13.003 |
Nederland (1940-1945) |
![]() Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 verklaarde Nederland zich opnieuw neutraal. Echter, op 10 mei 1940 viel Duitsland Nederland en België binnen. Het slecht bewapende Nederlandse leger werd snel door de Duitsers onder de voet gelopen. Bij de Afsluitdijk, de Grebbeberg en de Moerdijkbrug bood het Nederlandse leger weerstand. Langs de straatweg Rhenen - Wageningen, nabij de Stoplijn - 16 mei 1940 Foto [De Slag om de Grebbeberg] Duitse foto gemaakt langs de straatweg Rhenen - Wageningen in de directe omgeving van de Stoplijn. Links zichtbaar de voorkant van een personenauto met daarachter het vernielde stuk 6 Veld (liggend op z'n kop). Rechts grote stapels rollen prikkeldraad en in het midden tussen het Duitse en Nederlandse materieel enkele gesneuvelde Nederlandse militairen. Een Duitse luchtlanding bij Den Haag, bedoeld om het Nederlandse Koninklijk Huis en de regering gevangen te nemen, mislukte. Op 14 mei eisten de Duitsers de overgave van Rotterdam; de stad werd daarop overgegeven, maar werd toch gebombardeerd, met ca. 800 doden en 78.000 daklozen tot gevolg. Er werd van gezegd dat dit door een communicatieprobleem veroorzaakt was. Na dit bombardement capituleerde het Nederlandse leger, maar de strijd werd in Zeeland nog enkele dagen voortgezet, totdat een bombardement op Middelburg ook de overgave van Zeeland forceerde. Koningin Wilhelmina weigerde naar Engeland te vluchten. Doordat de nazi’s bijna geheel Nederland al onder de voet hadden gelopen, werd zij geadviseerd om per schip naar Zeeland te gaan (tijdens de reis zou Hare Majesteit het bericht worden gegeven, dat het zinloos zou zijn om in Zeeland te verblijven, met advies om direct door te varen naar Engeland). Deze handelwijze was nodig, omdat de Koningin anders nooit bereid zou worden gevonden op het schip te gaan. Zij was vastbesloten het vaderland niet te verlaten. De hoop was dat de Fransen en Engelsen snel Nederland weer zouden bevrijden, maar na de evacuatie uit Duinkerken, waar de geallieerden maar ternauwernood aan omsingeling ontsnapten volgde de capitulatie van Frankrijk. Het nieuwe bewind onder maarschalk Pétain (Vichy-regime) ging met de Duitsers samenwerken (collaboratie). Ook de regering van Minister-president De Geer werd uitgenodigd terug te keren en hij wilde daaraan gevolg geven. Koningin Wilhelmina zinde dat allerminst. De Nederlandse marine en handelsvloot waren van groot belang voor de Engelsen en dan was er nog Indië met al zijn olie. Frankrijk moest later Indochina van de Duitsers aan Japan overdragen en Wilhelmina was bang dat hetzelfde met Indië zou gebeuren. Zij ontsloeg op eigen houtje haar premier en stelde een andere aan (P.J. Gerbrandy) die wel door wilde vechten. De bezetting Na de Nederlandse capitulatie en het vertrek van de laatste Franse troepen was heel Nederland bezet. De Duitsers stelden een bestuur in onder de Oostenrijker Seyss-Inquart. Anton Mussert hoopte op bevoegdheden voor hem en zijn NSB, maar moest slechts genoegen nemen met lagere posten. Seyss-Inquart hoopte de Nederlanders te winnen voor het nationaal-socialisme en het staats- en economisch bestel zo intact mogelijk in handen te krijgen. Hiertoe hanteerde hij de "fluwelen handschnoen-aanpak". Veel bedrijven waren bovendien de Duitsers graag ter wille. Omdat Frankrijk en België de eerste dagen nog niet gepacifeerd waren, konden zij zo veel mogelijk winstgevende orders van de Duitsers in de wacht slepen. Ondanks negatieve effecten van de Engelse blokkade leek de bezetting mee te vallen. Bedrijven als Philips keerden recorddividenden uit. Toen in 1941, '42 steeds duidelijker bleek dat de oorlog nog lang zou duren en dat een Duitse overwinning allerminst zeker was, veranderde dit beeld. De Jodenvervolging begon grimmiger te worden, en de Duitsers traden ook harder op tegen de bevolking, zoals bij de Februaristaking. De NSB wist bij de Duitsers een