2944 | Wilhelm Tell |
![]() |
![]() |
Op een herfstnacht kwamen 33 mannen uit de drie kantons op de Rütliweide in Unterwalden aan de Vierwaldstättersee bij elkaar en beloofden elkaar met een dure eed hun land tegen de indringer te verdedigen. De wrede Gessler vermoedde onraad en om de volksstemming te peilen liet hij op de markt in de hoofdstad van Uri een Oostenrijkse hertogshoed op een stang plaatsen en onder trompetgeschal door een omroeper bekend maken, dat iedere voorbijganger die hoed met eerbied moest groeten alsof hij voor de Habsburgse keizer zelf stond. De Zwitsers slikten hun ergernis in en gehoorzaamden. Tot Wilhelm Tell, één van de 33 mannen uit Rütli, voorbijging zonder enig respect voor de hoed te tonen. Hij werd door Gesslers mannen gegrepen en voor de landvoogd gebracht. Gessler had horen spreken over Tells bekwaamheid in het boogschieten. "Jij die zo kan schieten", zei hij, "moet een meesterschot doen: je moet met een pijl een appel van het hoofd van je kind schieten". Tevergeefs protesteerde de ontstelde vader. Gessler antwoordde honend, dat hij bij weigering zowel vader als zoon ter dood zou veroordelen. |
Nu werd aan Wilhelm een handboog gegeven en een koker, waaruit hij twee pijlen koos. De ene pijl legde hij op de handboog, de andere stak hij in zijn gordel. Terwijl de toesschouwers in ademloze spanning toekeken, mikte hij. Het volgende ogenblik viel de appel stukgeschoten van het hoofd van de jongen. Het volk juichte en Tell omarmde in blijdschap zijn zoon. "Je bent een knap schutter,",zei Gessler, "maar zeg eens, waarom stak je een pijl in je gordel?" Tell aarzelde met zijn antwoord, maar de landvoogd zei: "Zeg zonder vrees de waraheud - ik beloof je dat je leven gespaard blijft!" "Welnu", antwoordde Tell, "dan zal ik de hele waarheid zeggen. Had ik mijn kind met de pijl getroffen, dan was de andere voor u bestemd geweest en die zou zeker zijn doel niet gemist hebben!" Met een grimmig gezicht zei Gessler: Dat je leven veilig was, dat heb ik je beloofd en die belofte zal ik houden. Maar om mij veilig voor jou te voelen, zal ik je in de boeien laten slaan en je naar een plaats brengen waar zon noch maan schijnt." | ![]() |
|
Daarop beval hij Tell naar een burcht te brengen aan de andere zijde van de Vierwaldstättersee. Nauwelijks was de boot van wal gestoken, of er brak een geweldige stom los. Het schip was de ondergang nabij. Allen aan boord riepen dat Wilhelm Tell de enige was die hen kon redden. Gessler liet zijn boeien losmaken. Zodra Tell het roer in handen had, hield hij recht op de oever aan. Toen de boot langs een laag plateau in de rotswand gleed, maakte hij van de gelegenheid gebruik, greep zijn boog en sprong op de rots, die nog heden ten dage "die tellsplatte" heet. Voordat men aan boord begreep wat er was gebeurd, was Tell al in de bergen verdwenen. Toen Gessler de volgende dag naar zijn slot reed en hij bij een holle weg tussen met bos beklede hoogten kwam, suisde een pijl op hem neer en trof hem in de borst. "Dat is Tells pijl," zei hij, "die ken ik." Daarop gaf hij de geest.
Van de rest van Tells leven is alleen bekend dat hij in 1315 zou hebben meegevochten in de slag bij Morgarthen en in 1354 zou zijn verdronken in de wilde Schächenbach toen hij een kind probeerde te redden. Wilhelm Tell werd vooral wereldberoemd door het gelijknamige toneelstuk van Friedrich Schiller en de opera van Gioacchino Rossonini. Gemaakt: 13-07-05 |