858

 Moustériencultuur (300.000 - 35.000 jaar geleden)

De gereedschappen van de Vroege Neanderthalers en Neanderthalers werden gemaakt met de zogenoemde Moustérien- en Levallois-techniek. Bij deze techniek worden de vuursteenknollen voorbewerkt om het gewenste werktuig te verkrijgen. Deze methode leverde beteren resultaten op dan het daarvoor gepraktiseerde lukrake afslaan van schilfers (Aucheuleenwerktuigen). Bij het maken van een Levallois-afslag gaat het erom een zo groot mogelijke regelmatige afslag uit een vuursteenknol te slaan. 
De Moustérienwerktuigen leverde licht gebogen spanen af, eveneens na voorbewerking van vuursteenknollen. In heel West-Azië gebruikten de de late Homo Erectus, de eerste golf Moderne Mensen (Homo Sapiens Sapiens) en de Neanderthalers Moustérien- en Levalloistechnieken. Zeker voor wat de laatste twee groepen betreft, valt in aanmaak, vorm én gebruik van werktuigen nauwelijks enig verschil te zien.

De periode waarin deze Levalloistechniek gebruikt werd (250.000 - 35.000 geleden), wordt aangeduid met Midden-Paleolithicum. Zij bestonden uit een hele serie knappe schrapers voor het villen van dieren, spitsen, krabbers, speerpunten, klingen en vuistbijlen. Opvallend is dat deze werktuigen aan twee kanten zijn bewerkt, hetgeen erop duidt dat ze zijn gemaakt door Neanderthalers die uit het oosten kwamen en niet uit het zuiden, waar de werktuigen maar aan één kant werden bewerkt. Aan de werktuigen van de Neanderthalers is de naam gegeven van Moustériencultuur

De naam Moustériencultuur is genoemd naar Le Moustier, waar in 1908 werktuigen en fossielen zijn gevonden. In hoofdzaak betreft het schilfers of splinters die men in grote hoeveelheid van steen afsloeg. Van die splinters werden diverse werktuigen gemaakt: punten, schrapers, messen. Sommige ervan werden aan een stok gebonden, zodat een werktuig met handvat ontstond. De overgebleven kern van de steen werd gebruikt als handbijl. Met de werktuigen werden onder meer huiden bewerkt. Soms werden de huiden ook versierd. Op sommige plaatsen zijn namelijk spoten gevonden van de kleurstoffen die daarvoor gebruikt kunnen zijn, zoals oker en mangaan. 

In de Belvédère-groeve bij Maastricht zijn vuurstenen werktuigen van de Vroege Neanderthaler gevonden. Omdat het "productieafval" volkomen ontbrak, zijn die dus elders gefabriceerd en op deze plaats afgedankt, na er al of niet gebruikt te zijn geweest. Deze verschijnselen zeggen iets over de manier waarop men met het basismateriaal omging: er werd een geschikt stuk vuursteen gezocht en meegenomen, waarvan men bij tijd en wijle een deel verwerkte tot een stuk gereedschap waar men op dat moment behoefte aan had. 
Dat gereedschap kreeg dus zijn definitieve vorm - d.w.z. de vorm waarin het werd afgedankt - pas door het gebruik. Bij de Belvédère groeve zijn zowel nauwelijks als zeer intensief gebruikte werktuigen gevonden. De duur en de intensiteit van het gebruik waren dus bepalend voor de vorm waarin het werktuig werd teruggevonden. Eén stenen werktuig werd gevonden temidden van de resten van een steppeneushoorn.  

Uit de eerste warmteperiode van het Saale Glaciaal zijn in 1976 vuurstenen werktuigen teruggevonden in het rivierengebied en in 1979 in de zandgroeven bij Rhenen. Deze waren helemaal rond bewerkt, soms lang en puntig. Aan de artefacten is helaas niet te zien hoe oud ze zijn. Dat is alleen te achterhalen als er resten van ander materiaal worden aangetroffen, waarvan de ouderdom wel is te achterhalen. Wel kan worden worden aangenomen dat deze mogelijk oudste vondsten die in ons land zijn gedaan dateren van vóór het Saalien. boven: vijf van de vele duizenden vuurstenen werktuigen uit de groeven bij Rhenen

De Neanderthalers waren wel degelijk tot innoveren in staat en verbeterden hun techniek met betrekking tot het vervaardigen van stenen werktuigen voortdurend. De Moustérienwerktuigen kunnen niet altijd worden geassocieerd met de Neanderthalermens. Ook de latere "moderne" mensen hebben deze techniek namelijk gebruikt. Op verschillende plaatsen zijn werktuigen gevonden die op een ouderdom geschat worden van 35 tot 40.000 jaar. Deze tonen een samensmelting van Moustériencultuur met meer kunstzinnige technieken. 

