6074 |
Engeland (1327 - 1377) - Eduard lll |
![]() |
![]()
|
![]() |
De dynastie van de Stewarts werd gekarakteriseerd door koningen die ofwel te jong stierven, te zwak waren of fatale militaire vergissingen maakten. Tweehonderd jaar werd het Schotse koninkrijk verscheurd door onmin tussen de machtige partijen en aangetast door overwinningen door Engelse strijdkrachten: bij Dupplin Moor in 1332, Halidon Hill in 1332 en naar aanleiding van een Franse alliantie bij Neville's Cross in 1346. De Schotse koningen David II en Jakobus I brachten beiden een tijd in gevangenschap in Engeland door. Jakobus II was betrokken bij interne moeilijkheden met de machtige familie Douglas en werd later gedood bij het beleg van Roxburghe Castle in 1460. Jakobus III onderwierp de Heren van de Eilanden (Clan Donald) maar werd in 1488 door opstandige edellieden vermoord. Jakobus IV, vaak beschouwd als de beste koning uit het huis van de Stewarts, heerste met wijsheid. Hij vernieuwde echter een Franse alliantie en het was in hun naam dat hij de wapens tegen Engeland opnam. Als gevolg daarvan leed Schotland in 1513 bij Flodden haar zwaarste nederlaag tegen Engeland. |
![]() |
De eerste jaren van Eduards persoonlijke regering werden in beslag genomen door de Schotse aangelegenheden: hij ondersteunde Eduard Baliol in diens pogingen David Bruce te verdrijven: hij viel zelf in 1333 Schotland binnen, waar hij de slag van Halidon Hill won (juli 1333). Hij kon de Schotten echter niet aan zich onderwerpen en in liet in 1336 dit land voorlopig terzijde liggen. Tijdens zijn bewind werd Windsor Castle gebouwd op de plaats waar vroeger een Angelsaksisch fort had gestaan. |
In 1328 waren Filips van Valois en Eduard lll beiden kandidaat geweest voor de kinderloze Karel lV. De Franse baronnen hadden evenwel de eerstgenoemde de voorkeur gegeven. In 1339 opende Hendrik lll de vijandelijkheden, waarmee de Honderdjarige Oorlog was begonnen. De strijd ging behalve om de koningstroon van Frankrijk ook om de Engelse leengebieden Guyenne en Gascogne in zuidwest Frankrijk. Filips van Valois wilde deze gebieden inlijven bij Frankrijk. Eduard lll wilde deze gebieden niet afstaan. Edward sloot een verbond met Lodewijk van Duitsland, die tegen een enorm geldbedrag een leger van 2000 man ter beschikking stelde en Lodewijk Edward erkende als rechtmatige erfgenaam van de Franse troon. Eduard nam officieel de titel Koning van Frankrijk aan. In een reeks veldtochten behaalde Eduard een aantal schitterende successen. | ![]() |
In 1340 versloegen de Engelsen in de zeeslag bij Duins (Sluys) de Franse vloot. In september van datzelfde jaar werd hij in Gent tot koning van Frankrijk uitgeroepen. Maar zijn schatkist was leeg. Hij leende grote sommen van Italiaanse bankiers, maar van terugbetalen kwam niets terecht. Bij een bezoek aan Vlaanderen maakten Gentse schuldeisers het hem zo lastig, dat hij in het geheim het land moest verlaten. Eduard lll verloor daardoor de steun van de Vlaamse steden. Een tweede tegenslag was dat zijn bondgenoot Keizer Lodewijk van Duitsland overliep naar de koning Filips van Valois. Tegelijkertijd maakten ook de Schotten het hem weer eens moeilijk. Ondanks een overwinning in 1346 bij Neville's Cross, waarbij David Bruce gevangen werd genomen, werd pas in 1357 de vrede getekend (Verdrag van Berwick), die Schotlands zelfstandigheid liet bestaan. In 1346 werden bij Crécy de Franse ridders verslagen. In 1347 namen de Engelsen Calais in. Jan de Blinde, de Graaf van Luxemburg en koning van Bohemen, vocht aan de zijde van de Fransen en sneuvelde in Crécy. In 1355 leidde Eduards oudste zoon, Eduard van Woodstock (bijgenaamd "de Zwarte Prins") een Engelse invasie in Zuidwest-Frankrijk en won de slag bij Poitiers (1356), waarin hij koning |
