde een opium-monopolie om de opiumhandel te beheersen.
In 1895 werd Portugees Timor niet langer bestuurd vanuit Macao maar kreeg zijn eigen bestuur.
In 1896 bracht koning Chulalongkorn van Thailand een bezoek aan Nederlands Indië. Het korps mariniers deed een aanval op de guerrilla's in Atjeh.
1897 Na het opdrogen van de oliebronnen in Langkat, vond de Koninklijke rijke olievoorraden in Perlak (Atjeh). Hierdoor kreeg de verdere bezetting van Atjeh hoge prioriteit. In Indië waren nu 16 Nederlandse petroleummaatschappijen actief, acht op Java, zeven op Sumatra en een op Borneo.
In 1898 werd generaal J.B. van Heutz tot gouverneur van Atjeh benoemd. Zijn adviseur C. Snouck Hurgronje (1857-1936) ontwierp de 'Korte Verklaring', een verdrag waarin de inlandse vorsten de Nederlandse soevereiniteit erkenden en beloofden alle regels en bevelen van het gouvernement na te komen. Dit verdrag kwam in de plaats van alle eerdere verdragen met inlandse vorsten.
In 1899 werd W. Rooseboom gouverneur-generaal. De liberale politicus C.T. van Deventer (1857-1915) publiceerde in De Gids het artikel 'Een Ereschuld', waarin hij pleitte voor teruggave van de Indische baten in de vorm van ontwikkelingshulp. Dit artikel werd het begin van de 'ethische politiek'. Generaal van Heutz richtte twee detachementen op die uitgerust werden voor contraguerrilla in Atjeh. De KPM kreeg het scheepvaartmonopolie in de hele archipel. In Jombang op Oost-Java werd een islamitische school gesticht.
|