6421

Denemarken (1202 - 1320)

 

Denemarken (1146 - 1202)

Valdemar ll (1202-1241)

Valdemar II, bijgenaamd de Overwinnaar, was de tweede zoon van Valdemar I en Sofia van Polotsk en de broer van zijn in 1202 kinderloos overleden Knut VI. Gedurende zijn leven breidde hij het Deense koninkrijk flink uit. Valdemar ll veroverde ook Pommeren en Mecklenburg en herstelde daarmee het Deense rijk als machtigste Noordeuropese natie. In de jaren 10 van de 13e eeuw voerde Valdemar een kruistocht in Estland tegen de laatste heidenen in Europa en wist hen te onderwerpen. In 1219 veroverde Valdemar ll het noorden van Estland. Tijdens de slag bij Lyndanisse, in de buurt van Reval, viel er volgens een legende een rood doek met een wit kruis uit de hemel. Het doek werd bekend als de Dannebrog en was vanaf die tijd de vlag van Denemarken. Valdemar ll wist van Denemarken een grootmacht te maken, maar na korte tijd brak er een burgeroorlog uit tussen de koning en de edelen. 

In 1223 viel hij in handen van zijn rancuneuze vazal, graaf Hendrik van Schwerin. Hij werd in 1226 vrijgelaten onder de voorwaarde dat hij de meeste van zijn Duitse veroveringen opgaf. In 1227 viel Valdemar Duitsland binnen in een poging zijn verloren gebieden terug te winnen. Hij veroverde Holstein met de stad Hamburg, maar deze stad werd na korte tijd weer heroverd door het verenigde Duitse leger onder leiding van Lübeck. Valdemar werd verslagen in de slag bij Bornhöved. Deze nederlaag markeerde het einde van het Deense Oostzeerijk, alleen Estland bleef in Deense handen. De rest van zijn leven hield Valdemar zich bezig met het codificeren van de wet (Jutland Codex - Deens: Jyske Lov).

Waldemar was tweemaal getrouwd. Eerst met Margarethe van Bohemen (Dagmar). Uit dit huwelijk had hij één zoon: Valdemar, die op jonge leeftijd overleed. Later trouwde Valvemar met Berengaria, een dochter van Sancho I van Portugal. Uit dit huwelijk had hij vier kinderen: Erik (later Erik lV), Sophia, Abel en Christoffel

In 1202 verloofde Valdemar zich met Richenza van Beieren, dochter van hertog Hendrik de Leeuw van Beieren Waarschijnlijk zijn beiden door haar overlijden niet getrouwd.

Erik lV Plovpenning (Ploegpenning) (1241-1250)

Erik IV (of Erik Ploegpenning, was een zoon van Valdemar II en Berengária. Vanaf 1332 was hij mederegent en in 1241 werd hij koning van Denemarken.  Zijn korte regering werd gekenmerkt door talloze conflicten en burgeroorlogen tegen zijn broers Abel en Christoffel. Vooral Abel, de hertog van Sleeswijk, was een geduchte tegenstander. Hij wenste een onafhankelijke positie ten opzichte van Denemarken en werd daarin gesteund door de graven van Holstein. Erik IV vocht ook tegen de boerenstand in Skåne (nu in Zweden, dat toen tot Denemarken behoorde), die rebelleerden tegen de torenhoge belastingen, onder andere op ploegscharen. (Hieraan dankt hij ook zijn bijnaam: Plovpenning is Deens voor Ploegpenning.) Na een duur betaalde overwinning in 1250 op Abel, sloten de broers een wapenstilstand. Maar nog het zelfde jaar zou Erik IV op reis door Sleeswijk door Abel gevangen worden genomen en vermoord. Abel en vierentwintig edelmannen legden de dobbelt tylvter-ed (twee dozijnen eed) af en zweerden Abel geen aandeel in de moord had gehad. Nog steeds wordt echter wijd en zijd geloofd dat Erik IV wel degelijk op bevel van Abel werd vermoord.  Erik was getrouwd met Jutta van Saksen en had vier dochters.

Abel (1250-1252)

Abel, een zoon van Valdemar II en Berengaria en zijn echtgenote koningin Machteld zouden zo'n anderhalf jaar regeren. Op 29 juni 1252 kwam Abel, met een groot aantal van zijn edelen, om het leven in een gevecht met de Friezen onder aanvoering van Sicko Sjaerdema in Noord-Friesland (Sleeswijk-Holstein). Zijn zoon Valdemar werd op dat moment gevangen gehouden door de aartsbisschop van Keulen om losgeld te verkrijgen. Om die reden werd Abels jongste broer Christoffel (I), op kerstdag 1252 tot koning gekroond. Abels nakomelingen - de Familie Abel - zouden tot 1375 over Zuid-Jutland regeren, vaak in co-regentschappen met hun familieleden in Holstein. Zij creëerden een permanent probleem voor het Deens gezag. Hun bestuur betekende de start van de definitieve afscheiding van Zuid-Jutland van het koninkrijk Denemarken.

