2515 Ierland (600 v. Chr. - 400 n. Chr.)

Ierland (2000 - 600 v. Chr.) z. ook: Europa (700 - 200 v. Chr,)

Terwijl op het Europese vasteland de ijzertijd al begonnen was en de La Tène cultuur zich over een groot deel van Europa verspreidde, kwamen vanaf ca 600 v.Chr. de Kelten (Gaels) vanuit Spanje (volgens andere opvattingen vanuit Frankrijk, België en Zuid-Duitsland) Ierland binnen.

Tegen de ijzeren wapens en paarden van de Kelten had de oorspronkelijke bevolking (het Klokbekervolk) geen kans. In korte tijd (tussen 100 v. Chr. en 100 n. Chr.) veroverden de Kelten met hun magische cultus het hele land.

Tegenwoordig wordt er vanuit gegaan dat het geen echte verovering was maar dat het om een geleidelijke culturele invloed ging. De Kelten spraken een Indo-Europese taal, dat de basis was voor het Oud-Iers, waaruit her Iers of Gaelisch is voortgekomen.

De Romeinen lieten Ierland links liggen en daardoor kon Ierland, langer dan de meeste andere Europese landen, een eigen cultuur ontwikkelen.

De Kelten leefden volgens het clansysteem. Een clan is een groep mensen, die met elkaar verbonden is door middel van verwantschap en afstamming. Clans kunnen voor het gemak worden omschreven als subgroepen van stammen, ook al is dat niet altijd correct. Clans bestaan gewoonlijk uit 7000 tot 10.000 mensen. Het woord "clan" komt van het Gaelische woord "clann", wat "familie" of "kinderen" betekent. In Ierland werden de clans tuatha genoemd.

Het woord túath verwijst naar een Ierse clan en de grond waarop deze woonde. In de periode voor de komst van de Engelsen bestond Ierland uit vele tientallen túatha, die vaak onderdeel waren van grotere bondgenootschappen. De gemiddelde túath bestond waarschijnlijk uit zo'n 6000 tot 9000 personen. Ierland werd verdeeld in ongeveer 150 tuatha. De bevolking was ca. een half miljoen. In deze tijd waren er nog geen steden of dorpen. De tuatha sloten zich rond het begin van onze jaartelling in los-vaste verbanden aaneen met aan het hoofd een Hogere Koning. Er was echter nimmer sprake van één koning over heel Ierland.

Legenden

Een favoriete bezigheid van de Kelten was het roven van vee en vrouwen, ook van elkaar, en beide schijnen als een soort betaalmiddel te zijn gebruikt.  Hierover gaat de sage over de Runderroof van Cuchulainn.

Op een dag vergeleek Maev zijn kudde met die van Aillel en constateerde dat deze in het bezit was van een mooie en sterke stier. Om meer aanzien te verkrijgen wilde Maev nu ook zo'n mooi beest. Hij had gehoord dat in Ulster een clan in het bezit was van de mooiste en sterkste stier van het heel Ierland. Maev zag wel in dat deze clan deze stier niet zonder slag of stoot zou afstaan en verzamelde een leger om de stier te kapen. Cuchulainn (Cu Chulainn), de zoon van de Lugh en leider van de clan in Ulster, wist Maeys verkenners te onderscheppen en te doden, waarna hij hun hoofden liet spietsen op staken. Dit veroorzaakte grote onrust onder de manschappen van Maey en in de strijd die daarop uitbrak vonden honderden mannen van het leger van Maev de dood. Uiteindelijk werd de stier toch nog door Maey buitgemaakt en vocht Cuchulainn vier dagen tegen de kampioen uit het leger van Maev. Intussen werd Ulster bevrijd van de vloek van Macha door het offer van Cuchulainns vader. Cuchulainn behaalde de overwinning en was sindsdien de grote held van Ierland en werd voor de Ieren hét symbool van verzet.

Dit verhaal maakt duidelijk dat belangrijke centra van de Ierse cultuur in deze periode lagen in de provincies Ulster en Connacht. Een belangrijke plaats uit de latere pre-Normandische periode, Tara, lag in Leinster.

