6061 | Zwitserland (1200 - 1400) |
![]() |
![]() |
Het Habsburgse huis had erfelijke bezittingen in noordwest Zwitserland en toen de Habsburgers de Oostenrijkse erflanden verworven hadden, sloegen zij het oog op het tussenliggende gebied om het Vierwoudstedenmeer, de drie kantons Unterwalden, Uri en Schwyz.
In de 13e eeuw werd de Gotthardpas geopend door de bouw van de Duivelsbrug (Teufelsbrücke) en werd daarmee een belangrijke politieke factor. Zeker de Habsburgers waren zeer geïnteresseerd in de controle hierover. De woudkantons Uri en Schwyz regelden in de 13e eeuw een vrijheidsbrief, waardoor ze een grote mate van vrijheid kregen. In 1273 werd Rechts: De Teufelsbrücke, Caspar Wolf (1777) |
![]() |
Hier, tussen de hemelhoge Alpen, woonden vredelievende herders en boeren. De straffe wijze van besturen, alsmede de machtspolitiek van laatstgenoemd geslacht leidde tot een opstand in het Duitse deel van Zwitserland. De gebieden ( 'Waldstätte') Uri, Schwyz (die resp. sinds 1231 en 1240 'rijksvrij' waren) en Unterwalden (het tegenwoordige Ob- en Nidwalden), de zgn. oerkantons, de kern van het Eedgenootschap), sloten op 1 augustus 1291 een 'eeuwig verbond' (vgl. Rütli) tegen de Habsburgers, die sinds 1273 de troon in het rijk bezetten en de Gotthardpas wilden beheersen. Legendarische figuren uit deze periode zijn Wilhelm Tell en de Habsburgse landvoogd Gessler. |
Een gelukkige omstandigheid voor de Zwitsers was dat de Habsburgers bij hun streven hun macht in het rijk zoveel mogelijk uit te breiden, bij andere Duitse vorsten tegenstand ondervonden, zodat meestal koningen uit andere Huizen tot keizer werden gekozen. Zo bevestigde de Luxemburgse keizer Hendrik VII de oerkantons in hun privileges en verschafte die ook aan Unterwalden (1309) en ondervonden de Zwitsers bij hun streven naar onafhankelijkheid veel steun van de kant van de Beierse Wittelbachs. In 1292 werden de vrijheidsbrieven niet vernieuwd door Albrecht I, zoon van Rudolf I. De bondsbrief van 1291 |
![]() |
In 1315 wilde Leopold I van Oostenrijk de macht over Binnen-Zwitserland overnemen. Maar de Zwitsers versloegen zijn ridderleger bijna volledig in de slag bij Morgarten. In hetzelfde jaar hernieuwden de oerkantons hun bond te Brunnen; zij namen daarin nu ook andere Habsburgse of door de Habsburgers bedreigde steden en gebieden op. In 1332 sloot Luzern zich bij de oerkantons aan. In 1351 sloot ook Zürich zich aan na problemen met de Habsburgers. In 1352 Glarus. In 1353 sloot ook Bern zich aan bij de eeuwige bond. Hiermee ontstonden de 8 oude steden van het Zwitsers Eedgenootschap. Het ging daarbij niet om een statenbond, maar meer om bilaterale verdragen tussen de verschillende partners. Zo ontwikkelde zich de bond van de drie oerkantons - waarvan de naam van Schwyz ten slotte overging op het geheel - tot het Eedgenootschap, de zgn. Achtörtige Eidgenossenschaft. Uit de slagen bij Sempach (1386) en Näfels (1388) bleek dat het voetvolk van de acht kantons zich kon handhaven tegenover het Habsburgse ridderleger. De burgers van Zürich zweren trouw aan het eedgenootschap, 1 mei 1351 |
![]() |
In 1386 vervolgde zich de strijd met de Habsburgers. Aartshertog Leopold III van Oostenrijk werd bij Sempach in de slag van Sempach door de Eedgenoten verslagen. Binnen het eedgenootschap kwam het tot een oorlog tussen Zürich en Schwyz, omdat ze beide uit waren op de landerijen van de laatste graaf van Toggenburg. |
|