7242 Alexander Vl (Rodrigo Borgia) (1492-1503)
Rome (1564 - 1471)

Het devies van Rome zou kunnen luiden: "Van je familie moet je 't hebben." Meer dan enige andere stad in Europa is Rome gevormd door de invloed van grote, machtige families. Palazzi, parken en musea getuigen van roemrijke geslachten als de Orsini, Colonna, Borghese en Della Rovere. Eén familie steekt qua reputatie echter met kop en schouders boven de andere uit: de clan van de Borgia's. Dit van oorsprong Spaanse geslacht wist zich in korte tijd op te werken tot de absolute top van de Kerkelijke Staat. Rond l500 stond het Borgia-wapen op talloze vaandels: het embleem met de vergulde stier. 

De Borgia's overschreden alle grenzen van hun tijd: in pracht en praal, in wreedheid en machtswellust. Rodrigo Borgia en zijn onwettige kinderen Cesare en Lucrezia worden gerekend tot de roemruchtste telgen uit dit geslacht.

Alexander VI (Rodrigo Borgia) (1492-1503)

Toen paus Alexander VI op 18 augustus 1503 op zijn sterfbed lag, was hij niet al te mooi om aan te zien. Corpulent en met een door de malaria rood aangelopen gezicht lag hij zwetend op zijn dood te wachten. Nadat hij zijn laatste adem had uitgeblazen, begon zijn lichaam snel te ontbinden in de zinderende hitte van augustus: "Het gezicht had de kleur van moerbeziën aangenomen en was bedekt met blauw-zwarte vlekken. De neus was opgezwollen, de mond uitgezet doordat de tong was dubbelgeslagen, de lippen schenen het gehele gezicht te vullen. Na vijf uur werd het lichaam naar de kerk van Santa Maria delle Febbre gedragen en in een doodskist in een hoek bij het altaar gelegd. Zes arbeiders maakten godslasterlijke grapjes. De timmerlieden hadden de kist te klein gemaakt; dus legden zij de mijter van de paus aan zijn zijde, rolden zijn lichaam in een oud vloerkleed en duwden en wrikten zolang tot het in de kist zat. Er brandden geen toortsen; geen priester of wie dan ook hield bij het lichaam de wake."

Het roemloze einde van paus Alexander VI stond in schril contrast met de macht en de persoonlijke uitstraling die hem in betere tijden hadden gekenmerkt. In zijn jeugd werd Rodrigo Borgia - zoals hij eigenlijk heette - algemeen beschouwd als een bijzondere man: "Hij is goed gebouwd en goed van de tongriem gesneden. 

Zijn aantrekkingskracht op mooie vrouwen en de manier waarop hij hen prikkelt - en waarop zij verliefd op hem raken - is zeer opmerkelijk. Hij trekt hen aan met meer kracht dan een magneet ijzer aantrekt." Van zijn ouders had hij de typische uiterlijke kenmerken van de Borgia's geërfd: een gewelfd voorhoofd, een haviksneus, zware kaken, iets uitstekende tanden en een terugwijkende kin. Niet echt knap, maar wel karakteristiek.

Van jongs af aan was Rodrigo voorbestemd voor een hoge maatschappelijke positie. Hij was de beschermeling van zijn machtige oom Alonso Borgia, die het in 1455 tot paus had geschopt onder de naam Calixtus III. Oom Alonso was voor de jonge Rodrigo een monumentale figuur: vanuit het niets had hij een enorme machtspositie opgebouwd. Geboren als zoon van een lagere edelman uit de buurt van Valencia wist hij zich door sluwheid en tomeloze inzet eerst op te werken tot secretaris van de Spaanse koning Alfonso V, vervolgens tot bisschop en kardinaal, en uiteindelijk tot paus. Toch had Rodrigo - ondanks de steun van zijn machtige oom - geen gemakkelijk leven. 

