xxxx Spanje (1793 - 1923)

Spanje (1700 - 1793)

Tijdens de Franse Revolutie schaarde Spanje zich eerst aan de zijde van Oostenrijk en Engeland (1793-1795), maar stortte zich in 1796 met de Fransen in een oorlog met Engeland, die alleen door de Vrede van Amiens kort onderbroken werd in 1802-1803. In 1805 werden vlootonderdelen van Spanje verslagen bij Finistère en Trafalgar. In mei 1808 vielen Franse troepen Spanje binnen en deden de koning en zijn zoon onder druk van Napoleon afstand van de troon. De daarop volgende volksopstand in Madrid werd door Murat bloedig onderdrukt en Napoleons broer Jozef Bonaparte werd tot koning van Spanje benoemd.
Als reactie hierop volgde van 1808 tot 1813 een bloedige landelijke opstand die vanuit Portugal gesteund werd door de Britten onder leiding van Wellington, die de Fransen in 1809 bij Talavera de la Reina een zware nederlaag toebracht. In 1812 werd er in Cadiz door de "Cortes" een grondwet uitgevaardigd naar Frans model.
In mei 1813 verliet Jozef Bonaparte Madrid en op 21 juni volgde de beslissende overwinning van Wellington op de Fransen. De "Cortes" trok in januari 1814 Madrid binnen en Ferdinand VII werd op de troon gezet nadat hij de nieuwe grondwet erkend had. Deze Ferdinand trok zich echter niet veel aan van de grondwet en regeerde al snel als een absoluut heerser.
In die tijd ontstonden er ook veel onafhankelijkheidsbewegingen in Spaans-Amerika en veel landen maakten zich zonder veel problemen los van Spanje. Uiteindelijk bleven alleen Puerto Rico en Cuba in Spaans-Amerika en de Filippijnen in Azië over als koloniën.
De grondwet werd in 1820 weer hersteld na een militaire staatsgreep (pronunciamiento) door generaal Riego. Een enorm Frans leger, gestuurd door de Heilige Alliantie, wist in 1822-1823 het absolutisme weer te herstellen en er volgde weer een zware tijd voor de burgerij. De gehele 19e eeuw stond verder in het teken van de opstanden en burgeroorlogen tussen reactionairen en liberalen en de tussen de partijen instaande "moderados", de gematigden, die het politieke toneel wisten te beheersen.
Na de dood van Ferdinand in 1833 werd hij opgevolgd door Isabella II onder voogdij van haar moeder Maria Cristina. Don Carlos, Ferdinands reactionaire broer, begon de Eerste Carlistenoorlog die tot 1839 in Noord-Spanje gevoerd werd. Maria Cristina vormde tegen de door het Vaticaan gesteunde Carlisten een links tegenwicht en in 1836 werd het kerkelijk grootgrondbezit verkocht door Mendizabel. De gematigde politici en het hof ontwikkelden zich na de Carlistenoorlog in een rechtse en een klerikale richting, wat slechts onderbroken werd tijdens een liberale tussenperiode van 1854 tot 1856, na een geslaagde militaire staatsgreep van O'Donnell. 

Revolutie en restauratie (1868-1923)

In 1868 werd Isabella afgezet en korte tijd opgevolgd door generaal Prim. De "Cortes" stelde een nieuwe grondwet op en koos in 1870 een nieuwe koning, Amadeus van Aosta, die afkomstig was van het Italiaanse koningshuis. Amadeus van Aosta trad in 1873 af waarna de "Eerste Republiek" werd uitgeroepen die tot 29 december 1874 duurde. Er werd een federale grondwet opgesteld en een democratische structuur georganiseerd.
De nieuwbakken republiek kreeg te maken met de Tweede Carlistenoorlog en een opstand met Cartagena als centrum. Ook een anarchistische stroming in de arbeidersbeweging zorgde voor grote problemen in het agrarische Andalusië en het industriële Catalonië. Door een volgende militaire staatsgreep of "pronunciamiento" onder leiding van generaal Martínez de Campos kwam er al snel een einde aan de Eerste Republiek en de zoon van Isabella, Alfons XII, werd tot koning uitgeroepen.
Politiek staat de periode die van 1874 tot 1923 duurde bekend als de "restauratie" en werd gekenmerkt door elkaar afwisselende liberale en reactionaire regeringen. Dit alles was gebaseerd op een betrekkelijk liberale grondwet uit 1876 van Antonio Cánovas del Castillo. Cánovas was een zogenaamde "moderado", een gematigde politicus. Deze "moderados" lieten de liberalen en de reactionairen met elkaar om de macht strijden en bepaalden zelf grotendeels het regeringsbeleid. Het volk had in dit systeem weinig te zeggen op plaatselijk niveau. De plaatselijke en regionale machthebbers hadden het in hun gebied voor het zeggen en de invloed van het volk was minimaal. Dit systeem werd "caciquismo" genoemd waarbij ook nog de kerk haar politieke macht vergrootte.
Cánovas werd in 1897 vermoord en de nederlaag in de Spaans-Amerikaanse Oorlog waardoor ook de laatste koloniën verloren gingen, stortten Spanje in een staat van permanente crisis.
Verschillende bewegingen op politiek, cultureel en nationalistisch gebied lieten luid van zich horen. Zo streefde de "Generatie van '98" naar een politiek en cultureel reveil en een modern Spanje. Nationale bewegingen in Baskenland en Catalonië kregen steeds meer een politiek gezicht en de arbeidersbeweging werd steeds revolutionairder in haar doen en laten.
Liberale kabinetten hadden ondertussen in 1890 gezorgd voor algemeen stemrecht, vrijheid van vakbeweging en een minimale sociale wetgeving. In de praktijk stelde het allemaal echter nog niet veel voor. Internationaal kwam Spanje in een slecht daglicht te staan na het martelen van gevangenen in 1896 en de terechtstelling door een woedende massa van Francisco Ferrer Guardia, een vooruitstrevende voorman van de rationele "moderne school". Verder kwamen Catalonië en Andalusië negatief in het nieuws door soms bloedige sociale conflicten.
Spanje bleef neutraal in de Eerste Wereldoorlog waarbij links sterk sympathiseerde met de geallieerden. Rechts, en dan vooral de kerk, was sterk anti-Frans. Verder profiteerde Spanje vooral economisch door oorlogsleveranties. Na de Eerste Wereldoorlog ontstond in heel Europa een sociaal-revolutionaire beweging die ook Spanje aandeed. De Spaanse regering reageerde in 1919 met het met geweld onderdrukken van een algemene staking en het in de gevangenis gooien van socialistische kopstukken. Later werden zelfs enkele bekende leden van de vakbeweging CNT door politieagenten gedood. 1923 werd een belangrijk jaar. Bij verkiezingen wonnen de socialisten voor het eerst terrein en leed het Spaanse leger een grote nederlaag in Marokko. In datzelfde jaar op 13 september pleegde generaal Primo de Rivera met medeweten en instemming van koning Alfons XIII een staatsgreep.

Spanje (1923 - )