2511 |
Europa in de Vroege IJzertijd (700 - 600 v. Chr.) |
![]() Ca. 700 v. Chr. bereikten de (West-Germanen het gebied rond de monding van de Eems en de Weser in Noord-West Duitsland. Tussen 700 en 600 v. Chr. vestigden zich ook enkele West-Germaanse stammen vanuit dit gebied in het noordelijke kustgebied van de Lage Landen (huidige provincies Groningen en Friesland). In de loop van de 7e eeuw v. Chr. verspreidden de Kelten zich over een groot deel van Frankrijk en mogelijk ook over Noord-Italië. Enkele Keltische stammen vestigden zich ook op de Britse eilanden. Op het Iberische schiereiland vestigde zich een aan de Kelten verwante stam naast de Iberiërs die zich in dit gebied al gevestigd hadden ± 3000 v. Chr. Het gebruik van de ijzeren ploegschaar werd overal verspreid. |
![]() |
![]() |
In de Vroege IJzertijd kregen de voorname doden (vorsten) - in tegenstelling tot voorheen (Late Bronstijd), in hun monumentale grafheuvels rijke grafgiften mee, zoals een zwaard, ijzeren pijlpunten, een ijzeren dolk in fraai versierde schede, gouden sieraden, een boogschutteruitrusting, paardentuig of geïmporteerd bronzen vaarwerk. Verder kregen zij allerlei gereedschappen mee in hun graf die hen in het hiernamaals van dienst konden zijn: zoals een slijpsteen, vuurslag en scheermes. Dergelijk rijke Keltische vorstengraven zijn teruggevonden in Frankrijk en Midden-Europa. Deze rijke grafgiften duiden erop dat de leiders een sterke individuele machtspositie hadden verkregen. | ![]() |
laatst bijgewerkt: 04-02-03 |