Christoffel l (1252-1259)

Christoffel I vocht het grootste gedeelte van zijn regeringsperiode tegen zijn tegenstanders. Door de zonen van Abel als regeerders over Zuid-Jutland te accepteren voorkwam hij dat zij aanspraak op de Deense troon maakten, maar moest hij daarmee ook accepteren dat Zuid-Jutland nu min of meer onafhankelijk van Denemarken was. Christoffel verzoende zich ook met de koningen van Noorwegen en Zweden die zwaar verbolgen waren over Abels aanvallen in hun landen. Ook was hij genoodzaakt om de meeste van de politieke eisen van de Deense aristocratie in te willigen. Het Danehof (het Deense middeleeuwse parlement)  kon tijdens zijn regering tot wasdom komen.

Toen Christoffel wilde proberen zijn broer Erik IV, die vermoedelijk door zijn broer Abel in 1250 was vermoord,  heilig te laten verklaren, werd hij zelf geëxcommuniceerd door de katholieke kerk. Christoffel liet de trotse en zelfgenoegzame aartsbisschop Jacob Erlandsen arresteren, nadat deze had geweigerd Christoffels zoon Erik als zijn rechtmatige opvolger te erkennen. Christoffels excommunicatie had weinig tot geen effect. Na zijn dood op 29 mai 1259 werd hij dan ook door de bisschop van Ribe in christelijke aarde begraven. Sommigen beweren hij net voor zijn heilige communie was vergiftigd, maar hiervoor is nooit bewijs gevonden. 

Erik V Klipping (1259-1286)

Erik V Klipping was de zoon van Christoffel I en Margaretha Sambiria van Pommeren. De oorsprong van Eriks bijnaam Klipping (of Glipping) is mogelijk afgeleid van het Deense glippe (met de ogen knipperen), wat mogelijk betekende dat Erik bovengemiddeld met de ogen knipperde.Van 1259 tot 1264 stond Erik onder regentschap van zijn moeder. De periode 1261 - 1262 bracht hij in gevangenschap door in Holstein. Daarna werd hij naar Brandenburg overgebracht en daar verder opgevoed. De voortdurende rivaliteit tussen Erik V en zijn aanhangers en de bloedverwanten van de vorige koning Abel, deed koningin Margarethe Sambiria ertoe te besluiten in 1262/1263 een brief naar de paus in Rome te sturen om hem te vragen toe te staan dat vrouwen de Deense troon zouden kunnen erven, en het zo mogelijk maken dat één van Eriks zusters de troon zou kunnen overnemen wanneer de jonge Erik deze strijd niet zou overleven. De paus ging naar het schijnt akkoord, maar het kwam nooit aan de orde want Erik (V) zou in 1286 opgevolgd worden door zijn zoon Erik VI.

Erik V trachtte zijn macht over de kerk en de adel af te dwingen. In eerste instantie lukte dit, maar in 1282 werd hij door de adel gedwongen een overeenkomst te accepteren (een handfastening - een soort van Deense Magna Carta) die zijn autoriteit danig zou beperken. Op 22 november 1286 werd Erik Klipping in zijn slaap vermoord in Finderup, bij Viborg in Jutland. Erik was getrouwd met Agnes van Brandenburg en kreeg zeven kinderen. 

Het nieuwe bestuur belegde dadelijk een speciale bijeenkomst in Nyborg (1287) waarop de moord op Erik V werd behandeld. Als aanstichters van de moord werden de voormalige maarschalk Stig Andersen Hvide en de graaf van Halland Jacob Nielsen aangewezen. Al na één dag rechtspraak vond de jury alle beschuldigen schuldig. Zij werden uit Denemarken verbannen of straffe van lijfstraffen of de doodstraf en al hun bezittingen werden verbeurd verklaard.

De vonnissen waren onbevredigend op diverse punten. Geen van de beschuldigen was in de onmiddellijke nabijheid toen de koning werd vermoord. De beschuldigen werden niet in de gelegenheid gesteld om op hun onschuld te bezweren, een recht dat bij wet was vastgelegd. Bijzonder verdacht is het feit dat ondanks de duistere omstandigheden rondom Eriks dood, de jury maar één dag nodig had om tot een schuldig oordeel te komen. Ook behoorden alle beschuldigen tot de groep die tijdens Eriks regering tot zijn naaste medestanders behoorden, het is onduidelijk wat zij dan ook met Eriks dood wensten te bereiken. Om al deze redenen hebben de historici Erik Arup en Hugo Yrwing het vonnis aangemerkt als een misstap van rechtigheid. Zij beschouwen de moord als uitkomst van een machtsstrijd tussen twee adellijke splintergroepen, de ene onder aanvoering van maarschalk Stig Andersen Hvide en de andere geleid door de hertog Valdemar van Zuid-Jutland. Valdemar was in 1283 in ongenade gevallen, maar won snel weer aan invloed na 1288. Vermoedelijk hebben Valdemar en zijn bondgenoten samengewerkt om de koning uit de weg te ruimen en daarna geprobeerd de schuld in de schoenen te schuiven bij hun rivalen. Een andere historicus, Kai Hørby, heeft het vermoeden dat de moord eerder het gevolg is van de eerdere gevoerde gevechten om de koningstroon van Denemarken. Er waren namelijk anderen die meenden meer recht op de troon te hebben dan Erik V, zoals koning Erik II van Noorwegen en zijn broer Haakon V die kleinzonen waren van Erik IV. Door gebrek aan bronnen zal de ware toedracht van de moord hoogst onwaarschijnlijk worden ontdekt. De dood van Erik V betekende dat de adel de verkregen macht en invloed in 1282 bijna geheel weer verloren omdat de nieuwe koning zich niet verbonden achtte aan het akkoord.

