6175 |
Bier en bierbrouwerijen |
Er is enige onzekerheid wanneer het bierbrouwen en het bier is ontstaan. Wel is zeker dat men al geruime tijd voor de jaartelling de kunst van het bierbrouwen had uitgevonden. Bier werd waarschijnlijk al 4000 jaar voor Christus gedronken in Mesopotamië. Bij opgravingen zijn stenen platen gevonden met een soort spijkerschrift van de Sumeriërs met daarop primitieve afbeeldingen van het brouwproces. Zo is bijvoorbeeld bekent dat men als men bier wilde brouwen een brood weekte in water (vanwege de granen die in het brood zitten) en het vervolgens liet gisten. Ook koning Hammurabi van Babylonië nam ongeveer 2000 jaar voor Christus in zijn beroemde ‘codex’ bepalingen op met betrekking tot het brouwproces en het uitschenken van bier. Ook Egyptenaren konden bierbrouwen. Bier was in Egypte een offerdrank waarmee plengoffers werden gebracht. Tijdens een begrafenis werd er rijkelijk bier uitgegoten en gedronken om de goden gunstig te stemmen. Ze hadden zelfs onderscheid in bieren, zo had je bier voor de koningen en bier voor slaven, in totaal waren er niet minder dan 14 verschillende soorten bieren omstreeks 2000 voor Christus in Egypte. Het bier wat men toen dronk was anders dan het huidige bier, zo was het bier vermoedelijk tamelijk licht qua alcoholgehalte. Ook toen al was het brouwen van bier aan strenge regels gebonden, zo liep je als brouwer van slecht bier de kans in je eigen bier verdronken te worden. Interessant is dat de Egyptenaren hop verwerkten in hun bier om een bepaalde smaak te geven. Bij het begin van onze jaartelling was het Egyptische bier beroemd, vooral dat uit de stad Pelusium, iets ten oosten van de Nijldelta. |
![]() |
De kennis van het bier brouwen verspreidde zich via Israël en Griekenland en Italië, maar in die tijd, ongeveer 1000 voor Christus raakte men ook in aanraking met wijn, zo werd er in het Romeinse rijk nog wel bier gebrouwen maar men hield toch meer van wijn. Het bier brouwen verspreidde zich naar het noorden van het Romeinse rijk waar geen wijnplanten konden groeien. Zo kwamen ook de Germanen in contact met het bier brouwen, en zij waren de eerste die het stadium van het broodbakken oversloegen en ontdekten dat men uit ontkiemde en gedroogde graankorrels ook bier gebrouwen kon worden. Zij maakten van graan een beslag en lieten dat gisten. Voor de smaak voegden zij eikenschors aan het bier toe. |
In het tiende-eeuwse epos Ekkehard wordt kleurig beschreven hoe, in de diepte van het ruisende woud, de mannen in een kring bijeen zitten; in hun midden een rotsblok waarop een ketel bier. Als één man draaien zij hun stenen pullen driemaal rond over de gladde rots, waardoor een geheimzinnig zoemend geluid ontstaat. Als één man heffen zij hun bekers naar het gelaat van de opkomende zon. Als één man drinken zij ad fundum. En dan worden de pullen met één rake klap weer op het rotsblok neergezet.
Toen het Romeinse rijk gevallen was onder leiding van Karel de Grote waren het de kerken en abdijen die zich bezighielden met het bier brouwen. Het brouwen buiten de kloostermuren was streng verboden. Het kloosterbier werd gebrouwen in een speciaal brouwhuis binnen de kloostermuren |
![]() |
![]() |
Maar vanaf de dertiende eeuw werden de brouwactiviteiten langzamerhand overgenomen door de burgerij. Dit was niet bedoeld om een commercieel succes te behalen maar men brouwde gewoon bier aan huis voor eigen gebruik. Dit beroep werd meestal door vrouwen uitgeoefend. Ooit, vóór het onstaan van de steden, werd bier zelfs alleen door vrouwen gebrouwen.