monopoliepositie in de wacht te slepen. Alle andere politieke partijen werden verboden, inclusief de Nederlandsche Unie en de fascistische rivalen van de NSB. De Duitsers begonnen nu ook steeds meer van de Nederlandse productie voor zichzelf op te eisen. Goederen werden steeds schaarser. Nog steeds maakten bedrijven winst, maar met het geld kon steeds minder worden gekocht. Via allerlei instrumenten zoals de wisselkoers trachtten de Duitsers nog meer uit Nederland te persen. Ook op de kunsten en de universiteiten verstevigden de Duitsers hun greep. Kunstenaars moesten lid worden van een speciale bond. Studenten werden gedwongen loyaliteitsverklaringen te tekenen terwijl (studenten) verenigingen Joodse leden niet meer mochten toelaten. Veel corpora en andere studentenvereniging hieven zichzelf daarom op. Al snel bleek dat het sprookje van de meevallende bezetting een illusie was. Naarmate de oorlog vorderde, werden de gebreken steeds nijpender. In de Hongerwinter kwamen uiteindelijk 20.000 personen door de honger om Jodenvervolging Al snel na de invasie begon de Jodenvervolging. De Duitsers stelden een 'Joodsche Raad' in. Dat was voornamelijk een manier om de identificatie van Joden en deportaties efficiënt te organiseren. Een aantal aanzienlijke mensen werd bereid gevonden om deze 'Raad' te organiseren en Joden werd voorgehouden dat ze veilig waren, als ze zich kwamen registreren. Er waren weinigen die daar niet op ingingen, veelal omdat dat 'de Joodse gemeenschap in gevaar zou brengen'. Er was ook vanuit de Nederlandse bevolking in deze tijd weinig verzet en een eventuele overwinning van de geallieerden leek ver weg. Zodra de Duitsers genoeg informatie hadden viel het masker, werden alle beloftes gebroken en begonnen de deportaties. In 1942 werd nabij Westerbork een doorvoerkamp voor Joden ingericht; ook bij Vught en Amersfoort verschenen Duitse concentratiekampen. Uiteindelijk waren er 107.000 van de 140.000 Joden die in het vooroorlogse Nederland hadden gewoond, naar het oosten gedeporteerd en ongeveer 101.800 vermoord of bezweken aan dwangarbeid in de concentratiekampen. Onder de slachtoffers is Anne Frank, die later beroemd werd vanwege haar dagboek, geschreven terwijl ze ondergedoken zat. De reactie onder de Nederlandse bevolking was een staking uit protest tegen de deportaties (de Februaristaking). Hoewel het niets uitrichtte, was dit toch een flinke streep door de rekening van Seyss-Inquart, omdat zijn opzet geweest was én de Joden te deporteren én de Nederlanders voor het nationaal-socialisme te winnen. Vanaf deze tijd hielden de nazi's op een fluwelen handschoen te gebruiken. Onderdrukking en verzet Er werd Arbeitseinsatz ingesteld, waarbij iedere man tussen 18 en 45 verplicht werd in de Duitse fabrieken te gaan werken (die iedere nacht gebombardeerd werden). De mannen die dit niet wilden, moesten onderduiken. Er werd ook zo veel mogelijk voedsel en andere goederen uit Nederland weggesleept zodat de rantsoenering (de bonkaart) een middel werd om de bevolking in bedwang te houden. Wie iets verkeerd deed, zoals onderduiken, kreeg op die manier automatisch niets te eten. Joden als onderduikers hebben was extra gevaarlijk. Er stond de doodstraf op. Een derde van de mensen die dat geprobeerd hebben, hebben de oorlog niet overleefd. De Atlantik wall, een gigantische kustverdedigingslinie die het Duitse oppercommando lang de gehele Europese kust liet aanleggen van Zuid-Frankrijk tot Denemarken, werd ook In Nederland aangelegd. Sommige woonplaatsen, zoals Scheveningen, werden hiervoor ontruimd. In den Haag worden 3200 woningen afgebroken en 2594 ontmanteld. 