Het Keltische volk was verdeeld in drie klassen: de áes dána (o.a. druïden, muzikanten (barden), priesters, geschiedkundigen en dichters), de vrijen en de onvrijen of slaven. Zij waren niet gebonden aan de grenzen van de diverse koninkrijken en kregen deze bevoorrechte positie door hun symbolische voorvaders, de druïden. Hoewel de heidense functies door de komst van het christendom werden beëindigd, bleven ze een belangrijke status houden als leraar en werkten ze ook samen met christelijke monniken om bv. de Ierse geschiedenis op schrift te stellen.

De Kelten hadden aparte gewoonten en ze werden gezien als wrede, strijdlustige mensen. Ze hadden gewoonten als tatoeëren en ze wasten hun haar in kalkwater waardoor het blonder werd. Belangrijk in hun vechttechnieken waren snelheid, verassing en angst aanjagen. Dit deden ze onder andere door hun uiterlijk vertoon. Ook hun wapens werden versierd en geëmailleerd, een techniek die misschien door hen zelf is uitgevonden. Ze waren goed in het maken van wapens en werktuigen. De Kelten staan ook bekend om hun perfecte timmermanskunst.
Centraal in het leven van een Kelt staat het dorp of de clan, met zijn eigen kaste. Typisch is de pleegvoogdij, in het Keltische gebruiksysteem was het gebruikelijk dat kinderen bij andere ouders werden opgevoed. Vaak bij de broer van de biologische moeder (oom dus). Dit is echt typerend voor de Kelten. Nog een typerend aspect is dat vrouwen in vergelijking met andere volken in zeer grootte mate zelfbeschikking hadden. Ze mochten over hun eigen bezittingen beslissen. En ook hun eigen echtgenoot kon door hen zelf gekozen worden. Rijkdom was af te meten aan de hoeveelheid vee.

De Kelten hadden een eigen kaste. Over de kaste is  iets bijzonders te melden; bovenaan stond de Hoge Koning, maar deze had in bepaalde opzichten soms evenveel en soms zelfs minder te zeggen dan sommige belangrijke druïden. De Hoge Koningen (Iers-Gaelisch: Ard Rí na hÉireann) bezaten slechts geringe politieke macht en mogen geen koning van een verenigd Ierland worden genoemd. Wel hadden zij een belangrijke spirituele en religieuze betekenis. De macht van de Hoge Koning wisselde met de persoon van de koning. Sterke Koningen heersten in zekere mate over heel Ierland.De Hoge Koningen van de Uí Néill dynastie, een dynastie die claimde af te stammen van de mythische hoge koning Niall Noigiallach, die volgens de overlevering in 405 gestorven zou zijn, beheersten voornamelijk gebieden in Ulster en Meath, waaronder Tara nog steeds een belangrijke symbolische plaats is voor de Ieren en die een rol speelt in de Ierse mythologie. Het enige dat daarvan is overgebleven is Tara Hill, een heuvel in het graafschap Meath.

De beroemdste Hoge Koning van Ierland was Brian Boru die op Goede Vrijdag 1014 de Vikingen uit Dublin versloeg, hetgeen het einde betekende van de dominante plaats van de Vikingen. Ondanks de grote overwinning werd Brian na de slag vermoord door een gevluchte Viking. De invasie van Normandische heren uit Engeland luidden het einde van het Hoge Koningschap in.

De druïden waren een soort magiërs. Deze mannen (bijna nooit vrouwen) werden in allerlei kunsten en kennissen onderwezen en moesten helpen bij het verklaren van tekens, het lezen van de toekomst en als overbrugging dienen tussen mensen en goden. Verder was het gebruikelijk dat, hoe lager de rang was die je bezat, hoe minder verschillende kleuren je in je kleding mocht dragen.

De prehistorie in Ierland eindigde met Ogham. Ogham was een schrift dat gebaseerd was op het Latijnse alfabet en werd ontwikkeld in de periode dat christendom en heidendom elkaar overlapten, in de 4e eeuw. Letters werden voorgesteld door enkele of gegroepeerde lijnen in een bepaalde stand ten opzichte van een basislijn (meestal de rand van een staande steen). Ogham werd voornamelijk gekerfd in stenen monumenten en raakte pas in de 7e eeuw in verval.

Ierland (400 - 600)

Gemaakt: 11-06-08

colofon