Erik Vl Menved (1286-1319)

Erik VI was de oudste zoon van Erik V 'Klipping' en Agnes van Brandenburg. Erik touwde in 1296 met Ingeborg van Zweden, een dochter van Magnus I van Zweden en was vader van Waldemar, Erik en Magnus. Van 1286 tot 1294 stond de 12-jarige Erik VI onder regentschap van zijn moeder. De eerste jaren van zijn regering werden gekenmerkt door onrust en oorlogen die op de moord op zijn vader volgden.

De verbannelingen die in 1287 op de speciale bijeenkomst in Nyborg veroordeeld waren voor de moord op zijn vader hadden hun toevlucht in Noorwegen gezocht en vonden hier nieuwe bondgenoten. Vanuit Noorwegen pleegden zij overvallen op de Deense kusten. Dit was de vonk voor decennia van conflicten en strijd tussen de Scandinavische koninkrijken. Tegelijkertijd ontstond een conflict met de kerk omdat de ambitieuze aartsbisschop Jens Grand een onafhankelijke kerk voorstond en ook nog aanhanger was van de verbannelingen vanwege zijn familiebanden met sommige van deze mannen. De jonge Erik VI liet de aartsbisschop in 1294 arresteren en in een strenge gevangenis gevangen zetten van waaruit hij twee jaar later wist te ontsnappen. Het conflict zou in 1302 worden beslecht op het pauselijkhof in Rome door middel van een de facto (feitelijke) overwinning door de koning, maar niet na een forse boete betaald te hebben voor de gevangenschap van Jens Grand. Wel werd Jens Grand van zijn post in Denemarken ontheven. Ook het conflict met Noorwegen eindigde met een compromis, wat een grote opluchting voor het Deense gezag was. Erik VI kon nu een sterke koninklijke macht in stand houden, mede dankzij de loyale steun van de belangrijkste aristocraten en zijn Duitse bondgenoten.

Na deze betrekkelijke successen wilde Erik VI op grote schaal zijn gebied uitbreiden en zijn oog viel daarbij op de noordelijke Duitslanden. Mogelijk wilde hij in de voetsporen van Valdemar II 1202-1241) treden. Door verbintenissen met Duitse prinsen, waaronder de hertog van Mecklenburg, lukte het hem om formeel heerser te worden in vele Hanzesteden en in vazalstaten als Mecklenburg en andere kleinere staatjes. Hij had Denemarken nu tot een Scandinavische grootmacht gemaakt. Ook plaatse hij aanvallen in Zweden om op deze wijze zijn zwager Birger I van Zweden te steunen in de koningsstrijd in Zweden. In 1305 gaf Erik VI  de monniken van Dünamünde toestemming om een versterkt klooster in Padise, Estland te bouwen.

De langdurige oorlogen en de zeer luxueus levende Erik brachten Denemarken financieel tot de afgrond. De aristocratie, zijn aanvankelijke medestanders, begonnen zich nu tegen hem te keren en de boerenstand schaarden zich achter hen. In 1313 brak er een rebellie uit in Jutland, dat werd onderdrukt door een Duits bezettingsleger.

Zijn groeiende moeilijkheden noopten hem om grote delen van de bezittingen te verpanden, voornamelijk aan Duitse prinsen en leenmannen, wat hem uiteindelijk zijn in zijn macht beperkte. Toen hij in 1319 overleed en al zijn 15 kinderen had overleefd, verkeerde het koninkrijk Denemarken in staat van verval, al kwam het naar buiten toe over als grootmacht.

Gewoonlijk werd Eriks regering beschouwd als één van de weinige lichtpuntjes in die periode vanwege zijn poging om Denemarken te hervormen en hij wordt opgehemeld in de Deense romantische literatuur. Vandaag de dag echter wordt zijn oorlogspolitiek als de oorzaak gezien voor de ontbinding van de monarchie tijdens de volgende generaties.

Denemarken (1320 - 1412)

laatst bijgewerkt 30-12-07

colofon