6422

Denemarken (1320 - 1412)

Denemarken (1202 - 1320)

Christoffel ll (1320-1326 en 1330-1332)

Christoffel II, de twee jaar jongere broer van Erik Vl en zoon van Erik V 'Klipping' en Agnes van Brandenburg,  was behalve koning van Denemarken ook hertog van Zuidelijk-Halland (1307-1326), Samsö en Estland. Hij trouwde met Euphemia van Pommeren.  Christoffel II was eerst een trouwe bondgenoot van zijn broer. Hij was het die namens Erik VI aartsbisschop Jens Grand in 1294 arresteerde. Later schaarde hij zich achter de oppositie tegen Erik VI en ging in ballingschap tot Erik in 1319 overleed. Erik had al zijn kinderen overleefd en dus moest de opvolging anders gezocht worden.

De Deense aristocratie wensten een zwak koningschap en daarop kozen ze Christoffel II in 1320 als hun koning. Christtoffel moest wel een håndfæsting (handvest) onderteken. De voorwaarden van het handvest waren zeer streng opgesteld omdat ze de mogelijkheden op belastingheffing beperkten. Christoffel erfde een nagenoeg ´failliet´ land waarvan de vitale delen waren verpand aan Deense en Duitse aristocraten. 

In de volgende jaren probeerde Christoffel zijn positie te verstevigen door de oorlogspolitiek van zijn broer in de noordelijke Duitslanden voort te zetten. Dit resulteerde in nieuwe verpachtingen van gebieden en hogere belastingen. Weldra raakte hij in conflict met de kerk en de aristocratie. In een rebellie die daarop in 1326 volgde werd hij door de Deense aristocratie van de troon gezet. Hij werd gedwongen om in ballingschap te gaan en de jonge hertog van Zuid-Jutland, Valdemar werd als koning aangesteld.

Tot 1329 zou Christoffel in ballingschap blijven, maar de groeiende chaos in de aristocraten-republiek van Denemarken en de meningsverschillen tussen graaf Gerard III en zijn neef graaf Johan van Plön, Christoffels halfbroer, deden de kansen keren. 

Valdemar lll van Denemarken (1326-1329)

Valdemar III was behalve koning van Denemarken ook hertog van Sleeswijk (als Waldemar V) van 1325-1326 en 1330-1364. Hij was de zoon van hertog Erik II van Sleeswijk en Adelheid van Holstein. In 1340 trouwde hij met Richardis van Lauenburg. Hij had twee kinderen: Hendrik en Valdemar.
Valdemar werd in 1326 op elf-jarige leeftijd door zijn oom en voogd Gerard III van Sleeswijk in plaats van Christoffel II op de Deense troon geheven. Daarmee werd Gerard III praktisch de regent over Denemarken. Daarvoor liet hij zich met het Hertogdom Sleeswijk belenen. Omstreeks 1329 legde Valdemar de Deense kroon neer, omdat hij zich tegen zijn tegenstanders Christoffel II en Johan van Plön niet meer verdedigen kon. 

Christoffel ll (1329 - 1332)

In 1329 kwam Christoffel II terug op de Deense troon met de hulp van Johan van Plön, maar hij had geen feitelijke macht. Het grootste gedeelte van het koninkrijk Denemarken was verpacht en het was voor hem niet mogelijk de koninklijke macht te handhaven. In een poging om zijn voordeel te halen uit een nieuw conflict in 1331 tussen Gerard III van Holstein en Johan van Plön, door deze laatste te steunen. Dit conflict, eindige in een totaal militair debacle. Na de vredesonderhandelingen zou hij aanblijven als koning. Het jaar daarop stierf Christoffel als een geruïneerd en gebroken man in Lolland. Na zijn overlijden zou Denemarken voor de komende acht jaren in een interregnum geraken. In Denemarken werd in deze periode ´geregeerd´ door de in de afzonderlijke gewesten heersende pachters, vaak met steun van Duitse militaire overheersing.

Valdemar lV Atterdag (1340-1375)

Valdemar IV (of Valdemar Atterdag) was de jongste zoon van Christoffel II en Euphemia van Pommeren. Hij was gehuwd met Helvig van Sleeswijk, de zuster van Valdemar lll. Valdemar IV had het grootste gedeelte van zijn kindertijd en jeugd in ballingschap geleefd in Duitsland aan het hof van Ludwig (Lodewijk) IV van het Heilige Roomse Rijk, nadat zijn vader in 1332 was overleden. Hier werd hij opgeleid als toekomstig koning van Denemarken. In 1340 werd Valdemar IV tot koning gekozen nadat de graaf Gerard III van Holstein, de feitelijke machthebber in Denemarken tijdens het interregnum (1332-1340), was vermoord. Valdemar was nu eigenlijk alleen nog maar machthebber in de noordelijke streken van Jutland, de rest van het land was nog verpacht aan Deense en Duitse aristocraten. Waldemar was ook de eerste koning die ´heerser´ van Kopenhagen zou worden, een positie die tot die tijd werd bekleed door de bisschop van Roskilde.

