De kleine gemeenschappen die van Estland naar zuidelijk Finland migreerden, vestigden zich bij riviermondingen waar zij de bonthandel domineerden die langs de rivieren werd gevoerd. Dit was een geval van extra bevolking eerder dan vestiging van pioniers, en de nieuwkomers werden later geassimileerd in de inheemse bevolking van het gebied. Aan de andere kant, de crematiekuilen en de urngraven van deze periode suggereren dat Finland ook de aandacht had van andere actieve nederzettingen, vermoedelijk van de richting van Scandinavië, en dat handelsposten werden gevestigd door kolonisten van centraal Zweden. De inheemse vormen van begraven in Finland in deze periode omvatten lage steenhopen en crematieplaatsen op grond niveau waarin de as van de overledene werd uitgestrooid en begeleidende graf offers onder en tussen stenen geplaatst werden. De crematie was de meest gebruikelijke vorm van begraven tijdens het grootste deel van de ijzertijd, hoewel er al in de 7e eeuw begraven werd in het gebied rond Eura en Köyliö in lager Satakunta.
In de 11e eeuw werd begraven het meest gebruikelijk in heel Finland. Onder de invloed van het Christendom uit Zweden, werd in westelijk Finland in 1150 het begraven van de doden zonder grafoffers overgenomen, hoewel in het oosten de gewoonte om grafoffers mee te geven aan de overledenen tenminste voortduurde tot aan het eind van de 13e eeuw in Savo en Karelië (de Karelische landengte en de noordwestkust van het Ladogameer).
Het pré-christelijke geloof van de ijzertijd wordt gedeeltelijk weerspiegeld in de offer 'kop' stenen die naast de begraafplaatsen of de percelen van gecultiveerd land werden gevonden. De bekerachtige vormen in deze stenen werden gebruikt om offers als voedsel te brengen, b.v. graankorrels van de nieuwe oogst.
De overvloed aan voorwerpen die meegingen met het lichaam in de graven in de ijzertijd wijst op culturele contacten in een aantal richtingen.
Ingevoerde goederen in de Romeinse tijd (1- 400 n.C) omvatten bronzen wijngietlepels uit zuid Europa en een glazen drinkhoorn uit de buurt van Keulen. Zowel glazen drinkhoorns als zelfs druivenzaden zijn bij opgravingen tevoorschijn gekomen.
Juwelen uit de vroege IJzertijd werden voornamelijk ingevoerd uit het oostelijke gebied rond de Oostzee, terwijl een sterke Zweedse invloed zichtbaar is in de juwelen uit de periode van de Grote Migraties (400-600 n.C).
Toch zag men in de Merovingische periode (600-800 n.C) de totstandkoming van een inheemse Finse stijl van juwelen. Tegen het eind van de IJzertijd begonnen de ornamenten regionale variatie te krijgen, met de west Finse stijl verschillend van die in Savo en Karelië.
Opgravingen van begraafplaatsen uit de Viking tijd en periode van de Kruistochten heeft het mogelijk gemaakt om diverse vrouwenkostuums met hun verschillende kledingstukken en delen van ornamenten te reconstrueren.
De bewapening van de mensen werd aanvankelijk grotendeels ingevoerd uit Continentaal Europese arsenaal werkplaatsen, en wees zo op de internationale stijl van dat moment. Maar vanaf de Merovingische periode waren het in het bijzonder de Finse smids die zich dusdanig ontwikkeld hebben om zelf rijk versierde en hoge kwaliteit wapens te produceren.
Tijdens het Viking tijdperk (800-1050) lag de weg van de Vikingen naar het oosten dichtbij Finland en de Karelische landengte, langs de Golf van Finland en over het Ladoga meer naar de grote rivieren van Rusland, op weg naar Byzantium en de Zwarte Zee, of zelfs zover als de Kaspische zee. Het is bijna zeker dat sommige Finnen ook op deze expedities gingen. Er is b.v. bewijsmateriaal hiervan gevonden in graven bij de Luistari begraafplaats in Eura.
