4722 Tunesië - Algerije (1830 - 1900)
Tunesië (1574 - 1830)

Het bombardement van Algiers (17 augustus 1816)

Sinds jaar en dag maakte het zeeroversnest Algiers de Middellandse Zee onveilig. In de 17e en 18e eeuw hadden verschillende Europese naties geprobeerd de Dey van Algiers te vriend te houden. In ruil voor geschenken en grote sommen geld zou hij de meeste Europese schepen ongemoeid laten. Toch werden met de regelmaat van de klok Europese schepen door de Algerijnen aangevallen en buitgemaakt. Tijdens de Napoleontische oorlogen verslechterde deze situatie. In 1815 leefden ruim 40.000 Europese bemanningsleden in Algerijnse gevangenschap. Doorgaans werden zij als slaaf te werk gesteld in steengroeven. Om de invloed van de Algerijnse zeeroof te beperken zond de Staten Generaal in 1815 een eskader naar de Middellandse Zee. De Dey wilde echter niet onderhandelen. Aangezien Algiers een zwaar verdedigde vesting was konden de Nederlandse schepen weinig uitvoeren. Daar veranderde weinig aan toen vice-admiraal Theodorus Frederik van de Capelle (1762-1824) het bevel over het eskader in oktober 1815 overnam. De kansen leken te keren toen in mei 1816 een Engels eskader onder bevel van vice-admiraal Lord Exmouth ten tonele verscheen. De Engelsen voerden al twee jaar campagne voor afschaffing van de zwarte slavernij. In dat licht gezien konden 40.000 blanke slaven (waaronder vele Britse onderdanen) niet over het hoofd gezien worden. Maar Exmouth gooide het aanvankelijk op een akkoordje met de Dey. Een nieuw tractaat werd opgesteld, waarin in feite de oude situatie bekrachtigd werd. Slechts een gering aantal slaven zou voor losgeld worden vrijgelaten. De Dey hield zich echter niet aan de afspraken. Kort na het vertrek van Exmouth vielen Algerijnse zeerovers enkele Engelse koraalvissers aan en werd de Britse consul en zijn gezin in Algiers gevangen gezet. De Britten waren furieus en Exmouth vetrok begin augustus opnieuw naar de Middellandse Zee. Op 9 augustus ontmoette zijn eskader op de rede van Gibraltar het eskader van Van de Capelle. Gezamenlijk vertrokken zij op 14 augustus richting Algiers. Beide eskaders kwamen op 26 augustus aan voor de Baai van Algiers. 



Algiers kende een uitstekende verdediging. De baai werd bestreken door een sterk fort, dat was gebouwd op een in zee gelegen rif. Vanaf dit fort sloten kademuren de baai aan weerszijde af, met een doorgang in de zuidelijke muur. Hierachter kende de zeeroversvloot een veilige haven. Op het land zelf beschikte de Dey over verschillende kastelen waarvan het geschut de haven bestreek. De 27e augustus posteerde de Engels-Nederlandse vloot samen met de andere linieschepen voor de haveningang. Toen bleek dat de Dey het ultimatum om zich over te geven naast zich neerlegde, gaf Exmouth aan het begin van de middag het bevel tot de aanval. 

Het scheepsgeschut richtte zware schade aan, maar had moeite met de in kazematten ondergebrachte Algerijnse kanonnen. Belangrijker waren de door de Engelsen ingezette bombardeerschepen en vuurpijlen. Deze wapens bleken uiterst succesvol en zaaiden dood en verderf in de haven en in de stad. Rond 4 uur 's middags voeren Engelse sloepen de haven binnen, waarna verschillende Algerijnse schepen werden geënterd en in brand gestoken. Een uur later stond de scheepswerf in lichter laaie. Tegen negen uur in de avond werd het bombardement minder hevig, om rond tien uur op te houden. De strijd had op de gecombineerde vloot 141 mensen het leven gekost (128 Engelsen en 13 Nederlanders) en 742 Europese bemanningsleden waren gewond geraakt (690 Engelsen en 52 Nederlanders). Aan Algerijnse zijde vielen tussen 4000 en 8000 doden. Een groot gedeelte van de stad was in brand geschoten en moest als verloren worden beschouwd. 
De volgende dag stelde Exmouth de Dey opnieuw een ultimatum. Dit keer accepteerde de vorst. De slavernij werd afgeschaft en hoewel de oude tractaten in ere werden hersteld, bleven de afkoopbedragen in het vervolg beperkt tot kleine cadeau's. Het echte einde van de Algerijnse piraterij volgde overigens pas in 1830, toen Frankrijk de stad Algiers bezette. bron: Koninklijke Marine

De toegangspoort van Algiers.

De door de Europese landen geëiste afschaffing van de piraterij en slavernij betekende voor de Osmaanse machtshebber een enorme derving van inkomsten, met grote armoede tot gevolg. 

Franse verovering van Algiers (1830)

Ook de verovering van Algiers door Frankrijk in 1830 had grote gevolgen voor Tunesië: door het tekort aan geld werden de belastingen verhoogd wat aanleiding gaf tot volksopstanden.

In 1861 gaf Mohammed al-Sadic aan Tunesië een van tevoren door Napoleon III goedgekeurde grondwet. 

Vanuit Algerije vielen in 1881 Franse troepen Tunesië binnen. In 1883 werd Ali IV gedwongen tot het ondertekenen van het verdrag van Mersa, waarmee Tunesië officieel tot Frans protectoraat verklaard werd. Op grote schaal trokken kolonisten naar Tunesië.

Gemaakt: 17-01-06