3703

Het tweede Hunnenrijk (8 - 160 n. Chr.)

Het eerste Hunnenrijk (209 - 51 v. Chr.)

Toen Wang Mang de troon besteeg, rekende China zowel de Wu-huan en de Wu-sun als de Hunnen tot zijn vazallen. Ook in Kashgarië hielden de Chinese garnizoenen de touwtjes stevig in handen. Tijdens zijn vijftienjarig bewind slaagde Wang Mang erin het grootste deel van de Chinese bezittingen in Centraal-Azië te verbeuren. Zijn diplomatieke betrekkingen met de Hunnen verliepen hautain en onhandig. Hij stond erop de Hunnen te behandelen als regelrechte onderdanen in plaats van als vazallen die de Chinese suzereiniteit erkenden. Toen de Hunnen, deels als gevolg daarvan, hun raids op Chinees grondgebied hernamen, droomde Wang Mang van een militaire Endlösung, maar de reusachtige legers die hij daartoe op de been wilde brengen, moesten tot tweemaal toe ontbonden worden voor ze het Chinese grondgebied konden verlaten. Toen uiteindelijk interne opstanden uitbraken in China en de rebellen in 23 n.Chr. Chang-an innamen, waarbij ze Wang Mang een kopje kleiner maakten, betekende dit het voorlopige einde van China's aanspraken op Centraal-Azië. De Hunnen konden zich weer affirmeren als een onafhankelijk rijk en bovendien hun suzereiniteit herstellen over Noord-Kashgarië. Alleen Yarkand en enkele andere stadstaten in Zuid-Kashgarië bleven loyaal aan de Chinese troon. Na enkele jaren onttrok Kashgarië zich weer aan de macht van de Hunnen om gedurende enige tijd een imperium te worden, onder leiding van de koning van Yarkand Xian, die regeerde van 33 tot 61.

Betwisting van Kashgarië

In 48 n.Chr. werden de Hunnen andermaal verscheurd door een opvolgingskwestie. Hun rijk werd opnieuw gesplitst en ditmaal definitief in een Zuidelijk en een Noordelijk deel. De Zuidelijke Hunnen werden formeel vazallen van de Chinese troon en fungeerden voor China als een bufferstaat tegen de Noordelijke Hunnen. In het oosten begonnen de Wu-huan en de Xian-bei, voorheen onderworpen aan de Hunnen, zich te roeren. Ze knoopten vriendschappelijke betrekkingen aan met China en vielen geregeld de Noordelijke Hunnen aan. Als gevolg daarvan zagen deze laatsten zich genoodzaakt geleidelijk Oost-Mongolië te evacueren. In Kashgarië kwamen ze in conflict met Xian, de koning van Yarkand. Toch hadden ze hier meer succes, want ze konden hun suzereiniteit herstellen over Noord- en Noordoost-Kashgarië. Na de dood van Xian viel het Kashgarische rijk uiteen en kwam heel het Tarim-gebied weer binnen de machtssfeer van de Noordelijke Hunnen. Het centrum van hun rijk lag nu in Oost-Dzungarije. Ten westen lagen de rijken van Kang-ju en Parthië en ten zuidoosten dat van de Yue-zhi (of Kushân).

Guang-wu-di had zich gedeisd gehouden, maar in de tweede helft van de eerste eeuw na Christus werd het Chinese rijk assertiever. Het herstelde zijn macht in Kashgarië en stelde Ban Chao aan als Generaal-Beschermer (zie hoger), heroïsch verdediger van de Chinese belangen in de Westelijke Gebieden. Tot het midden van de tweede eeuw bleef Kashgarië onder de, zij het wegtanende, heerschappij van China.

Ondergang van het Hunnenrijk

Toch waren het uiteindelijk niet de Chinezen die verantwoordelijk waren voor de ontbinding van het rijk der Noordelijke Hunnen, maar de Xian-bei, een volk van Mongools ras. Tijdens de eerste eeuw hadden ze meestal de suzereiniteit van China erkend. Toen vanaf het begin van de tweede eeuw er geregeld opstanden uitbraken onder de Zuidelijke Hunnen tegen hun Chinese overheersers, begonnen de Xian-bei zich steeds onafhankelijker op te stellen. Rond 150 werden de stammen van de Xian-bei verenigd onder het gezag van een groot leider Dan-shi-huai (gestorven rond 180). Hij veroverde en bezette alle gebieden die voorheen behoorden aan de Hunnen. Hij stootte westwaarts door tot aan de Ili, waar hij de Wu-sun versloeg. De Chinese kronieken leren ons dat rond 166, op het toppunt van zijn macht, zijn rijk zich uitstrekte van Mantsjoerije tot aan het land van de Wu-sun. Als gevolg van de vestiging van dit eerste Mongoolse rijk werden de Noordelijke Hunnen als macht uitgeschakeld en verdwenen ze waarschijnlijk uit de Mongoolse steppe. Later vinden we ze terug in Dzungarije en West-Turkestan. De Zuidelijke Hunnen van hun kant hadden hun toevlucht gezocht in de boezem van het Chinese rijk, waar we ze vanaf het einde van de tweede eeuw aantreffen in de Ordos-steppe en meer zuidwaarts nog tot aan de Gele Rivier. Na Dan-shi-huai brokkelde het imperium van de Xian-bei geleidelijk af.

Tot de confederatie van het West-Turkse Rijk in Mongolië (6-8e eeuw) behoorden ook de Petsjenegen, die later trokken naar het gebied tussen de rivieren de Oeral en de Wolga. Ca. 890 verdreven de Chazaren de Petsjenegen uit hun woongebied

laatst bijgewerkt: 26-06-07

colofon