Het was op dit moment dat Åland cultureel Zweeds werd, wat het tot heden is gebleven.
De groeiende economische activiteit rond het Ladoga meer bevorderde ook de economische ontwikkeling in Karelië, een proces dat zijn hoogtepunt vond tin het tijdperk van de Zweedse Kruistochten (1050-1150/1300 n.C), terwijl de zilveren muntstukken uit de Viking Tijd uit west Europa en de Arabische wereld ook een verhaal vertellen van uitgebreide handelsbetrekkingen.
De waterwegen waren op dat moment nog essentiële verkeersroutes , maar de weg over land: ' Stieren Weg' (Härkätie) van Turku naar Hämeenlinna dateert waarschijnlijk uit het Ijzeren tijdperk.
Het leven in de dorpen en de huizen
Toen de ijzertijd aan zijn eind kwam werd de Finse bevolking geschat op 50.000. Bewoning was geconcentreerd in dorpen, terwijl de sociale ontwikkeling op andere gebieden blijkbaar ook vrij geavanceerd was. Er waren betrekkelijk weinig sociale verschillen in deze gemeenschappen die gebaseerd waren op landbouw en veeteelt; de vrouwen, rijke vrouwen in het bijzonder, genieten een redelijke vorm van onafhankelijkheid.
Archeologische onderzoek heeft tot dusver veel minder over de woningen in het Ijzeren tijdperk onthuld dan van begraafplaatsen; er is tot nu toe weinig gedetailleerde kennis over gebouwen uit die periode. De woningen bestonden uit twee soorten: rechthoekige huizen, gesteund door dikke posten en,-vooral in het laatste deel van de periode, houten blokhutten.
Bewijsmateriaal van het eind van de ijzertijd laat verschillende culturele gebieden zien, die suggereren dat er één of andere soort van voorhistorische provincie bestond. Dit niveau van sociale organisatie betekende ook de behoefte aan verdediging en strategische voorbereidingen. Bestonden de voorhistorische forten van Finland grotendeels uit steile rotsen of heuvels die met steen werden versterkt; elke houten structuur die zou hebben kunnen bestaan is verdwenen. De voorhistorische heuvelforten als deze werden gevonden in een uitgebreid gebied dat zich uitstrekt van west Finland tot aan Ladoga Karelië.
Het Finse volk en zijn diverse groeperingen zijn het product van een lange historische ontwikkeling. Menselijke bewoning in Finland is ononderbroken sinds de eerste kolonisten aankwamen na het eind van de Ijstijd. De diverse nieuwe bevolkingsgroepen die van verschillende richtingen zijn gekomen hebben zich gemengd met de eerdere bewoners en hebben hun eigen bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het Finse genetische en cultureel erfgoed. Het is ook een verhaal van aanpassing aan verschillende natuur condities, klimaat variaties en de basis vereisten om in leven te blijven.
De legpuzzel van het verleden is echter altijd incompleet. Het is een nauwgezet proces. Toekomstige ontdekkingen zullen het beeld altijd weer veranderen. De zuurgraad van de Finse grond betekent jammer genoeg dat slechts een deel van de voorhistorische fysieke cultuur van het land aan archeologisch onderzoek beschikbaar is. De steen, de gebrande klei en metaal hebben beter overleefd, maar de organische materialen zoals hout, been, leer en textiel hebben slechts in uitzonderlijke gevallen overleefd. Been dat is verbrand overleeft in de Finse grond, net als verkoolde zaden en granen. Verbrande beenderen hebben er voor gezorgd dat er een beeld te scheppen was van zowel jacht als geacclimatiseerde dieren. Meer dan 13.000 voorhistorische overblijfselen zijn gevonden in Finland, en dit aantal wordt constant uitgebreid. Ze worden automatisch beschermd door de Antiquiteiten wet. Velen zijn gerestaureerd en te bezoeken.
Finland (1100 - 1800)
Gemaakt: 23-07-06; laatst bijgewerkt: 27-10-08
colofon
|