2256 | Cyprus - Romeinse periode (76 v. Chr. 330 n. Chr.) |
![]() |
![]() |
![]() |
In 76 v. Chr. veroverden de Romeinen het eiland en vormden het om naar de provincia Cyprus. Dit opende de deur voor een aanzienlijke immigratie van Joden. Cyprus werd in 58 v. Chr. een Romeinse provincie, volgens Strabo omdat Publius Clodius Pulcher een wrok koesterde tegen Ptolemaeus van Cyprus. Nadat hij een lex Clodia de Cypro had laten goedkeuren, die de omvorming van Cyprus tot een provincia en de confiscatie van de koninklijke goederen inhield. De senaat zond daarop Marcus Porcius Cato Uticensis minor uit om het eiland te veroveren nadat hij tot tribunus was gekozen. Hij bood de toenmalige koning van Cyprus Ptolemaeus nog aan om de functie als hogepriester van Aphrodite in Paphos als compensatie voor het verlies van zijn koningschap aan te nemen, maar de vernedering was te groot en Ptolemaeus pleegde zelfmoord. |
Cyprus werd daarop toegevoegd aan de provincia Cilicia en zou gedurende 10 jaar bestuurd worden door proconsules van praetoriaanse rang. Zo zou Marcus Tullius Cicero aangesteld worden als pronconsul over Cilicia en Cyprus (hoewel hij zelf nooit op Cyprus schijnt te zijn geweest). Toen in 49 v. Chr. een burgeroorlog uitbrak tussen Gnaius Pompeius Magnus maior en Gaius Iulius Caesar, zagen de Lagiden (Ptolemaeën) hun kans schoon Cyprus te heroveren.
Cyprus werd beschouwd als oorlogsbuit van de Alexandrijnse oorlog en dus eigendom van Octavianus. Deze stuurde legati Augusti pro praetore naar Cyprus om haar te beheren in zijn naam. In 22 v. Chr. geeft Augustus in al zijn vrijgevigheid Cyprus terug aan de senaat en Cyprus wordt nu een aparte senatoriale provincia. Het is echter opvallend dat de kopermijnen schijnen te zijn uitgebaat door legati van Augustus (Flavius Josephus). Rechts: Romeins mozaïek, met een voorstelling van Leda en de zwaan, gevonden in een Romeinse villa in |
![]() |
In 45 n. Chr. werd Cyprus bezocht door de apostelen Paulus, Barnabas en Marcus, tijdens hun eerste missiereis. Na hun aankomst in Salamis gingen zij door naar Paphos waar zij de Romeinse gouverneur Sergius Paulus tot het christendom zouden hebben bekeerd. In de Handelingen van de Apostelen, beschrijft Lucas levendig hoe een tovenaar Bar-Jezus (Elymas) genaamd, de twee apostelen in hun preken van het Evangelie hinderde, waarop Paulus hem slechts door zijn woord voor een tijdje verblindde. Tengevolge van dit zou Sergius Paulus begonnen zijn met geloven, verbaasd door de leer van de Heer. Op deze manier zou Cyprus het eerste land in de wereld zijn geworden dat door een christelijke heerser geregeerd zou worden.
Van de apostel Barnabas wordt aangenomen de kerk van Cyprus te hebben opgericht, de fundering voor de kerkelijke onafhankelijkheid van Antiochië. Volgens de apocriefe handelingen van Barnabas droeg Barnabas een kopie van het Evangelie met zich mee, die hij zelf had geschreven en die door aartsbisschop Anthemius van Salamis met hem werd begraven en later na een droom werd opgegraven. Paulus en Barnabas in Lystra (Zuid-Anatolië), schilderij van Nicolaes Berchem, 1650 |
![]() |
![]() |
De Pax Romana (Romeinse vrede) werd slechts tweemaal in de drie eeuwen van de Romeins overheersing verstoord op Cyprus. De eerste ernstige verstoring gebeurde in 115-116, toen een joodse opstand, door de Messiaanse hoop geïnspireerd, uitbrak. Hun leider was Artemion, een jood met een gehelleniseerde naam zoals dat in die tijd gebruikelijk was. Het eiland leed groot verliezen in deze Kitos-oorlog, waarvan men toentertijd zei dat daarbij 240.000 Griekse en Romeinse burgers waren gedood. Hoewel het aantal gesneuvelden vermoedelijk werd opgeblazen, toch waren er weinig of geen Romeinse troepen gestationeerd op het eiland om de opstand te onderdrukken toen de rebellen aan het plunderen sloegen en overal verwoesting zaaiden. Nadat strijdmachten naar Cyprus waren gezonden en de opstand was neergeslagen, werd een wet aangenomen dat het geen enkele jood nog toegestaan werd op Cyprus te landen, zelfs niet in geval van een schipbreuk. Het verwoeste Salamis zou door Hadrianus herbouwd worden (hoewel Cyprus de iure een "senatoriale" provincia was). Na de hervormingen door De tweede beroering verscheen zeer onverwachts in 333-334, toen de magister pecoris camelorum Calocaerus zich verzette tegen Cyprus zou met de splitsing van het Romeinse Rijk in 337 overgaan in de handen van keizers die regeerden over de oostelijke provincies van het Romeinse Rijk: Links: Romeinse bronzen kan uit de 1e eeuw n. Chr, gevonden op Cyprus
|
Minstens drie Cyprische bisschoppen (zetels van Salamis, Tremithus en Paphos) namen deel aan het Eerste Concilie van Nicea in 325, twaalf aan het Concilie van Sardica in 344. In 400 bevond de metrolitaanse zetel zich in Salamis (Constantia). Vroege Cyprische heiligen waren Heracleidius, Spiridon, Hilarion en Epiphanius. Een fragment van het ware kruis werd door Helena in Tokhni achtergelaten, het kruis van de berouwvolle dief in Stavrovouni, die hielp een verschrikkelijke droogte te verlichten. Tijdens de 5e eeuw n. Chr., bereikte de kerk van Cyprus zijn onafhankelijkheid van de patriarch van Antiochië tijdens het concilie van Efeze in 431. Keizer Zeno verleende de aartsbisschop van Cyprus zelfs het recht een scepter in plaats van een pastoraal staf te dragen. laatst bijgewerkt: 29-05-07 |