Valdemar bleek geenszins een zwakke persoon te zijn; hij herkreeg geleidelijk aan de rest van Jutland en Seeland onder zijn controle en uiteindelijk herenigde hij Denemarken door in 1360 ook Skåne te veroveren. Zijn werkwijze was een mengeling van hoge belastingheffing, leningen aangaan bij de noordelijke Duitse prinsen en een stapsgewijze onderwerping van de gewesten die waren verpacht. In 1346 verkocht hij het Hertogdom Estland, wat in werkelijkheid eigenlijk al een Duitse kolonie was, om geldmiddelen te verkrijgen om op deze wijze de verpachte Deense gewesten terug te kunnen kopen.

Zijn politiek zou in het begin door de Deense bevolking geaccepteerd worden, maar zou spoedig weerstand oproepen onder de aristocratie van Jutland. Tweemaal in de 1350-er jaren zouden zij een oproer teweeg brengen, welke beide door Valdemar zou worden onderdrukt.

Hij verdedigde een zeer sterke koninklijke positie die gebaseerd was op zijn militaire macht en de loyale aristocratie die het fundament zouden vormen voor de heerschappij van de Deense koningen tot 1440. Vele buitenlanders werden aangesteld als hoogste ambtenaar en raadsman. De belangrijkste onder hen was de Duits-Slavische edelman Henning Podebusk die drost (leider van de regering) zou worden van 1365-1388.

Valdemar IV herenigde niet alleen Denemarken, maar zou ook succesvol de Deense rol als regionale grootmacht herstellen. Hij plaatste aanvallen in zowel de noordelijke Duitslanden (Sleeswijk en Holstein) en in Zweden en vocht ook tegen het Hanzesteden-verbond door de verovering in 1361 van het Hanze-eiland Gotland dat bij het Zweedse koninkrijk hoorde. Toch zou het conflict met het Hanze-verbond. De Hanze stuurde een vloot naar Denemarken, die in de buurt van Kopenhagen verslagen werd. In 1370 werd Valdemar gedwongen zich te onderwerpen aan het Verdrag van Stralsund wat inhield dat hij enige economische en formele concessies moest toestaan aan het Hanze-verbond. Deze nederlaag weerhield hem er niet van te proberen om Zuid-Jutland weer onder zijn controle te krijgen, een poging die succesvol leek te zijn tot op het moment dat hij in 1375 onverwacht zou overlijden. Hij werd begraven in de kerk van de Academie in Sorø. Gedurende deze jaren werd Denemarken getroffen door een pestepidemie die eenderde van de Deense bevolking het leven kostte. 

Valdemar was een belangrijke persoon uit de Deense geschiedenis. Hij gaf de eerste aanzet tot de vereniging van Noorwegen, Zweden en Denemarken. Noorwegen en Zweden waren op dat moment al verenigd onder koning Magnus

Olaf ll (1376-1387)

Na de dood van Valdemar lV maakte zijn dochter Margrethe, die gehuwd was met koning Haakon Vl van Noorwegen aanspraak op de Deense troon. Omdat vrouwelijke troonopvolgers niet geaccepteerd werden werd haar vijfjarig zoontje Oluf koning van Denemarken, onder haar regentschap. 

In 1380 werd Olaf onder de naam Olaf IV koning van Noorwegen. Ook was hij tegenkoning in Zweden, tegen koning Albrecht van Mecklenburg. In 1385 werd hij gekozen tot koning van Zweden (Skåne).

Olaf stierf in 1387 op zeventienjarige leeftijd en werd begraven in Sorø op het Deense eiland ZSeeland. 

Margarethe l (1387-1412)

Na het overlijden van Olaf in 1387 werd Margrethe, de dochter van Valdemar lV koningin van Noorwegen, Zweden en Denemarken. Ze was getrouwd met koning Haakon VI van Noorwegen, de enige nog levende nakomeling van Magnus VII van Noorwegen. Na het overlijden van Haakon in 1380 regeerde zij namens haar zoontje Olaf als regent over Noorwegen en Denemarken. Margaretha gaf in die periode tot het overlijden van Olaf in 1387 blijk van haar staatsmanschap door Sleeswijk terug te winnen op de graven van Holstein in 1386. Nu Margaretha echt de macht van Denemarken en Noorwegen had, kon ze haar ogen richten op Zweden, waar de adel in opstand kwam tegen de ongeliefde koning Albrecht van Mecklenburg. Op een conferentie in Dalaborg in 1388 gaven de Zweden Margaretha de soevereiniteit in handen, en toen Albrecht in februari 1389 verslagen werd in de slag bij Falkøbing en vervolgens gevangen genomen werd, was Margaretha de koningin van de drie Scandinavische koninkrijken.

Op 13 juni 1397 werd te Kalmar een acte ondertekend door de drie koninkrijken, dat ze tezamen koning Erik VII van Denemarken zouden aanvaarden wanneer hij meerderjarig zou worden. Margaretha was als vrouw namelijk niet gemachtigd officieel koning(in) te zijn. De Kalmarunie was met deze acte ontstaan. Toen Erik meerderjarig werd, werd hij ook door de drie landen erkend als hun koning, maar Margaretha hield nog steeds de touwtjes in handen.

Margrethe stierf onverwacht in 1412 op haar schip in Flensburg. Ze werd begraven in de kathedraal van Roskilde.

Unie van Kalmar (1397 - 1500)

laatst bijgewerkt 30-10-03

colofon