|
Stoomtram

De Gooische Tramwegmaatschappij exploiteerde een tramwegnet van 37,5 kilometer. De Haagse civiel ingenieur Cornelis Bok had in 1880 van de minister van Waterstaat toestemming verkregen voor een stoomtramweg van Amsterdam naar het Gooi. Het startkapitaal van 500.000,- was in een recordtijd bij elkaar, zodat in januari 1881 begonnen werd met de aanleg van het eerste deel van het traject. Op 17 mei van dat jaar tufte de eerste stoomtram van het Weesperpoortstation aan het Rijnspoorplein in Amsterdam, via het toen nog zelfstandige Watergraafsmeer, naar Diemerbrug.
Binnen een jaar werd deze lijn doorgetrokken via Muiden en Naarden naar Laren. Op zomerse dagen gingen er veel mensen mee naar het strand van Muiderberg. Onderweg was het in de tram erg benauwd, maar als je naar het balkon vluchtte had je meteen een zwart gezicht van de smerige rook van de locomotief.
Na een voortvarende start volgde tegenvallers. Voor de uitbreiding van het tramwegnet waren de kosten te laag ingeschat. De aandeelhouders verweten directeur Bok wanbeleid: hij had de onderneming te groots opgezet, te veel materieel, te veel personeelsleden en uitbetaling van te hoge lonen. Bok moest het veld ruimen en er volgde een ingrijpende reorganisatie. De "blijvers" moesten genoegen nemen met langere werkdagen en een lager salaris.
Het ligt voor de hand een verband te leggen tussen deze ingreep en het grote aantal ongelukken dat zich op de lijn van de Gooische Stoomtram voordeed. De stoomtram zaaide zovele dood en verderf dat deze de bijnaam "Gooise moordenaar" kreeg. Dat dit niet ten onrechte was, blijkt uit een lijst die de Diemense pastoor Johannes Vermeulen bijhield. In totaal maakte hij tussen november 1882 en januari 1907 melding van niet minder dan 21 tramongelukken met dodelijke afloop - alleen al in zijn parochie. Een spotprent van Johan Braakensiek versterkte het ongunstige beeld bij het grote publiek nog meer.
Ter verdediging publiceerde de directie in 1905 een bloemlezing van ongelukken die plaatsvonden tussen 1899 en 1904. De conclusie was duidelijk: de Gooische Stoomtram trof geen enkele blaam. Er was sprake van een zelfmoordpoging, de verongelukte passagiers waren zelf onvoorzichtig geweest, er was sprake van dronkenschap, kinderen deden levensgevaarlijke spelletjes op de trambaan of reden stiekem mee op de buffer van een goederenwagon. Bij het hoge aantal ongelukken zal de onbekendheid van het publiek van de met 15 kilometer per uur voorbijrazende snelheidsduivel zeker een rol hebben gespeeld. Maar ook de geringe veiligheid van het rijdend materieel droeg daaraan bij. Alleen de locomotief was uitgerust met een rem. Daarnaast schakelde het personeel soms de veiligheidsklep uit als de tram te zwaar was en moeite had met de kleine reliëfverschillen in het Gooise landschap. Om het gevaar van de stoomtram binnen de gemeente Diemen te beteugelen bepaalde de gemeente dat de tram binnen de bebouwde kom niet sneller mocht rijden dan 15 kilometer per uur. Bovendien moest de tram overdag worden voorafgegaan door iemand met een rode vlag''s avonds diende deze een brandende lantaarn bij zich te dragen. Zo werd de beroete beambte, gekleed in een blauwe kiel en een donkere manchesterbroek en met een vuile glimmende pet op het hoofd, die op de kruispunten met een rode vlag stond te zwaaien, op veel plaatsen in den lande een bekende verschijning.
laatst bijgewerkt: 05-08-02
|