8114 |
Effectenhandel |
![]() |
De positie als stapelmarkt voor de wereldhandel raakte de stad in de loop van de 18e eeuw kwijt. Vooral Londen en Hamburg namen een deel van die rol over. Maar Amsterdam bleef het financiële wereldcentrum. Het was de bankier van de Europese vorsten die met geleend geld hun kostbare oorlogen voerden. Het beroemdste voorbeeld wordt gevormd door de familie Deutz, die al in het midden van de 17e eeuw het beheer kreeg over de kwikzilvermijnen van de Duitse keizer en zich hierdoor geleidelijk tot bankier ontwikkelde. De zucht tot speculeren is schijnbaar moeilijk te verenigen met de degelijke, christelijke beginselen van die dagen. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Zoveel kapitaal had zich langzamerhand opgestapeld in de Noordelijke Nederlanden, dat velen het er best op durfden wagen hun geld te steken in allerlei obscure, fantastische ondernemingen, vooral in "compagnieën van assurantie en commercie". Alleen al in het jaar 1720 werd er een dertigtal opgericht met een ingeschreven kapitaal, dat de 350 miljoen overschreed. In hetzelfde jaar stegen de aandelen van de V.O.C. van gemiddeld 500 naar 1200, die van de W.I.C. van rond 40 naar 400. Maar dat waren dan nog ondernemingen die echt handel dreven. Er waren ook "Zuiderzee- en Mississippi-compagnieën", die alleen in de Kalverstraat actief waren. |
![]() |
Omdat de beurs te klein werd om alle speculanten te herbergen en daarom week men uit naar het Franse koffiehuis Quincampoix in de Kalverstraat. De aandelen die hier van hand tot hand gingen stelden vaak in het geheel niets voor en op den duur kon dat natuurlijk niet goed gaan. Toen het hele zaakje mis liep, keerde de woede van honderden, die hun geld kwijt waren geraakt aan hun onbeheerste goklust zich tegen het café. Op 5 oktober 1720 werd café Quincampoix bestormd en geplunderd. De windhandel heeft maar kort geduurd en op de dag van de plundering van Quincampoix kwam het stadsbestuur met maatregelen tegen deze speculatiehandel. Heel wat Amsterdammers waren toen echter al hun geld kwijt. |
In 1792 vertrok uit Engeland een groot gezelschap bestaande uit 700 man, onder wie de beste geleerden en uitvinders met al hun nieuwste wetenschappelijke producten, waaronder een compleet planetarium op weg naar China om de keizer van het Hemelse Rijk (300 miljoen inwoners - Engeland: 7 miljoen), te smeken handelsbetrekkingen te openen op voet van gelijkheid.
De Britten willen op grote schaal thee en zijde importeren, maar hebben niet genoeg zilver om er contant voor te betalen. Maandenlang werd er door lord George McCartney, die de leiding had over deze handelsmissie, onderhandeld en geruzied over de kowtow. Macartney moest zich voor de keizer in het stof werpen en zijn hoofd negen maal op de grond slaan, hetgeen hij tot het bittere einde weigerde. De 85-jarige keizer Qian Long (Ch'ien Lung) liet weten dat de Britse monarch nooit een gelijkwaardige heerser zou kunnen zijn, hooguit een "koninkje", dat het Hemelse Rijk geen behoefte had aan technische snuisterijen of andere producten en dat hij moe werd van het argumenteren met barbaren die geen (Chinese) manieren hadden. laatst bijgewerkt: 20-7-01 |