Rome was in de vijftiende eeuw voor een Spanjaard een zeer onaangename omgeving. Spanjaarden werden door de meeste Romeinen gezien als halve beesten: grof, hebzuchtig en bloeddorstig. De naamsverandering van het Spaanse Borja in het meer Italiaans klinkende Borgia hielp maar een beetje; het werd Rodrigo zeer kwalijk genomen dat hij thuis Spaans sprak en Spaanse gerechten at.

Rodrigo wist zich echter staande te houden. Hij studeerde kerkelijk recht aan de universiteit van Bologna en werkte zich met hulp van zijn oom op tot kardinaal. Geduldig bouwde hij jaar na jaar zijn machtsbasis uit, tot hij uiteindelijk in 1492 - op 61-jarige leeftijd - zijn kans schoon zag. De machtigste adellijke families van Rome - de Orsini en de Colonna - stonden lijnrecht tegenover elkaar in een van hun vele, eindeloze vetes. Beide partijen - vele honderden edellieden sterk - hadden zich diep ingegraven in hun stellingen in en om Rome. Toen precies op dat moment de paus overleed en een opvolger gekozen moest worden, deed zich een probleem voor. Vrijwel elke kandidaat was op een of andere wijze verbonden met de Orsini of de Colonna. Oorlog was alleen te vermijden door de aanstelling van een neutrale paus, iemand uit Spanje bijvoorbeeld, iemand als... Rodrigo. Zo gezegd, zo gedaan. Rodrigo werd tot paus gekozen: paus Alexander VI. De Romeinse bevolking was dol van vreugde. Overal werd het vaandel met de vergulde Borgia-stier gehesen en met veel enthousiasme werd - zoals de traditie voorschreef - het huis van de nieuwe paus geplunderd.

Alexander was als paus niet alleen hoofd van de katholieke kerk maar ook van de Kerkelijke Staat, een gebied dat ongeveer heel midden-Italië besloeg Het was echter geen begerenswaardige erfenis. Het platteland werd onveilig gemaakt door condottieri: die met huurlingenlegers hele gebieden afstroopten. 

Rome zelf was een rommelige hoop middeleeuwse huizen, gebouwd rondom verwaarloosde ruïnes uit de Oudheid. De dichter Petrarca noemde Rome "de meest luidruchtige stad, een poel van ongerechtigheid, de beerput van de wereld". De stad, die in de Oudheid meer dan een miljoen inwoners had geteld, was vervallen tot "een dorp van koehoeders" met niet meer dan 25.000 inwoners. Schapen en ander vee liepen door de straten, een groot deel van de stad binnen de muur van Aurelianus was niet meer dan woest grasland. Het Forum en het Capitool waren door de inwoners omgedoopt tot Campo Vaccino (Koeienveld) en Monte Capra (Geitenheuvel). Het marmer van het Capitool was verbrand en fijngemalen voor de kalkproductie. Monumenten als het Colosseum werden - versterkt door kettingen en lelijk metselwerk - gebruikt als forten voor adellijke families. De stad stond - net als het huidige San Gimignano - vol met hoge verdedigingstorens van families als de Colonna, Orsini, Savelli en Annibaldeschi. Jeugdbenden, soms wel 300 man sterk, terroriseerden de bevolking; ze plunderden huizen, beroofden pelgrims en verkrachtten vrouwen.

Alexander besloot het kwaad met wortel en tak uit te roeien. Hij wilde Rome transformeren van een hoop ruïnes in een stad met keizerlijke allures, symbool van een herlevend pausdom. Straten werden geplaveid, grote openbare werken opgezet, fonteinen en aquaducten aangelegd. Beroemde architecten en schilders ontvingen belangrijke, prestigieuze opdrachten. In het Vaticaan liet Alexander de schilder Pinturicchio indrukwekkende fresco's aanbrengen. Humanistische geleerden bouwden de Vaticaanse bibliotheek uit tot een brandpunt van Europese kennis, gebaseerd op hernieuwde bestudering van de klassieke Oudheid. De veiligheid in en om Rome liet Alexander meedogenloos herstellen door zijn zoon Cesare, die hij benoemd had tot hoofd van het pauselijke leger. De stroom pelgrims groeide enorm, de herbergen waren vol en de pauselijke schatkist liep vol met giften. 

