6147 |
Zweden (1448 - 1470) |
![]() |
![]() Dat deze koning tegenwoordig bekend is als de achtste Karel is het gevolg van de behoefte van zijn veel latere opvolgers Erik XIV en diens broer Karel IX om zich te kunnen beroepen op een lange, roemvolle stamboom. Daartoe baseerden ze zich op een fantasierijke versie van de Zweedse geschiedenis door aartsbisschop Johannes Magnus, Historia de omnibus gothorum sueonumque regibus, die in 1554 postuum werd gepubliceerd door diens broer Olaus Magnus. Karel VIII werd geboren als de zoon van Knut Tordsson Bonde, een ridder en lid van de Zweedse Rijksraad, en Margareta Karlsdotter Sparre av Tofta. De vader van Karel VIII zou afstammen van een jongere broer van koning Erik IX van Zweden. Zijn moeder zou afstammen van Karel de Dove, een belangrijke Zweedse graaf en van Knoet IV van Denemarken. |
![]() |
![]() |
Vanaf 1434 was Karel lid van de Zweedse Rijksraad. Vanaf 1434 brak de Engelbrekt-opstand uit tegen ![]() In 1432 braken de eerste ongeregeldheden uit. Aanleiding was het verzet van de boeren tegen het bestuur van de Deense baljuw Jösse Eriksson, die heer was van het kasteel Borganäs. Zijn bestuur werd omschreven als barbaars. Op aandringen van de Zweden werd hij teruggeroepen door de Deense koning en wist de Zweedse adel de gemoederen enigszins te bedaren. Jösse Eriksson dook onder in een Zweeds klooster, maar werd in 1436 opgepakt en geëxecuteerd in Motala. Links: Erik Vll van Pommeren |
De op handen zijnde benoeming van Jösse Erikssos opvolger, maar vooral de voortdurende stagnatie van de Zweedse handel resulteerden in de zomer van 1434 tot een opstand van de boeren en mijnwerkers. Onder het motto “Brand de kastelen af” trokken zij op naar het kasteel Borganäs bij Borlänge en staken het in brand. Engelbrekt Engelbrektsson wierp zich op als leider van de opstand en onder zijn leiding werd opgetrokken naar Västerås, waar het kasteel hetzelfde lot onderging. Inmiddels had een groot deel van de Zweedse adel zich aangesloten bij de beweging en al snel daarop volgde de clerus. Volgende tussenstation werd Uppsala waar Engelbrekt, na de inname, de toezegging deed de belastingen te verlagen. Van hieruit trokken de opstandelingen naar Stockholm waar na onderhandelingen een wapenstilstand werd gesloten met de burgemeester Hans Kröpelin. Na Stockholm werd verder zuidwaarts getrokken om in augustus aan te komen in Vadstena. Hier werd een verdrag getekend tussen de standen, waarop een brief aan de Deense koning Erik VII volgde, waarin zijn macht niet langer meer erkend werd. Al plunderend en brandstichtend gingen de troepen nog verder naar het zuiden en vielen zelfs Deens gebied binnen.
De Deense koning Erik VII had ondertussen troepen verzameld en trachtte via oost-Zweden, het enige deel dat nog niet in handen was van de rebellen, de opstand neer te slaan, maar slaagde daarin niet. In november 1434 sloten Erik VII en Engelbrektsson een vredesverdrag voor een jaar, waarna nieuwe onderhandelingen zouden volgen. Op 11 januari 1435 werd Engelbrekt tijdens een vergadering gekozen als militair leider van het koninkrijk (rikshövitsman). Deze vergadering zou de geschiedenis ingaan als de eerste Statenvergadering van Zweden, een vergadering waar alle vier de standen vertegenwoordigd waren (adel, clerus, burgerij en boeren). Naast de benoeming van Engelbrekt werd ook de verdediging van het land besproken en werden bestuurders aangewezen voor de verschillende delen van Zweden. Rechts: Standbeeld van Engelbrekt Engelbrektsson |
![]() |
Op 3 mei 1435 volgde een ontmoeting tussen de Zweden en Denen in Halmstad en werd besloten Erik VII weer te erkennen als koning van Zweden onder de voorwaarde dat hij de Zweedse rechten zou erkennen. Het vredesverdrag dat Erik VII had gesloten met Schleswig, Holstein en Pommeren droeg ook bij aan de verbeterde verstandhouding met de Deense koning. In oktober veranderde de stemming echter. De Deense koning bleek geen gehoor te willen geven aan de roep om verlaging van de belastingen en op zijn initiatief werd de regering van het land herzien, waarbij opnieuw leden van de Deense en Duitse adel werden aangesteld. Engelbrektsson werd uitgesloten van regeringsdeelname. Dit riep grote weerstand op en leidde tot een tweede opstand in november 1435. Deze dreigde echter te mislukken door interne problemen bij de rebellen.