Archeologische bewijzen kunnen slechts als indicator worden gebruikt gebruikt en niet als een werkelijke handleiding bij het onderzoek van geraamtes. Dat blijkt wel uit de vondsten in Jebel Irhoud (Marokko), waar Moustérienwerktuigen gevonden zijn bij "moderne" schedels. In Amud (Israël) zijn Neanderthal-achtige fossielen gevonden (gedateerd op ± 15.000 jaar) met Moustériengereedschap, maar ook kunstzinniger vormen zoals bij de latere Homo Sapiens Sapiens. Het is daarom gevaarlijk Moustérienwerktuigen te associëren met de Neanderthalermens. 

Uit de Eem-warmtetijd (ca. 150.000 - ca. 117.000 geleden) zijn vuistbijlen teruggevonden, o.a. bij Rhenen in het Nederrijnse rivierengebied en in het Maasdal. Feitelijk waren dit geen bijlen, maar grote messen om dieren mee te villen en te ontleden, die daarnaast ook als slagwapens konden worden gebruikt. Zij waren helemaal rond bewerkt, soms lang en puntig. Een pronkstuk van een vuistbijl werd in 1970 gevonden bij Ospel in de Limburgse Peel. Deze late vuistbijlen waren vaak amandelvormig, maar konden ook ovaal of driehoekig zijn. Steeds zijn beide vlakken zorgvuldig bewerkt volgens de Levalloistechniek

± 75.000 geleden introduceerde de Neanderthaler een grotere vuistbijl en leerde werktuigen te maken van been, gewei en ivoor. Vanwege de gelijkenis met een veel ouder Aucheulisch "ontwerp", heeft die de naam Moustérien of Aucheulean Tradition (MAT) meegekregen. Deze naamgeving suggereert een teruggrijpen op werktuigen van 225.000 jaar eerder, maar een nieuwe analyse van de betrokken afslagtechniek tonen aan dat de MAT ten opzichte van het Moustérien een sprong vooruit was en op zichzelf weer de basis voor een hele serie technische vernieuwingen in vuursteenbewerking. 

Bij Châtelperron in de Périgord werden vuurstenen gereedschap gevonden dat gedeeltelijk leek op de oudere Moustérien-werktuigen van de Neanderthaler maar ook op het Aurignacien-gereedschap van de Homo Sapiens Sapiens. Er lagen werktuigen bij van been, gewei en ivoor. En sieraden. Voor een deel misschien minder fraai, mar toch. In Frankrijk en Noord-Spanje, Midden-Europa en Italië werden soortgelijke vondsten gedaan. In 1979 groef men te St. Césaire het skelet op van een Neanderthaler temidden van Châtelperron-gereedschap. Niet de Homo Sapiens Sapiens, maar de Neanderthaler bleek dus verantwoordelijk voor deze ontwikkeling. 

Volgens sommigen was de Chatelperronien techniek een doorontwikkeling van de Moustérien technologie, volgens anderen voornamelijk afgekeken van de Aurignacien technologie die geassocieerd wordt met de Cro-Magnon mens.

 

 

 

Zo'n 32.000 jaar geleden zien we de eerste voorbeelden van Chatelperronien werktuigen. Deze nieuwe, geavanceerdere werktuigen worden voornamelijk in Zuid-Frankrijk en Spanje aangetroffen. In eerste instantie werden zij toegeschreven aan de eerste moderne mensen die Europa binnen trokken. Uit latere vondsten bleek dat het juist de Neanderthalers waren die deze werktuigen maakten. Het Chatelperronien lijkt op het Moustérien, maar heeft een aantal elementen die we ook zien bij het Aurignacien, de technologie van de eerste modernen mensen. Of de Neanderthalers de techniek voor deze werktuigen zelf ontwikkelden blijft een punt van discussie. De ontwikkeling van het Chatelperronien valt samen met het verschijnen van de eerste Aurignacien werktuigen in Europa en sommige wetenschappers denken dat de Neanderthalers technieken afkeken van de moderne mens.

laatst bijgewerkt: 26-06-06

colofon