In een later stadium werd er steeds vaker bier gebrouwen in aangewezen brouwhuizen. Binnen het kader van deze brouwhuizen zijn ook de bier- of brouwersgilden ontstaan, waardoor de rol van de vrouw op de achtergrond kwam. Behalve gewoon bier werd er ook zgn scheijn- of scherbier gebrouwen. Dit was heel dun bier, dat was gebrouwen van het derde aftreksel van het moutextract. Echt lekker zal het niet geweest zijn en een liefhebber zal er zijn neus voor hebben opgehaald. Maar omdat er geen accijns over geheven werd was het voor mensen met een smalle beurs tenminste betaalbaar. Dat was voor hen min of meer van levensbelang. Bier werd namelijk gedronken als water, letterlijk. Niet als genotsmiddel, maar omdat water meestal ongeschikt was om te drinken. Te vies en vaak besmet. |
Het niet belasten van scherbier was in feite dus een sociale maatregel in het belang van de volksgezondheid. Maar deze regeling was ook fraudegevoelig. Want vaak werden dikkere bieren die gebrouwen waren van het eerste of het tweede moutextract als dun bier verkocht, waardoor de overheid belastinginkomsten misliep. Ook de concurrentie kon zich daardoor benadeeld voelen.
In de middeleeuwen gebruikte men een mengsel van kruiden: gruyte of kuyte, een verzameling van onder andere gagel, rozemarijn, duizendblad, laurierbessen en salie, om aan het bier toe te voegen voor de smaak. Aan het eind van de middeleeuwen begon met hop (een kruidachtige plant) te gebruiken. |
|
![]() |
In de Lage Landen vormden de brouwersgilden machtige groepen die accijnzen betaalden aan de vorst, met als gevolg dat de vorst ook rekening met hen moest houden. In Luik bijvoorbeeld, werden de accijnzen op het bier gebruikt voor het onderhoud van de stad en ook Leuven had zijn welstand aan de brouwerij te danken. Het Brouwershuis op de Grote Markt in Brussel, waar vandaag de Confederatie der Brouwerijen van België alsook een biermuseum gevestigd zijn, getuigt nog van de vroegere welvaart die de brouwersgilden genoten in de Middeleeuwen. Het brouwen binnen corporatieve gilden leidde tot het gebruik van bepaalde brouwrecepten in bepaalde gebieden. Zo ontstonden de verschillende streekbieren, met elk hun typische smaak. Dat liet eveneens toe dat op bieren die uit andere streken werden ingevoerd, belastingen konden geheven worden. |
De doorbraak van bier als volksdrank kwam tussen de 14e en 15e eeuw, namelijk ten tijde van de grote epidemieën van de pest en de cholera. Men kende namelijk aan bier een geneeskrachtige werking toe. Dit is niet helemaal onzin: water voor het dagelijks gebruik werd uit rivieren gehaald, rivieren dienden toentertijd als riolen. Het water wat men gebruikte voor het brouwen van bier werd ook uit de rivieren gehaald maar omdat je het moest koken voor het brouwen werd een groot gedeelte van de bacteriën gedood. Omdat aan bier een heilzame werking werd toegekend nam het biergebruik in die tijd sterk toe, zo werd maar liefst 400 liter bier per hoofd van de bevolking per jaar werd gedronken, tegenwoordig is dat ongeveer 80 liter.
In de veertiende en vijftiende eeuw schoten de bierbrouwerijen als paddestoelen uit de grond. Bier werd een populaire volksdrank. De brouwerij De Horen in Leuven, de latere brouwerij Artois, werd in die periode opgericht, meer bepaald in 1366. |
In 1516 vervaardigde keurvorst Wilhelm IV als eerste een kwaliteitsgarantie voor bier, het zogenaamde Reinheitsgebot, waarin werd bepaald dat bier uitsluitend uit water, gerst, hop en gist mocht worden gebrouwen. Het werd gezien als bescherming van Duitse brouwerijen tegen de concurrentie van buitenlandse brouwerijen. Deze wet is tot 1987 van kracht gebleven. In Holland werd vooral hoppebier gebrouwen. Dat bier was niet alleen beter van smaak, maar ook langer houdbaar. De brouwerijen van Delft, Haarlem en Gouda konden goedkoop werken, want de turf voor het stoken van de brouwketels kon in de buurt gestoken worden. Graan werd voldoende aangevoerd. Het Hollandse bier was zo gewild, dat het later een van de belangrijkste handelsproducten zou worden. laatst bijgewerkt: 06-04-09 colofon |
|