In januari 1436 werd een samenkomst georganiseerd waarin de grieven tegen de koning opnieuw werden geuit. Besloten werd om op te trekken naar Stockholm, waar de poorten van de stad door de burgerij werden geopend vanwege hun afkeer van het Duitse bestuur, maar ook uit angst voor een langdurige belegering van de stad. Het bestuur van de stad werd overgedragen aan Karl Knutsson Bonde (de latere koning Karel VIII van Zweden) en Erik Puke. Engelbrekt trok verder het land in om daar de opstandelingen te ondersteunen. Hoewel de opstand gesteund werd door de boeren en burgerij, waren het vooral de adel en clerus die een meer stabiele leider zochten, die als thuisbasis Stockholm zou hebben. Erik Puke was daarbij uitgesloten, omdat hij tijdens de vorige opstand een kasteel van een loyaal Zweeds edelman, Bengt Stensson, had veroverd. Daarop werd besloten Karl Knutsson Bone te benoemen als militair leider.Op 4 mei 1436 werd Engelbrekt Engelbrektsson vermoord en was Karl Knutsson Bonde de enige militair leider van Zweden. Op 1 september 1436 werd het koningschap van Erik VII van Denemarken opnieuw hersteld, waarbij echter bindende voorwaarden werden gesteld waaraan de koning zich diende te houden. Door de grote populariteit van Engelbrekt onder de laagste standen en het gevoel dat aan hun wensen en grieven geen gehoor werd gegeven braken er na september nog verschillende opstanden uit, waarbij Erik Puke de leidersrol op zich nam. Deze opstanden werden echter onderdrukt en in 1437 werd Erik Puke gearresteerd en geëxecuteerd. In 1438 werd door de Rijksraad besloten Karl Knutsson Bonde aan te stellen als regent en Erik VII van Denemarken af te zetten als koning. Deze functie vervulde hij twee jaar. In 1440 kwam |
Vanaf 1442 werd Karel de militair gouverneur van Vyborg in Finland, waar hij vele gebieden verwierf. Door toedoen van Christoffel werden in de daaropvolgende jaren de meeste landerijen weer tot de Deense kroon teruggebracht. Karel trok zich met zijn hofhouding terug op het kasteel Vyborg (nu Rusland), waar hij een eigen buitenlandse politiek voerde tegen de wil in van Denemarken. Hij onderhield contacten met de Hanzesteden, waaronder de Russische handelsstad Novgorod en met de Teutoonse ridders in Estland en Letland. Rechts: kasteel van Viborg |
![]() |
![]() Na de dood van Christoffel van Beieren in 1448, die geen erfgenamen achterliet, werd Karel op 20 juni 1448 gekozen tot koning van Zweden en op 28 juni werd hij ingehuldigd op de aloude Stenen van Mora. Zijn benoeming tot koning had tot doel de Kalmarunie te continueren, maar nu onder het koningschap van Zweden, waardoor Noorwegen in 1449 dan ook Karel koos als koning en hem op 20 november 1449 tot koning kroonde. De Denen hadden in september 1448 echter Vanaf 1451 waren de Denen en Zweden in oorlog met elkaar. Door de vernietigende aanvallen groeide het verzet tegen Karel VIII in Zweden. Vooral de Zweedse kerk keerde zich tegen hem, omdat hij de macht trachtte te concentreren binnen een seculiere maatschappij. Maar ook onder de Zweedse adel groeide de weerstand. In 1457 werd hij afgezet. De rebellie werd geleid door de Zweedse aartsbisschop Jöns Bengtsson Oxenstierna en Erik Axelsson Tott, die beiden na de vlucht van Karel VIII naar Danzig het regentschap op zich namen. Zij zorgden voor de verkiezing van
Bij een ruzie tussen de Deense koning en de aartsbisschop van Zweden over belastingen werd deze geestelijke gevangengenomen, wat leidde tot een opstand binnen Zweden, waardoor de Deense koning weer werd verdreven. Bisschop Kettil Karlsson Vasa nam het regentschap even waar, maar al snel werd Karel VIII weer koning, om al na een half jaar weer verjaagd te worden door de Deense monarch, waarna hij berooid naar Finland reisde en ging wonen in kasteel Raseborg.
|
In 1467 werd Karel opnieuw teruggehaald en tot koning gekroond door Erik Axelsson Tott, die aanvankelijk een fel tegenstander van de koning was geweest.
Rechts: beeld van waarschijnlijk Karel Vlll in het kasteel van Gripsholm |
![]() |
Gemaakt: 13-02-10 |