3669 Castilië (1035 - 1072)
Castilië (927 - 1035)

Ferdinand l van Castilië (1035 - 1065)

Ferdinand I van Castilië (bijgenaamd "de Grote") werd geboren ca. 1016 en was de tweede zoon van Sancho III van Navarra. In 1035 kreeg hij Castilië van zijn vader ten geschenke en mocht zich koning van Castilië noemen. Hij trouwde met Sancha, een zuster van koning Bermudo III van León (1028 - 1037). Hij versloeg vervolgens zijn zwager (Bermudo lll), die hem was aangevallen en maakte zich meester van diens koninkrijk dat León en Galicië omvatte en dat in 1037 aan zijn echtgenote Sancha in erfbezit werd toegewezen. 
Met de vereniging van de noordelijke koninkrijken Castilië, Aragon en Léon tot het koninkrijk Castilië begon de opmars van de christenen naar het zuiden.

In 1054 versloeg hij vervolgens bij Burgos zijn broer Garcia Ill (1054 - 1076)van Navarra, waarbij deze laatste sneuvelde.

In 1064 veroverde Ferdinand I de stad Coimbra op de Moren. Ook bracht hij de Moorse koning van Toledo een nederlaag toe en maakte zowel hem als de vorsten van Zaragoza en Badajoz schatplichtig.

Bij zijn dood verdeelde Ferdinand zijn koninkrijk onder zijn vijf kinderen: Sancho kreeg Castilië, Alfonso werd koning van Léon en Asturië, terwijl aan Garcia Galicië en het noordelijke deel van het tegenwoordige Portugal ten deel vielen. Zijn dochter Urraca kreeg Zamora en Elvira kreeg Toro.

In het huisgezin van Ferdinand l verbleef regelmatig de jonge Spaanse edelman Rodrigo Díaz Vivar. Vermoedelijk was hij goed bevriend met Sancho, de oudste zoon van Ferdinand. Tijdens de slag bij Graus in 1063 doodde hij een vijandelijke ridder in een tweegevecht en verdiende wegens zijn dapperheid de bijnaam El Cid Campeador. El Cid is de Spaanse verbastering van Al Sayyid (Arabisch voor edele heer). Beide titels getuigen van respect van zowel Moorse als Christelijke kant. Later werd El Cid de grote held van de reconquista en de belichaming van ridderlijkheid en deugd. Het lied van El Cid", het oudste gedicht uit de Spaanse literatuur, werd overal in het land gezongen en spoorde de Spanjaarden aan tot nieuwe strijd tegen de Moren.

Met de vereniging van de noordelijke koninkrijken Castilië, Aragon en Léon tot het koninkrijk Castilië en de overwinningen op de Arabieren, was Castilië de leidende christelijke mogendheid op het Iberisch Schiereiland geworden. De bevolking van dit grote Castiliaanse rijk bestond uit christenen, joden, islamieten (mudéjares), gearabiseerde christenen (mozaraben) en, in mindere mate, uit ‘Franken’; deze laatsten waren huursoldaten uit Frankrijk die hulp geboden hadden bij de Reconquista. Deze bevolkingsgroepen behielden lang hun eigen recht, vastgelegd door de vorst in privileges (fueros), waarvan vele de ontwikkeling van de steden bevorderden.

Het verenigde koninkrijk Castilië en León in 1037
Sancho II van Castilië (1065 -1072 )   

Sancho erfde zijn land (Castilië) in 1065 van zijn vader,
Ferdinand I van Castilië, die bij testament zijn koninkrijk over zijn kinderen had verdeeld. Toen in 1065 Sancho II koning van Castilië werd, maakte hij Rodrigo alférez of opperbevelhebber van het leger. Dankzij zijn steun kon Sancho beginnen met de verovering van de gebieden die aan zijn broers en zuster waren toegewezen. Alfonso werd verpletterend verslagen en vond toevlucht aan het hof van Yahia l, de koning van Toledo, waar hij de Moorse politiek van nabij leerde kennen. Vervolgens ontrukte Sancho León aan zijn broer Alfonso en Galicië aan zijn broer García II (1065-1071). Toen Sancho ll ook aan zijn zuster Urraca de heerschappij over Zamora wilde ontnemen, werd hij bij het beleg van deze stad op een verraderlijke wijze vermoord (1072), mogelijk door zijn broer Alfonso en zijn zuster Urraca.
Voor zijn broer Alfonso was nu de weg vrij om koning van Castilië en koning van León te worden.

Rechts:de Portillo de la Traición in Zamora, de poort waar de moordenaar van Sancho ll in 1072 door ging.

 

Castilië en Léon (1072 - 1109)

Laatst gewijzigd: 30-01-08

colofon