Nabij de ingang van Castel Sant'Angelo liet hij een ronde toren bouwen met marmer van het mausoleum van Hadrianus. Een deel van de thermen van Diocletianus werd gesloopt evenals een deel van een niet nader vermelde tempel naast de Via Sacra op het Forum Romanum.

Bij de uitvoering van zijn plannen ging Alexander genadeloos te werk. Zijn doel heiligde alle middelen. In dat opzicht was hij een Renaissance-vorst bij uitstek: sluw, berekenend en onbarmhartig. Politieke tegenstanders werden tegen elkaar uitgespeeld, vergiftigd of op een andere manier ter dood gebracht. Elke nacht dreven er nieuwe lijken in de Tiber. Van de kantelen v an de Engelenburcht bungelden de lichamen van misdadigers en politieke tegenstanders door elkaar. Huizen en goederen werden met de meest onwaarschijnlijke argumenten onteigend en toegevoegd aan de pauselijke bezittingen.

Ook in een ander opzicht was Alexander een typische Renaissance-vorst: hij genoot met volle teugen van alle denkbare wereldse verlokkingen. Daar was hij al vroeg mee begonnen. In 1460 was hij als kardinaal berispt door paus Pius II nadat hij - tijdens een doopplechtigheid - poedelnaakt had gestoeid met enkele Sienese dames van lichte zeden: "Wij hebben vernomen dat u zich in alle wellust overgaf aan de dans, dat alle bekoringen van de liefde werden getoond. Ons misnoegen is te groot voor woorden." Alexander had vele maîtresses en evenveel onwettige kinderen. Er waren in het Vaticaan wilde, overdadige feesten tot diep in de nacht. Luxe-prostituees (courtisanes) waren vaste bezoeksters: zeer schaars gekleed dansten ze tussen de kerkelijke en andere hoogwaardigheidsbekleders en verleenden hun diensten aan dat doorluchtig gezelschap. Tijdens de banketten deden de gasten zich tegoed aan in hun geheel geroosterde everzwijnen, geiten en ooievaars, aan kastelen van suikerwerk, gelei en gekonfijte vruchten, enz.

Om de Romeinse bevolking tevreden te houden, was niets Alexander te dol. Hij organiseerde enorme feesten in oud-Romeinse stijl: paardenrennen met Barbarijse hengsten, praaloptochten en bombastische ceremonieën. Ter afwisseling waren er wedrennen van wilde zwijnen, en zelfs loopwedstrijden met naakte prostituees, bejaarden en joden: die moesten zich voor de aanvang volproppen met eten zodat ze nauwelijks meer konden lopen. Het publiek vond het allemaal prachtig.

Zeer populair waren ook de door Alexander ingevoerde Spaanse stierengevechten. Ze werden overal in de stad georganiseerd, in straten en op pleinen, maar bij voorkeur op de Piazza Navona. Alle Romeinen mochten meedoen. Zoon Cesare was één van de meest enthousiaste deelnemers: gezeten op zijn paard reeg hij menige stier aan zijn lans...

Alexander wist zijn macht te behouden tot aan zijn laatste uur. Toen hij in 1503 zijn laatste adem had uitgeblazen, zagen zijn tegenstanders - vooral de grote adellijke families die zo lang vernederd waren - hun kans schoon. Ze sloegen de handen in elkaar en dwongen zijn gehate zoon Cesare de stad te ontvluchten. Zonder de machtsbasis van het pausdom was het gedaan met de Borgia's. Ondanks zijn grote verdiensten voor de wederopbouw en het bestuur van Rome was er niemand die een traan liet om de dood van Alexander. De Florentijnse geleerde Machiavelli schreef in een commentaar na zijn dood: "Om hem heen dansten zijn drie toegenegen dienaressen: Wreedheid, Corruptie en Ontucht."

Rechts: Portret van een jongeman, mogelijk Cesare Borgia van Altobello Melone

Cesare Borgia (1475-1507)

Gemaakt: 08-07-05; laatst bijgewerkt: 21-09-10

colofon