1319

Halaf-cultuur (ca. 5500 - ca. 4500 v. Chr.)

± 5500 v. Chr. ontstond in Noord-Syrië de Halaf-cultuur, die haar naam ontleent aan de opgraving van Tell Halaf bij Ras-el-Rain aan de Syrisch-Turkse grens. De Halaf-cultuur heeft zich verspreid over het hele noordelijke gebied van Syrië tot aan de Middellandse Zee. De mensen in de dorpsgemeenschappen leefden, deden aan landbouw en veeteelt en dreven handel in aardewerk en obsidiaan.

Tot voor kort was Tell Arpatsjiyah bij Niniveh de enige vindplaats van Halaf-voorwerpen die volledig werd blootgelegd. Deze plaats was waarschijnlijk een belangrijk centrum waar aardewerk werd geproduceerd.

De archeologische site Tell Halaf ligt in het noordoosten van Syrië, dicht bij de grens met Turkije. De site gaat in de tijd terug tot het 6e millennium v. Chr.. Het was de eerste neolithische cultuur die door archeologisch onderzoek was ontdekt en werd vervolgens de Halafcultuur genoemd.

De periode tussen ca. 5000 en 4300 v. Chr. toen Tell Halaf een belangrijke nederzetting was, wordt ook wel de Halaftijd genoemd. In het noorden van Mesopotamië maakt deze cultuur ca. 5000 v. Chr. plaats voor de Obeidcultuur.

Landbouw en veeteelt waren in de Halaftijd de belangrijkste middelen van bestaan. Bij de verbouw van emmertarwe, tweerijige gerst en vlas werd geen irrigatie toegepast. Verder hield men runderen, schapen en geiten.

De nederzetting bestond uit rechthoekige huizen, maar karakteristiek voor de Halaf-cultuur waren de tholoi, ronde huizen van ± 5,5 m in doorsnede, met koepelvormige daken en soms een binnenplaats (z. ook: Kreta (3000-2000 v. Chr.). 

De tholoi van Arpachiyah, bestaan uit ronde bouwwerken met een koepel met toegang door lange rechthoekige voorvertrekken. Maar een paar van die gebouwen zijn opgegraven. Ze werden gebouwd met in de zon gebakken baksteen, soms op een fundering van natuursteen en werden misschien gebruikt voor bepaalde rituelen (In een ervan is een grote hoeveelheid vrouwenbeeldjes aangetroffen). 

Andere ronde gebouwen waren waarschijnlijk gewoon huizen. Deze waren opgetrokken van in de zon gedroogde bakstenen. Er is een prehistorische ruïneheuvel gevonden (Tell Sabi-Abyad), bestaande uit een groot tweeverdiepingen gebouw. De kleinere tells (ruïneheuvels) in de omgeving werden niet permanent bewoond, alleen als er werd gejaagd. Daarnaast werd er ook veeteelt bedreven. Sabi-Abyad was waarschijnlijk een cultuur- en handelscentrum, de plaats waar huwelijke werden gesloten e.d. 

Kenmerkend voor de Halaf-cultuur is het plychrome (veelkleurig) geglazuurd aardewerk dat beschilderd was, soms met meer dan twee kleuren, met geometrische patronen en afbeeldingen van dieren. 

Andere bekende vormen van Halaf aardewerk zijn niet beschilderde kookpotten en glanzend gemaakt aardewerk. Er zijn verschillende theorieën over de reden voor de kenmerkende stijl van het Halaf ware. Er is een tegenwoordig omstreden theorie dat die ontstond door kopieergedrag en dat het aardewerk uitgewisseld werd als prestigeobject voor plaatselijke heersers. Het polychroom beschilderde aardewerk wordt ook wel eens als een exportartikel beschouwd, maar de aanwezigheid van dat aardewerk in vrijwel elke nederzetting van de Halafcultuur pleit daar tegen.