20.000 huizen worden ontruimd, 65.000 mensen moeten verhuizen. De censuur zorgde dat radio en kranten alleen het door de Duitsers goedgekeurde nieuws mochten brengen. Uiteraard was dit alleen voor de Duitsers positief nieuws. Deze nieuwsberichten konden niet helemaal het ongunstige verloop van de oorlog verbergen, immers de Duitse 'overwinningen' in Rusland kwamen steeds dichter bij Duitsland te liggen. Naar Radio Oranje, Nederlandstalige uitzendingen uit Londen, mocht niet geluisterd worden. Deze onderdrukkingsmaatregelen stimuleerden het verzet. Illegale kranten met nieuws van Radio Oranje werden verspreid. Knokploegen pleegde overvallen om bonkaarten in handen te krijgen, om hiermee onderduikers van voedsel te voorzien. Na een aanslag bij Putten op een Duits officier werd de gehele mannelijke bevolking van deze plaats zonder proces afgevoerd naar Duitsland. Weinig Nederlanders verzetten zich actief of passief tegen de Duitse bezetting. De genoemde N.S.B. collaboreerde actief met de Duitse bezetters. Ook waren er Nederlanders die zich vrijwillig meldden voor deelname aan het Duitse leger en voor de SS. Recent historisch onderzoek toont aan dat ca. 25.000 Nederlanders zijn toegetreden tot de SS. Het laatste jaar Na de geallieerde landing in Normandië in juni 1944, rukten zij snel op richting de Nederlandse grens. In september van dat jaar werd via de "operatie Market Garden" getracht bruggen over de grote rivieren te veroveren; in Arnhem mislukte dit echter. De dinsdag van 5 september staat bekend als Dolle Dinsdag: De Nederlanders, gelovend dat de bevrijding op handen was, begonnen feest te vieren. Het deel van Nederland boven de grote rivieren moest echter nog tot het volgende jaar wachten. Echter niet heel Zuid-Nederland werd bevrijd: Op Walcheren heersten de Duitsers nog. Van hieruit beheersten zij de toegangsweg tot de havenstad Antwerpen. En het geallieerde leger had een grote aanvoerhaven nodig: de havens in Normandie waren te beperkt en te ver. Op 24 oktober nam de Canadese 2e divisie na zeer felle gevechten de Kreekkrakdam. De volgende dag konden zij het plaatsje Rilland Bath bevrijden. De Schotse 52e Lowland Divisie landde op de zuidkust van Zuid-Beveland. Pas op 30 oktober was geheel Zuid-Beveland bevrijd. Om de toegangsweg naar Antwerpen open te stellen was ook Walcheren nodig. Maar de sterke Duitse verdediging maakte een landing hier een hachelijke zaak. Daarom werden op 3 oktober de dijken van Walcheren bij Westkapelle gebombardeerd. Walcheren kwam onder water te staan. Ondanks waarschuwingen aan de bevolking met pamfletten, vonden 180 inwoners van Westkapelle de dood. Ook de dijken bij Vlissingen en Veere werden gebombardeerd. De Nederlandse regering had in 1940 geen gebruik willen maken van de aloude Hollandse waterlinie. Het was nog steeds mogelijk Holland tot een eiland te maken, maar dit eiland bevatte nu de Randstad. Er waren te veel mensen om in leven te houden. Hitler echter gaf het bevel dat de Festung Holland tot iedere prijs gehouden moest worden. De winter van 1944 op 1945 was bovendien erg streng, en dit leidde tot hongertochten en mensen die stierven van honger, uitputting, kou of ziektes. Deze winter werd bekend als de Hongerwinter. In het voorjaar van 1945 werd de geallieerde opmars hervat. De Rijn werd overgestoken en de linkervleugel van de geallieerden bevrijdde Oost-Nederland. De stad Groningen werd met vuur verdedigd door een harde kern van Nederlandse en Duitse SS-ers, en was pas na drie dagen strijd bevrijd. Verder naar het zuiden bereikten de geallieerden de rand van de Veluwe. Tegen die tijd had Duitsland zich al overgegeven en was een inval in de Vesting Holland niet meer nodig. Op het eiland Texel kwamen achthonderd Georgiërs, die daar deel uitmaakten van het Duitse leger, op 5 april 1945 in opstand. Deze opstand der Georgiërs werd door het Duitse leger na vijf weken strijd neergeslagen. Er kwamen 565 Georgiërs, 120 Texelaars en 800 Duitsers bij om. De 228 overlevende Georgiërs werden na de oorlog uitgeleverd aan de Sovjet-Unie. Op 6 mei 1945, na grote geallieerde overwinningen in Duitsland en elders, gaven de resterende Duitse troepen in Nederland zich over in Hotel De Wereld in Wageningen. laatst bijgewerkt: 03-08-02 |