3670 | Castilië en Léon (1072 - 1109) |
![]() |
![]() |
El Cid (1043 - 1099), als woordvoerder van de Castiliaanse edelen, beschuldigde Alfonso van de deelname aan de moord van zijn broer Sancho. Om koning te kunnen worden moest Alfonso drie keer zweren dat hij onschuldig was. Hij deed dit in Burgos bij het kruis voor de ingang van de kerk Iglesia de Santa Agueda (of Santa Gadea), bij de kerkdeur en op de altaarbijbel. Dat was een vernedering die de jonge koning maar moeilijk kon vergeten. Hij had echter de steun van El Cid en de andere getrouwen van zijn broer nodig. Na zijn kroning als Alfons VI van Castilië hield hij El Cid daarom in de koninklijke dienst en gaf hem zijn nichtje Jimena als vrouw in 1074. El Cid maakte zich niet erg populair bij Alfonso. In 1076 werd hij naar Sevilla gestuurd om de schatting van de plaatselijke heerser te innen. In 1079 raakte hij in de buurt van Sevilla slaags met García Ordóñez, die hem verdrongen had als opperbevelhebber. El Cid versloeg zijn leger en nam zijn Garcia gevangen. In 1081 leidde El Cid een onbevoegde militaire aanval op Toledo, dat toen een Moors koninkrijk was maar onder bescherming stond van Alfonso. Bij terugkeer werd El Cid tenslotte ook nog beschuldigd goederen die voor de koning bestemd waren voor zichzelf gehouden te hebben. Rechts: |
![]() |
El Cid werd daarop onterfd en uit Castilië verbannen. Hij koos de zijde van de Almoraviden en trad als huursoldaat in dienst van enkele Moorse koningen. In naam bleef hij echter loyaal aan Alfonso ondanks de weigering van de koning om hem te vergeven. Bijna een decennium lang diende El Cid de heersers van Zaragoza Al-Mu'tamin en zijn opvolger, al-Musta'in II. Met succes streed hij tegen de Moorse koning van Lérida en zijn Christelijke bondgenoten evenals tegen een groot christelijk leger onder koning ![]() Rechts: Iglesia de Santa Agueda (of Santa Gadea) |
![]() |
In 1075 maakte ![]() In 1076 bezette Alfonso Galicië en maakte hij zich meester van een deel van Navarra. Omstreeks 1077 nam Alfonso de titel aan van Imperator totius Hispaniae ("keizer van geheel Spanje"), waar de overige christelijke vorsten zich niet tegen verzetten. |
![]() |
Op 6 mei 1085 nam Links: Het Castillo de Penaranda de Duero werd tijdens de Reconquista door de Castilianen gebouwd, de de Moren ten zuiden van de Rio Duero hadden teruggedreven. |
Op 23 oktober 1086 werd Alfonso Vl bij Sagrajas (Zalaca of Zallaqa) door de Almoraviden onder leiding van Youssef Ibn Tischfin verpletterend verslagen. De schuld daarvan lag volgens Alfonso bij Rodrigo (El Cid), die hem te hulp had moeten komen, maar om onduidelijke redenen te laat kwam. Rodrigo op zijn beurt vond dat de koning zich bij de slag volstrekt eerloos had gedragen door in strijd met de gemaakte afspraken de Moren aan te vallen op vrijdag, hun rustdag. Dat Alfonso de slag had verloren was daarom voor Rodrigo dan ook terecht. Als Alfonso zich aan zijn woord had gehouden en had gewacht had hij met zijn hulp op een ridderlijke manier op de Moren de overwinning kunnen behalen. |
![]() |
![]() |
Met Alfonso's nederlaag werd de christelijke opmars voorlopig gestuit. Tijdens de rest van zijn bewind voerde ![]() In 1090 wisselde El Cid weer van partij en versloeg hij met steun van de koningen van Zaragossa en Aragón de Almoraviden waarna hij een lange, complexe politieke campagne voerde om Moorse heerser van Valencia, Al-Qadir, onder zijn invloed te brengen. In oktober van 1092 brak er in Valencia een opstand uit, geleid door Al-Qadir waarbij deze laatste werd gedood. leidde. In 1094 leden de Almoraviden opnieuw een zware nederlaag tegen El Cid, waarna deze de stad Valencia kon innemen. Hij was nu Heer van Valencia, waar hij zogezegd in naam van koning Alfonso Vl regeerde, maar in feite had hij een eigen onafhankelijke staat gesticht, waarover hij regeerde tot zijn dood op 10 juli van 1099. Zijn weduwe Jimena zette zijn bewind voort, maar in 1102 moest zij Valencia aan de Almoraviden overgeven. Zowel El Cid als Jimena werden in de kathedraal van Burgos begraven. |
De laatste twintig jaar van zijn bewind was Alfonso niet meer de hoofdfiguur in het christelijke Spanje; die rol was overgenomen door El Cid. In 1102 heroverden zij Valencia en in 1108 leed |
![]() |
Toen Alfonso VI tegen de zestig liep (ca. 1100), schonk zijn concubine Zaida, dochter van al-Mu'tamid, koning van de taifa Ishbiliya hem een zoon: Sancho. Toen Sancho zeven jaar was, besloot Alfonso dat hij de troon van Léon en Castilië moest erven, in plaats van zijn schoonzoon Raymond van Bourgondië (don Raimundo de Borgoña), de echtgenoot van zijn dochter Uracca. Dit voornemen alarmeerde hen vanzelfsprekend. Zij riepen de hulp in van neef Henrique en halfzus Tarasia om de aanspraken van Raymond op de troon van Castilië en León te ondersteunen. De op macht beluste Henrique zegde hulp toe, maar vroeg in ruil daarvoor Toledo of anders Galicië, mocht Toledo in handen van de Almoraviden blijven. Hiervan kwam allemaal niets terecht: Raymond stierf het jaar daarop (1107), Sancho werd in 1108 gedood en Alfonso overleed in 1109.
|
![]() |
Laatst gewijzigd: 23-12-07 |