Aardewerk uit Halaf is ook aangetroffen in andere delen van noordelijk Mesopotamië, zoals Ninevé en Tepe Gawra, Chagar Bazar en veel plaatsen in Anatolië, zodat het in de regio kennelijk veel werd gebruikt. Verder maakten de Halafgemeenschappen vrouwenfiguren van gedeeltelijk gebakken klei en natuursteen en stempelzegels van steen. De zegels worden beschouwd als een teken van de ontwikkeling van het concept van privé-bezit omdat vergelijkbare zegels vaak weren gebruikt om eigendommen te markeren. Het Halafvolk maakte gereedschap van steen en klei. Koper was bekend maar werd niet gebruikt om gereedschap van te maken. 

 

Daarnaast zijn er ook afbeeldingen gevonden van schapen, varkens, geiten, waterbuffels, duiven en eenden, aardewerk vazen in de vorm van dierfiguren en beeldjes van klei van rechtopstaande of gehurkte vrouwenfiguren, beschilderd met rode strepen. 

Afgaand op beeldjes van runderen de op vazen afgebeelde stierenkoppen bestond er een stierencultus. (z. ook:Cultusbeeldjes in de vorm van stierenkoppen van Çatal Hüyük en Stierencultus op Kreta)

De site ligt dicht bij het dorp R'as al 'Ayn in het vruchtbare dal van de Khabur, dicht bij de huidige grens met Turkije en is in 1899 ontdekt door de Duitse ingenieur baron Max von Oppenheim, die onderzoek deed voor de aanleg van de spoorlijn Berlijn-Bagdad, die alweer opgeheven is. (Syrië behoorde toen tot het Ottomaanse rijk.) Hij keerde terug om opgravingen te verrichten tussen 1911 en 1913 en nam veel van de gevonden artefacten mee naar Berlijn. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de collectie, tentoongesteld in het Tell Halaf museum, dat helaas door een bombardement zwaar beschadigd werd. Veel voorwerpen van hout en gips zijn voorgoed verloren gegaan. In 1927 en 1929 werden opnieuw opgravingen verricht, nu door Franse archeologen. De naam Tell Halaf is een Arabische plaatsnaam; tell betekent heuvel. De oorspronkelijke naam van de nederzetting is niet bekend. 


Toen de Duitser Max Freiherr von Oppenheim in 1899 Tell Halaf bezocht, zag hij genoeg om een uitgebreide opgravingscampagne te rechtvaardigen. Deze vond plaats van 1911 tot 1913 en nog eens van 1927 tot 1929. Er werd een groot tempelcomplex annex paleis blootgelegd. Volgens een gevonden inscriptie was dit complex gebouwd door de vorst Kapara, zoon van Khadinu, die regeerde in de 9e eeuw voor Chr. over de Aramese staat Bit Bakhyani, waarvan Guzana (de oude naam voor Tell Halaf) de hoofdstad was. Von Oppenheim richtte in Berlijn een privé-museum in, waar hij het grootste deel van de sculpturen uit het tempel- en paleiscomplex heen bracht. Dit Tell-Halafmuseum werd in de Tweede Wereldoorlog volledig verwoest. Gelukkig had Aleppo enkele originelen en een groot aantal replica's behouden. De imposante ingang van het museum van Aleppo is een reconstructie van de tempelfaçade van Guzana. twee goden met baarden en een godin in een lang gewaad staan op de rug van een leeuw, een stier en nog een leeuw. De god op de stier stelt waarschijnlijk de weergod Haddad voor. Eén van de originele beelden bevindt zich binnen het museum. Aan weerskanten van de ingang stond een sfinx, waarvan alleen een replica bestaat. In het museum bevindt zich ook een basalten beeldengroep van twee zittende vrouwen met een beker in de handen. Tussen hen bevindt zich een reliëf met fabelfiguren die de gevleugelde zonneschijf dragen. De onderkant van de muren van het paleis was versierd met panelen in reliëf met voorstellingen van de jacht en allerlei fabeldieren. Een poort van het paleis was versierd met een beeld van een fabelfiguur, half man, half schorpioen.

Bronnen: Tell Halaf - Wikipedia

Laatst bijgewerkt 12-12-02

colofon