7504 | Het koninkrijk Ashanti (1000 - 1900) |
![]() |
![]() |
Het oude Ghanese rijk Aoukar bestond tussen 8e en 11e eeuw en lag toen in de Sahelzone in het huidige land Mauretanië, waar toen een groot meer. Het land was vruchtbaar en beschikte over fabelachtige hoeveelheden goud. Via de handelssteden werden deze geruild tegen handelswaar zoals zout. De Akanstammen die toen over dit rijk heersten, beheersten een groot deel van de handelsroute beneden de Sahara. Rond de 11e eeuw regeerde over dit land koning |
Na de val van het Ghanese rijk migreerde een deel van de Akanstammen, zoals de Ashanti en de Fante naar het zuiden, waar zij meerdere staten stichtten, zoals de Ashanti-federatie en enkele Fante-staten. Het grootste deel van het gebied werd verenigd in de 16e eeuw onder de Ashanti-confederatie. In eerste instantie was dit een los statenverbond, maar later werd het een gecentraliseerde staat, met een hoge mate van bureaucratie rond Kumasi. Voor de Europese kolonisatie was de 'Ashanti Confederatie' een belangrijke staat in West-Afrika, vooral van 1570 tot 1900. De rijkdom van de Ashanti was gebaseerd op de aanzienlijke goudvoorraden in de regio. Het waren vaardige goudsmeden. De eerste koningen van Ghana stichtten de stad Bono Mansu Manso). Ghana was destijds de titel van een Ashanti-heerser. Sinds de middeleeuwen wordt de koning Ashantehene genoemd. De Ashantehene of Ghana had een goddelijke status. Aan het hof heerste een streng protocol. Om zijn goddelijke status te benadrukken vermeed de koning te eten in bijzijn van zijn onderdanen om hen te doen geloven dat hij geen voedsel nodig had om te overleven. Men sprak de koning aan van een grote afstand en altijd in geknielde houding. Rechts: Gouden masker |
![]() |
Dankzij de harde, maar zeer winstgevende slavenhandel ontstonden nieuwe machtige staten rond de delta van de Niger. Wat vroeger slechts kleine vissersdorpen waren, werden welvarende handelssteden, geheel gericht op de export van slaven, die langs de rivier uit de binnenlanden werden aangevoerd. Zelfs tussen 1820 en 1830, toen de slavenhandel op zijn eind liep, verscheepten de deltastaten per jaar nog ongeveer 20.000 slaven. De geschiedenis van de Ashanti is een roemrijk verhaal van oorlog en handel. Deze twee activiteiten maakten dat de Ashanti van oudsher veel in contact waren met andere bevolkingsgroepen. Zij maakten deel uit van een uitgestrekt netwerk van betrekkingen van de kust, waar de kustvolkeren via de zee handel dreven, tot de Sahara, waar de woestijnhandelaren het goud van de Ashanti verder verhandelden tot het via Zuid-Spanje Europa bereikte. In zowel de immateriële als de materiële cultuur zijn veel elementen van andere volkeren terug te vinden. Toen in 1471 Europese handelaren, op zoek naar het goud uit West-Afrika, aan de kust verschenen, kregen de 'buitenlandse betrekkingen' van de Ashanti een nieuwe dimensie. De Portugezen en later de Nederlanders bouwden handelsforten langs de kust om van daaruit te handelen in goud, ivoor en, later, slaven, in ruil voor onder andere wapens, buskruit, stoffen en Europese luxe producten. De aan de kust wonende Fanti traden op als tussenhandelaren tussen de blanke handelaren en de Afrikaanse handelaren uit het binnenland, waaronder de Ashanti. Toen de handel in mensen verboden werd, werden palmolieproducten en cacao de voornaamste handelsproducten. De contacten tussen Ashanti en Nederland zijn er altijd gebleven. In Ghana herinneren namen zoals Van der Puije en De Graft, de bij traditionele rituelen niet weg te denken Henkes jenever, de alom gewilde 'Real Dutch Wax', en de overal rondrijdende tweedehands auto's met Nederlandse reclameopschriften aan de historische banden tussen Ghana en Nederland. In Nederland houden de vele Ghanezen deze banden levend met hun handelsonderneminkjes, Ghanese winkels en 'chop bars' (eettentjes), muziekgroepen en kerken. |