De meningen over de verdiensten van de prins zijn zeer verdeeld. Bij de ridders in zijn tijd was Eduard zeer geliefd; Chandos Herald sprak over zijn bestuur in Zuid-Frankrijk als "zeven jaren van vreugde, vrede en plezier" terwijl de prins in werkelijkheid een verkwistend schrikbewind had gevoerd. De prins liet het platteland verwoesten door zijn soldaten en legde zware belastingen op om een enorme hofhouding en een dagelijkse tafel voor 400 gasten te onderhouden. In 1367 kwamen de edelen van Gascogne tegen hem en zijn belastingen in opstand. In 1370 kwam de stad Limoges tegen hem in opstand. Na deze opstand onderdrukt te hebben, liet hij 3000 mannen doden om een voorbeeld te stellen. De prins was een toonbeeld van ridderlijk gedrag maar voor behoorlijk bestuur, economie, of mensen buiten zijn eigen klasse, de ridderstand, had hij geen oog. Hij stond in zijn tijd bekend als een zeer kundig veldheer. Als 16-jarige vocht hij mee met zijn vader tijdens de slag bij Crécy. De in Crécy gesneuvelde Boheemse koning Jan de Blinde droeg struisvogelveren op zijn helm, die door Eduard lll aan zijn zoon werden geschonken. De struisvogelveren zijn nog steeds te zien in het blazoen van de prins van Wales. Voor hij zijn vader Eduard III had kunnen opvolgen, stierf Eduard aan dysenterie en de gevolgen van een ontstoken wond, die hij opliep in een veldtocht in Spanje. Hij werd begraven in de kathedraal van Canterbury. Zijn zoon Richard ll volgde in 1377 Edward lll op als koning van Engeland en prins van Wales. | ![]() |
Als gevolg van pestepidemieën (1360) ontstond op de landgoederen van de grootgrondbezitters in Engeland groot gebrek aan arbeiders. De eigenaren gingen ertoe over akkers te veranderen in weidegronden voor schapen. In 1360 schonk de Vrede van Brétigny aan Engeland praktisch heel West-Frankrijk. Die vrede betekende het hoogtepunt van Eduards macht. Maar het verdrag werd niet uitgevoerd en in de strijd die daarna weer oplaaide verloor Eduard geleidelijk al zijn veroveringen. Na 35 jaar strijd hield hij alleen een paar steden over (Calais, Bordeaux). Eduard was oud vóór zijn tijd en raakte na de dood van zijn echtgenote onder invloed van een avonturierster: Alice Perrers. Het bestuur liet hij grotendeels over aan zijn jongste zoon Jan van Gent. (John of Gaunt). Eduards militaire successen uit het begin van bewind hebben in latere tijd een vals aureool opgeworpen op zijn leven en regering. Wreed, zonder scrupules, was hij geenszins een kampioen van ridderlijkheid. Zijn overwinningen heeft hij meer behaald door de goede kwaliteiten van zijn soldaten dan door eigen militaire talenten. Ook als staatsman en wetgever was hij geen grote figuur. Nochtans is zijn regering uit meer dan één oogpunt zeer belangrijk geweest. De voortdurende oorlogen en de daaruit voortvloeiende geldnood leidden tot een toenemende macht van het parlement. Voortaan moest het Parlement haar goedkeuring geven aan bepaalde staatsuitgaven en het invoeren van wetten. De burgerij en kleine adel vormden een tegenwicht tegen de macht van de hoge adel (Lords) en geestelijkheid, gegroepeerd in het Hogerhuis. Op economisch gebied kende het tot dan toe uitsluitend agrarische Engeland een opbloei van zijn handel en nijverheid (onder meer van de textielindustrie onder invloed van uitgeweken Vlaamse Vlaamse wevers). |
laatst bijgewerkt: 23-12-08 |