4029

Columbanus (559? - 615)

  Lage Landen (600 - 650); Frankische Rijk (486 - 814)
Een ander belangrijk personage in de missioneringgeschiedenis van de Frankische gebieden is Columbanus (559?-615), van geboorte afkomstig uit Zuidoost-Ierland. Hij leidde twaalf monniken bij hun missiewerk. Toen hij in Bretagne aankwam was hij geschokt door de oppervlakkigheid van het Christendom daar. Kennelijk had hij er te maken met een mengvorm van Germaans-Keltisch christendom. Typisch voor alle missionerende monniken, zo blijkt uit de geschriften, is hun bemoeienissen met hoge landszaken, erfkwesties en troonsopvolging. Dat was het geval voor Servaas, Amandus, Bavo, Willibrordus en evenzeer voor Columbanus. Als gevolg van het verkeerd inschatten van een politieke zaak, moest Columbanus verscheidene keren de vlucht nemen. Brunichild (Brunhilde), de grootmoeder van koning Theuderic (Theoderik, Thierry) ll van Bourgondië (595-613) en koning Theodebert ll van Austrasië (595-612), stond hem naar het leven. Gelukkig was Theuderic Columbanus goed gezind en nam hij hem in bescherming. Maar die bescherming hield geen stand want Columbanus had veel vijanden. De Roomse bisschoppen van Gallië stelden alles in het werk om hem in diskrediet te brengen. Het Ierse Christendom werd in die tijd meer en meer als ketters beschouwd en de macht om de geestelijke heerschappij brak in alle hevigheid los. Uiteindelijk besloot Theuderic de Ierse monniken terug naar huis te sturen omdat ze zich niet wilden aanpassen aan de heersende zeden en gebruiken van het land. 

Columbanus verbleef Columbanus onder de traditionele gelovigen in de streek van Mainz, Zürich en vestigde zich enige tijd in Tuggen. Zijn gezel, broeder en – hoe kan het ook anders – eveneens Ierse missionaris Gallen (Gallus), (ca. 550 - 646) stak de voorchristelijke tempels van Tuggen in brand en wierp de godenbeelden in het meer. Van respect voor andere religies gesproken... Nogal wiedes dat dat monniken daarop moesten vluchten. En in écht christelijke stijl vervoekte Columbanus de barbaarse ‘heidenen’ van het district en wenste hij hen ongeluk en eeuwige verdoemenis toe. De monniken trokken zich terug in Arbon, nabij het meer van Constance (Bodensee). Daar hoorden ze over een vervallen Romeinse stad, Brigantium (Bregentz) genaamd. Er was een kerkruïne gewijd aan de heilige Aurelia, en de monniken herstelden haar in alle luister. Maar naar verluidt was het land niet langer christelijk. De bevolking was teruggekeerd naar de religie van de voorvaderen en aanbad drie goden, afgebeeld in drie beeldjes. Ook hier was Gallen bijzonder tolerant. De beeldjes werden zondermeer in het meer geworpen. Ondanks die missioneringpogingen bleven de Suevi en Alamannen de cultus van de oude goden handhaven. 

Links: Maginold (Mang) en Gallus, fresco in de Magnuscrypte inde Stadtpfarkirche St. Mang in Füssen.

De evangelieprediker Maginold (Magnoald, Mang) was geen tijd genoot van Columbanus en Gallus, maar moet rond het jaar 700 geboren zijn. Hij was monnik in klooster Sankt-Gallen, toen hij door de bisschop van Augsburg werd gevraagd in het nog heidense gebied van Allgäu het evangelie te brengen. Maginold overleed in 772.

Laatst bijgewerkt: 13-10-07

colofon