In 1593 zette de eerste Hollander voet aan wal aan de kust van West-Afrika: Barent Eriksz. Op 1 november 1590 was hij met zijn schip de 'St. Pieter', met een bemanning van 36 mannen de haven van Enkhuizen uitgevaren. Zijn doel was, zoals zo veel Hollandse zeevaarders in die tijd, om naar Brazilië te zeilen om daar suiker te kopen. Maar zijn schip liep bij een storm flink averij op, op zoek naar een veilige plek om de schade te kunnen repareren, belandde hij op het eiland Il Principe in de Golf van Guinee. Daar werden Barent Eriksz en zijn mannen gevangen door de Portugezen genomen (september 1591) en naar São Tomé, het hoofdeiland, gebracht. Meer dan anderhalf jaar werden zij daar gevangen gehouden. In die tijd hoorde Eriksz verhalen van andere, waarschijnlijk Franse gevangen, over de goudhandel aan de West-Afrikaanse kust.
Na zijn veilige terugkeer in de Republiek vertelde hij dit aan de kooplieden in zijn stad, die daarop besloten snel een schip gereed te maken voor nieuwe zee-expeditie naar dit gebied. Het nieuwe schip, de "Maecht van Enkhuysen" was 80 ton zwaar en kreeg een nieuwe bemanning van 25 mannen. Van zijn oude bemanning van 36 mannen waren er namelijk 30 op São Tomé gestorven aan de malaria. Eind juni 1593 zeilde het schip uit Om iedere ongewenste aandacht te vestigen op zijn reis van mededingers uit Calais en Duinkerken en andere mogelijke toekomstige concurrenten, voerde Eriksz zijn schip niet door Het Kanaal, maar naar het noorden om Engeland en Schotland heen en vervolgens rechtstreeks naar de Goudkust naar een plaats bij Elmina, een toen belangrijke havenstad aan de Afrikaanse westkust die al meer dan een eeuw stevig in handen was van de Portugezen. Nadat Eriksz zaken had gedaan, keerde Eriksz, beladen met goud, ivoor en "zwarte peper" terug naar zijn vaderland, waar hij maart 1594 aankwam. De hele onderneming had hem minder dan negen maanden gekost en al die tijd was hij vijandig schip tegengekomen. Erikszoons succes had al gauw navolging. Begin 1600 voeren meer dan 20 Hollandse schepen naar dit deel van de Afrikaanse Westkust en omstreeks 1630 was dit aantal verdubbeld. |
![]() |
Eind zeventiende eeuw vond een omwenteling plaats in de geschiedenis van de Ashanti. Toen liet de fetisjpriester van de toenmalige koning van Kumasi, Osei Tutu I, een gouden zetel uit de hemel neerdalen, die de tot dan toe verdeelde Ashanti staatjes verenigde. Sindsdien is het Ashanti-rijk verenigd onder één koning en is Asika Dwa Kofi, de 'op vrijdag geboren Gouden Zetel', het spirituele symbool van de Ashantiziel en eenheid. De Gouden Zetel is zo heilig, dat de Ashanti er gedurende de geschiedenis alles aan gedaan hebben om deze te beschermen en behouden, want met het verlies van de Gouden Zetel zou het Ashanti-rijk ten onder gaan. |
