4324 | Otto von Bismarck (1815 - 1898) |
![]() |
Otto Eduard Leopold, Fürst von Bismarck was een van de belangrijkste staatslieden van de negentiende eeuw. Gedurende de kwarteeuw tussen 1865 en 1890 beheerste hij voor een belangrijk deel het politieke toneel in Europa en besliste hij bij diverse conflicten over oorlog en vrede.
Otto von Bismarck stamde uit een voorname Pruisische adellijke familie, die relaties onderhield met het koninklijk huis. Hij studeerde rechten in Göttingen en Berlijn en vanaf de tweede helft van de jaren '40 was hij lid van de Pruisische landdag, een soort parlement met geringe bevoegdheden. Gedurende de jaren '50 was hij Pruisisch afgevaardigde bij de Duitse Bond in Frankfurt. Hier ging hij geleidelijk aan een eigen politieke visie ontwikkelen; een visie die bepaald werd door de staatsbelangen van Pruisen. Hij had oog voor de economische belangen van een sterk Pruisen, en meende dat deze belangen het beste gediend konden worden met versterking van de eenheid tussen de verschillende Duitse staten. Tevens streefde hij bij deze versterking naar een tegenwicht voor de macht van Oostenrijk. |
![]() |
Dat land hoorde naar zijn mening niet tot de Duitse statenfamilie en hij meende dat de andere leden van de Duitse Bond zich los zouden moeten maken van de Oostenrijkse voogdij over allerlei Duitse aangelegenheden. Bismarck ontwikkelde zich hiermee tot een Duitse of Pruisische nationalist; en dat was niet iets dat bij een conservatieve edelman hoorde. Conservatieven streefden destijds naar handhaving van de status quo en dat betekende in die dagen dat in allerlei politieke, economische en militaire aangelegenheden Oostenrijk naar de ogen werd gezien. Zijn anti-Oostenrijkse houding in Frankfurt werd door zijn regering niet erg gewaardeerd, zodat hij een andere functie kreeg: koning De oorlogen die Bismarck voerde (z. Duitsland (1848 - 1870)) en de gevolgen die eruit voortvloeiden zijn ondenkbaar zonder Bismarck. Hij is misschien niet de enige, maar wel verreweg de voornaamste regisseur van de gebeurtenissen van de jaren '60 geweest. Na de Frans-Duitse oorlog trad hij op als bemiddelaar bij andere Europese conflicten, zoals tussen Engeland, Oostenrijk, Turkije en Rusland over de Balkan en de Middellandse Zee. In 1878 organiseerde hij een congres in Berlijn, waarmee voor enkele decennia de vrede in het explosieve gebied gewaarborgd werd. Op binnenlands terrein was hij minder succesvol. Hij was intelligent genoeg om te beseffen dat de toenemende industrialisatie de wereld ingrijpend aan het veranderen was; daar richtte hij zich ook wel op in zijn economische politiek. Hij had echter weinig oog voor de sociale en maatschappelijke gevolgen die dat met zich meebracht. Als oer-conservatieve edelman bestreed hij ieder streven naar emancipatie; vooral die van Katholieken en die van arbeiders. Tijdens de 'Kulturkampf' wilde hij de Katholieke pers inbinden door middel van allerlei censuur op bladen. De arbeiders probeerde hij monddood te maken met aan de ene kant 'socialistenwetten' (verbod op socialistische partijvorming) en aan de andere kant met verregaande wetgeving op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en bejaardenzorg. Tevens voerde hij het algemeen mannenkiesrecht voor de Rijksdag in; alhoewel hij ervoor waakte dat de Rijksdag over cruciale onderwerpen geen bevoegdheden kreeg. In 1890 kwam er een nieuwe keizer, Wilhelm II, die zich wilde profileren als een krachtig en zelfbewust staatshoofd. Bismarck liep hem daarbij in de weg en daarom moest deze, ook gezien zijn leeftijd, het veld ruimen. Bismarck kreeg als afscheid