5755 |
Het Kievse Rusland (1015 - 1100) |
![]() In 1016 werd het rijk der Chazaren door Russen en Byzantijnen als staat geëlimineerd. Omstreeks het jaar 1000 was het Kiëvse Rusland (of Roes, zoals de bewoners het zelf noemden) de grootste staat van Europa en in cultureel en politiek opzicht geenszins van de rest van het continent afgesneden.
Na de dood
In de periode van welvaart tijdens het lange bewind van Vladimirs zoon In 1051 werd verrassenderwijs Ilarion, een geleerde Rus, tot metropoliet (hoofd van de Russisch-Orthodoxe kerk) gekozen. Ook werd er, waarschijnlijk voor het eerst, een kroniek samengesteld die de geschiedenis van heel Rusland omvatte - een eerste aanzet tot de vorming van een nationaal bewustzijn. De "Grote Kerk" (de H. So fia) in Kiëv werd voltooid. Vanaf dat moment ook zijn er vele architectonische en literaire werken van het Kiëvse Rusland bewaard gebleven en maar weinige vóór die tijd. |
Het grootste probleem van het Kievse Rijk was dat het land aan de buiterand van Europa lag, grenzend aan de Aziatische steppen vanwaar met enige regelmaat nomadische volkeren als de Alanen of de Koemanen het rijk binnenvielen. Een tweede grote probleem was het eerstgeboorterecht, waardoor er rondom iedere troonsbestijging weer burgeroorlogen uitbraken. Naarmate het ledental van de clans groter werd, identificeerden zij zichzelf ook meer en meer met regionale belangen dan met het grotere geheel. Het regeringssysteem dat door Jaroslav op zijn sterfbed werd ingesteld heeft aan het uiteenvallen van het rijk bijgedragen. Zijn vijf zonen en één kleinzoon kwamen overeen het rijk collectief te regeren. De oudste erfgenaam besteeg de kroon van Kiev en ontving de titel grootvorst. De andere vier erfgenamen kregen de regering over kleinere steden met het omringende gebied. De jongste werd vorst over de kleinste stad. Toen de grootvorst van Kiev overleed, volgde zijn oudste broer hem op, en zo schoof iedereen een plaats op. Dit leidde onvermijdelijk tot conflicten tussen de vorsten. In 1097 werd in Ljubetsj door de vorsten gepoogd het systeem te verbeteren, maar zonder veel succes. De lokale vorsten vochten vaak onder elkaar, waarbij ze hun bondgenoten buiten het rijk zochten. Tussen 1054 en 1224 waren er niet minder dan 83 burgeroorlogen. In 1100 bestond het Kievse Rijk uit 12 deelvorstendommen die nauwelijks door een centraal gezag bijeengehouden werden.
In de tweede helft van de 11e eeuw was er een neergang te zien. Rusland verkeerde voortdurend in een staat van oorlog en werd bedreigd door zijn buurvolkeren. De slopendste en niet aflatende bedreiging kwam van de zuidgrens langs de steppe, waar Kiëv zelf een kwetsbare positie innam. De winstgevende karavaan- en zeehandel werd verstoord door regelmatig terugkerende invallen van de steppennomaden. Jaar in jaar uitovervielen de Petsjenegen en na hen de Polovtsen de handelskonvooien naar Constantinopel, waardoor aan deze konvooien tenslotte een einde kwam. Ook belaagden de steppennomaden de boeren op het land. Na de moeizame verdeling van de erfenis van Jaroslav onder zijn zoons in 1054 braken er nieuwe moeilijkheden aan. Terwijl er de zuidgrens door de Polovtsen werd bedreigd verspilden de Russen hun krachten aan onderlinge oorlogen, die de ene keer niets om het lijf hadden, maar de een volgende maal op leven en dood werden uitgevochten. Het Slavische stelsel van erfopvolging leidde tot een versnippering van het rijk onder de afzonderlijke vorstenzonen, die als deelvorsten hun eigen machtsbereik onafhankelijk van de centrale macht van de grootvorst van Kiëv maakten en hun gebied weer verder onder hun mannelijke nakomelingen verdeelden. Het meest westelijk gelegen deelvorstendom Galicië, dat het sterkst de westelijke invloeden onderging, ontwikkelde zich tot een half-feodale staat, waarin de vorst zijn macht met de adel (Bojaren) moest delen. Novgorod in het noorden werd een welvarende stadsrepubliek, waar de burgerij in haar vergaderingen het beleid bepaalde, terwijl de gekozen vorst slechts militaire bevoegdheden behield. Geheel anders was de toestand aan de Wolga en de Oka, in het deelvorstendom Vladimir-Soezdal. Door een gestadige toevloed van vluchtelingen uit het bedreigde zuiden, die zich hier vestigden, nam het sterk in betekenis toe, doch het weinig vruchtbare land met zijn barre klimaat bood hun slechts beperkte mogelijkheden. De Bojaren waren tussen de 10e eeuw en de 17e eeuw de leden van de feodale aristocratie en verwierven grote macht door hun steun aan de prinsen van Kiev. Hun macht en prestige hadden ze daarna vaak alleen nog te danken aan hun diensten aan de staat en de een traditie van trouw aan die staat in plaats van grootgrondbezit. De bojaren bekleedden de hoogste posities in het land en door middel van een raad (de doema genaamd) adviseerden zij de prins. |
|
HIj nam de ambassadeurs van Polovtsi gevangen. Sviatopolk: Kiev en Turov; Vladimir: Pereiaslavl, Smolensk en Rostov; Mstislav (zoon Sviatopolk): Novgorod; Oleg, David en Jaroslav: Tchernigov (een groot deel van Rusland); Volodar en Vassilko (zonen van Rostislav): Peremishl en Terebovl; David (zoon van Igor): Vladimir in Volhinia; Vseslav: Polotsk in 1099 nam Sviatopolk Davids rijk in. Er volgde een strijd met de zonen van Rostislav. Daarop verbond hij zich met koning Gemaakt: 03-09-03; laatst bijgewerkt: 20-02-08 |
![]() |