Zo was de eis van de Britse gouverneur aanleiding tot de Yaa Asantewaa oorlog in 1900, de laatste opstand van de Ashanti tegen de Britten. Deze werd geleid door een vrouw, de koningin-moeder Yaa Asantwaa. De oorlog was verloren, maar in moreel opzicht gewonnen, want de Gouden Zetel, de ziel van de Ashanti, was behouden gebleven. De Gouden Zetel wordt omgeven door geruchten en geheimen omtrent zijn verblijfsplaats en al dan niet werkelijke bestaan. In november 1701 kwam David van Neijendaal aan in Kumasi, de nieuwe hoofdstad van het Ashanti-rijk. Hij verbleef daar meer dan een jaar, voor hij terugkeerde naar Elmina. |
Bronzen kuduo uit de 18e eeuw. Kuduo zijn bedoeld voor het bewaren van waardevolle spullen. Daarnaast hebben ze een religieuze functie en spelen ze een belangrijke rol in het persoonlijke ritueel van hun eigenaren op belangrijke momenten in hun leven, zoals bijvoorbeeld in vruchtbaarheidsrituelen. Ook plaatst men offerandes in kuduo als onderdeel van purificatierituelen (National Museum of Ghana Handbook, 1973: 39; McLeod, 1981:135-141). Als de eigenaar kwam te overlijden werd zijn kuduo meebegraven, gevuld met stofgoud en kralen. Soms werden ze bovenop graven geplaatst. In enkele gevallen dienden de potten als heiligdommen (Rattray, 1955:313-315). Hij vermeldt tevens dat Kuduo gebruikt werden bij verscheidene rituelen, zowel door de gewone bevolking als door de chiefs: in de 'N'Toro' ('soul-washing') riten, het 'Wednesday Adae'-feest, vrouwelijke puberteitsrituelen, begrafenisrituelen en tweelingfeesten. In tegenstelling tot de zogenaamde 'Forowa' (metalen potten of dozen) worden de Kuduo vaak aangetroffen in de zogenaamde 'Stool Room' van de chief.' (Bron: Tropenmuseum) | ![]() |
Het koninkrijk Ashanti omvatte na 1800 meer dan de helft van het huidige land Ghana en grote delen van de naburige staten Ivoorkust en Togo. Het koninkrijk was veruit het welvarendst van alle recentere koninkrijken van het prekoloniale Afrika. Oorspronkelijk had Ashanti zijn kracht te danken aan de goudhandel met de westelijke Soedan: Ashanti was een van de bronnen van het goud dat via de Soedanese handelsrijken naar de Noord-Afrikaanse markten stroomde. Niet voor niets werd de koninklijke waardigheid gesymboliseerd door een gouden bankje, dat, in de traditie van Asjanti, omstreeks 1695 "uit de hemel neerdaalde" en zachtjes neerkwam op de knieën van de held en grondlegger van Ashanti, Osei Toetoe. De Ashanti namen de slavenhandel heel gemakkelijk op. Zij beschouwden de aanwezigheid van Europese kooplieden aan de kust als een nieuwe mogelijkheid om handel te drijven en hun macht te vergroten. Eén van de middelen daartoe waren de musketten uit het verre Engeland. Het goud dat daarvoor nodig was, werd verdiend met de handel in slaven. Zij organiseerden dit zelf en op zeer efficiënte wijze, met klerken die konden lezen en schrijven en een sterk leger, waarmee geen naburige macht zich kon meten. De hoofdstad Koemasi - het hart van deze zeer winstgevende handel - werd een bloeiende stad. Europeanen die de stad voor de eerste keer bezochten, waren onder de indruk van de brede straten en de schone huizen die zelfs ingebouwde toiletten hadden. Ook waren zij onder de invloed van de rijkdom aan de bewijzen voor de macht van de Ashanti. Met schrikwekkende flarden krijgshaftige muziek en uiterlijk vertoon van vlaggen en ander uiterlijk vertoon, werden Britse, Engelse en Deense gasten verwelkomd. De hoofdmannen en kapiteins van de Ashanti waren daarbij gehuld in glanzende gewaden "van ongelooflijke afmetingen en gewicht... over de schouder geworpen als een Romeinse toga." De Ashanti onderhielden een leger Islamitische en Afrikaanse