een landgoed, een hertogentitel en een zetel in de Rijksdag, die hij overigens niet meer gebruikte. Hij stierf in 1898 op zijn slot Friedriechsruh. Bismarck was in de politiek een Einzelgänger. Hij was een volstrekte conservatief, maar kon samenwerken met allerlei soorten partijen en politici, wanneer hem dat zo uitkwam. In dat opzicht was hij weinig principieel en voor hem heiligde het doel altijd de middelen. Zijn wijze van regeren was autoritair en vaak ook confronterend. Toen hij als minister-president van Pruisen aantrad, provoceerde hij de liberale afgevaardigden bij zijn eerste speech met de uitspraak dat politieke doelen niet verwezenlijkt konden worden met meerderheidsbesluiten en redevoeringen, maar 'durch Blut und Eisen'. Op het terrein van de buitenlandse politiek streefde hij op een uitgesproken wijze naar een veiligheidsbeleid. Duitsland was een nieuwkomer in het Europese machtsspel en door dit nieuwe Duitsland waren de krachtsverhoudingen tussen de grote mogendheden volledig overhoop gehaald. Duitsland werd bewonderd, maar ook gevreesd en gewantrouwd. Niemand die dit beter begreep dan Bismarck. Daar kwam bij dat Duitslands geografische positie hoogst ongunstig was; het grensde aan maar liefst drie andere grootmachten en het was van het allergrootste belang dat de relaties met deze grootmachten goed bleef. Als Bismarck dan toch een oorlog begon dekte hij zich diplomatiek altijd in bij andere grootmachten; wanneer de oorlog eenmaal was uitgebroken moest de vijand constateren dat hij alleen stond. Desondanks duurden oorlogen die Bismarck voerde altijd kort; er mocht geen ruimte onstaan voor rancune. Daardoor kon Bismarck relatief kort na de oorlog van 1866 weer goede relaties aanknopen met Oostenrijk en uiteindelijk een bondgenootschap aangaan. Alleen met Frankrijk had hij een misrekening gemaakt. Na de Frans-Duitse oorlog moest Frankrijk - vooral onder druk van de Pruisische generaals - Elzas-Lotharingen aan het nieuwe Duitsland afstaan. Bismarck ging er vanuit dat de Fransen uiteindelijk wel zouden berusten in het verlies van dit (van oorsprong Duitstalige) gebied. Dat gebeurde echter niet; de Fransen bleven wrokken hierover en de betrekkingen tussen Frankrijk en Duitsland zijn tot na de eerste Wereldoorlog dan ook niet meer genormaliseerd. Bismarck heeft er toen in zijn buitenlandse beleid naar gestreefd om Frankrijk politiek te isoleren van alle andere grote mogendheden. Dat is hem - zo lang hij regeerde - dan ook wel gelukt. Het veiligheidsprincipe van het nieuwe Duitsland stond heel hoog op de agenda. Er waren twee manieren om die politiek gestalte te geven: Duitsland kon streven naar harmonieuze verhoudingen met de buurlanden of Duitsland kon met intimidatie en machtspolitiek de anderen aan het schrikken maken. Bismarck koos voor de eerste optie, zijn opvolgers voor de tweede. Bismarck was verder geen voorstander van kolonisatie. Toen in Versailles het Duitse Rijk werd gesticht was de wereld allang verdeeld onder de toenmalige grootmachten. Actieve kolonisatiepolitiek zou immers vooral Engeland in de wielen rijden, reden genoeg om er vanaf te zien. Na Bismarck ging het roer geheel om. De Duitse politiek ging steeds meer streven naar machtspolitiek en een manier om aan Europa de hegemonie op te leggen. Ook voor de opvolgers van Bismarck was dit niets anders dan een vorm van 'veiligheidsstrategie', maar het psychologische effect was averechts. Andere grootmachten werden door het Duitse optreden geleidelijk aan in elkaars armen gedreven, waardoor de de eerste Wereldoorlog haar schaduwen vooruit kon werpen. Gemaakt: 08-04-04 |