ambtenaren en een goed werkend systeem van koeriersdiensten, waardoor alle delen van het rijk met elkaar in contact stonden. Door effectieve oorlogsstrategieën en politieke, culturele en economische successen ontwikkelde het Ashanti-rijk zich tot een zeer complexe en goed georganiseerde staat. In de negentiende eeuw bereikte het Ashanti-rijk haar grootste bloeiperiode. Zo'n hoog ontwikkelde staat was zeer bijzonder in het Afrika van de vorige eeuw en dwong respect en bewondering af bij de Europeanen aan de kust. De neergang van het Ashanti-rijk begon met de nederlaag tegen de Engelsen in 1874 en in de laatste opstand tegen de Engelsen in 1900 verloren de Ashanti hun onafhankelijkheid. |
Ondanks het vernietigend effect van de slavenhandel op de Afrikaanse samenleving als geheel, schenen sommige staten er nauwelijks door verstoord. Een daarvan was het opmerkelijke koninkrijk van Ashanti, dat rond 1800 meer dan de helft van het huidige Ghana en grote delen van de naburige landen Ivoorkust en Togo omvatte. Het koninkrijk Ashanti was veruit het welvarendste van alle recentere vorstendommen van het prekoloniale Afrika, hoewel het pas gesticht was op het einde van de 17de eeuw, toen volgens de overlevering voor de eerste grote Ashanti-vorst een gouden stoel uit de hemel daalde. Oorspronkelijk had Ashanti zijn kracht te danken aan de goudhandel met de westelijke Soedan. Goud komt zelfs tegenwoordig nog rijkelijk voor in het gebied, in rivierzand en ertslagen. De Ashanti's namen de slavenhandel heel gemakkelijk op. Zij beschouwden de aanwezigheid van Europese kooplieden aan de kust gewoon als een nieuwe mogelijkheid handel te drijven en hun macht te vergroten. En een van de middelen daartoe waren musketten uit het verre Birmingham. Doordat zij nooit gebukt waren gegaan onder Europese agressie, speelden zij de Nederlanders handig uit tegen de Engelsen en ontwikkelden zij hun eigen, zeer efficiënte organisatie voor de slavenhandel, compleet met klerken, die konden lezen en schrijven, en legers waarmee geen naburige macht zich kon meten. De hoofdstad, Koemasi, werd het hart van een ingewikkeld maar zeer winstgevend economisch rijk.
Typisch voor de Ashanti's is hun soepelheid in het assimileren van nieuwigheden. De talrijke beeldjes in messing, brons of koper, die zij gebruikten als gewichten voor het wegen van goud, vormen een fraaie kunstzinnige staalkaart van zulke innovaties: Europese sleutels, koffers, stoelen bekleed met bespijkerd leer, musketten, kruithoorns, westerse hoeden enz. De Ashanti-vorsten en hun adel droegen prachtige gewaden uit Chinese zijde, die dwars over het continent waren aangevoerd, vanuit de Oost-Afrikaanse havens als Mombasa. Hun wevers haalden de ragfijne delicate draden uit elkaar, om ze op hun smalle weefgetouwen opnieuw te weven volgens patronen die meer aan de eigen smaak beantwoordden. De stof werd gedragen, omgeslagen als een antieke toga, wat de Asjanti een zeer statig uiterlijk verleende. Toen de koloniale druk in de loop van de 19de eeuw steeds groter werd, nam de koning van Ashanti, de Asantehene, zelfs Fransen in dienst voor zijn administratie en het contact met Europa. Het uitstekende leger had een Duitse instructeur. En toen hun land in 1901 uiteindelijk door de Engelsen werd overmeesterd na een reeks van beschamende en vernietigende koloniale oorlogen, stonden de Ashanti's al met één been in de moderne wereld Gemaakt: 09-04-03; laatst bijgewerkt: 03-12-03 |