3936

Periode van de Drie Koninkrijken (221 - 280)

Oostelijke Han-dynastie (168 - 221)
Aan het einde van de Han-dynastie was de centrale macht verzwakt door paleisintriges. De keizers, die al generaties lang als kind op de troon waren gekomen, waren vaak marionetten. In het ontstane machtsvacuüm opereerden krijgsheren. Na verloop van tijd tekenden zich binnen het Chinese keizerrijk drie rijken af: Wei in het noorden, Wu in het zuiden en Shu Han in het westen. Geen van deze rijken was in staat om de beide andere te verslaan en zo de macht over het gehele rijk in handen te krijgen.

De vorsten van het Shu Han-koninkrijk beweerden van een tak van de familie van de Han-keizers af te stammen. Chinese historici zijn echter nooit in staat geweest rechtmatige troonopvolgers aan te wijzen voor de Han-dynastie. Men spreekt daarom simpelweg van het tijdperk van de drie koninkrijken.

De tijd van de Drie Koninkrijken is een van de bloedigste perioden in de geschiedenis van China. Volgens een volkstelling tijdens de late Oostelijke Han-dynastie telde het rijk ca. 56 miljoen inwoners; bij een volkstelling aan het begin van de Westelijke Jin-dynastie waren het slechts 16 miljoen. De nauwkeurigheid van de tellingen valt te betwisten, maar het is aannemelijk dat een groot deel van de Chinese bevolking tijdens de voortdurende oorlogen is omgekomen.

Strikt genomen begint dit tijdperk met de afzetting van de laatste Han-Keizer door de eerste Wei-koning Cao Pi in 220 en eindigde het met de hereniging van het land door de eerste keizer van de Westelijke Jin-dynastie. Algemeen wordt echter aangenomen dat de centrale regering al in het jaar 189 niet meer in staat was het land te besturen en de deling van China op dat moment al een feit was. (z. de neergang van de Han-dynastie).

In 221 benoemde Liu Bei zichzelf tot keizer van Han, in een poging de gevallen Han-dynastie te herstellen. Zijn staat is tegenwoordig bekend onder de naam Shu-Han

In hetzelfde jaar werd Sun Quan aangesteld als koning van Wu. Een jaar later verklaarden de Shu-Han legers de oorlog aan Wu. De slag om Yiling volgde.

In Xiating werd Liu Bei verslagen door Lu Xun, de legeraanvoerder van Sun Quan. Liu Bei werd gedwongen zich terug te trekken in Shu, waar hij korte tijd later overleed (222).

Na de dood van Liu Bei hervatten Shu en Wu vriendschappelijke betrekkingen, ten koste van Wei. 
In 229 trok Sun Quan van Wu de erkenning van de regering van Cao Pi in en benoemde zichzelf in Wuchang tot keizer.

Het noorden van het rijk behoorde nu geheel toe aan Wei, terwijl Shu het zuidwesten en Wu het centrale zuidelijke deel en de oostelijke gebieden beheerst. De buitengrenzen van het rijk worden bepaald door de grenzen van de Chinese beschaving. Zo wordt de de politieke invloed aan de zuidgrens begrensd door de Thaise stammen in het huidige Yunnan en Myanmar.

Wat bevolking betreft was Wei veruit het grootst. Hier woonden met 4.400.000 inwoners. Wu kwam op de tweede plaats met 2.300.000 inwoners. Shu had een bevolking van 940.000 inwoners. Wei had dus meer dan 58% van de totale bevolking binnen zijn grenzen en een oppervlakte van ca. 40% van het vroegere keizerrijk. Naar schatting kon het koninkrijk een leger van 400.000 man onderhouden, terwijl Shu en Wu 100.000 resp. 230.000 man. De Wu-Shu alliantie bleek in militair opzicht in evenwicht met het koninkrijk Wei. De buitengrenzen van de Drie Koninkrijken veranderden gedurende veertig jaar nauwelijks.

Nadat in 222 Liu Bei van Shu-Han was overleden, besteeg zijn zoon Liu Chan de troon. Met de nederlaag van Liu Bei waren de vijandelijkheden tussen Wu en Shu beëindigd, waarna beide rijken zich konden richten op hun interne problemen en hun gemeenschappelijke vijand Wei. Voor Sun Quan van Wu betekende het ook een eind aan de vrees dat Shu zijn territorium nog verder wilde uitbreiden naar de provincie Jing. Sun Quan richtte zijn aandacht op de oorspronkelijke bewoners in het zuidoosten, die door de Chinezen "Shanyue" werden genoemd. Een opeenvolging van successen tegen de rebellerende stammen leidde tot de uiteindelijke overwinning in 234. In dat jaar beëindigde Zhuge Ge (Zhuge Liang?) het beleg van Danyang, dat drie jaar had geduurd. 100.000 Shanyue gaven zich over; 40.000 werden als reservisten opgenomen in het leger van Wu.

Tegelijkertijd had ook Shu problemen met opstandige stammen in het zuiden van het land. De zuidwestelijke Yi-volken waren in opstand gekomen en hadden de stad Yizhou ingenomen en geplunderd. Zhuge Liang die het belang van stabiliteit in het zuiden inzag, beval de opmars van de Shu legers in drie groepen tegen de Yi. Hij vocht diverse malen tegen het stamhoofd Meng huo, die uiteindelijk werd onderworpen. Een stamhoofd van de Yi werd als vertegenwoordiger opgenomen in de hoofdstad Chengdu en de Yi vormden binnen het Shu leger enkele bataljons.

Na de campagne in het zuiden was Zhuge Liang vrij om het in het noordwesten op te nemen tegen Wei. In 227 verplaatste hij de Shu-legerhoofdmacht naar Hanzhong, van waaruit hij zijn noordelijke expedities begon. Het jaar daarop beval hij zijn generaal Zhao Yun om als afleidingsmanoeuvre vanuit de Ji kloof aan te vallen, terwijl Zhuge Liang zijn hoofdmacht aanvoerde in de richting van Qishan. Door een tactische nederlaag bij Jieting werd het leger van Shu gedwongen zich terug te trekken. Gedurende zes jaar voerde Zhuge Liang meerdere offensieven tegen Wei uit, maar problemen met de bevoorrading werkten in zijn nadeel. In 234 leidde hij zijn laatste grote noordelijke offensief waarin hij slag leverde op de vlakte van Wuzhang, ten zuiden van de rivier Wei. Na de voortijdige dood van Zhuge Liang trok zijn leger zich terug.

Ten tijde van Zhuge Liangs grote noordelijke offensieven stond de staat Wu constant onder druk door invasies vanuit het noorden (Wei). Het gebied rond Hefei was na de slag bij de Rode Klippen regelmatig het decor van een zware veldslag. Het strijdgeweld was zo groot dat veel inwoners ervoor kozen om naar een gebied te trekken ten zuiden van de Yangze. Na de dood van Zhuge Liang werden de aanvallen op het gebied Huainan heviger, maar desondanks slaagde het leger van Wei er niet in langs de rij rivierversterkingen van Wu, waaronder het fort Ruxu, te komen.

Rechts: Zhuge Liang (artist impression)

 

In 229 verklaarde Sun Quan zich tot koning van het koninkrijk Wu. Zijn lange regeerperiode (hij regeerde van 229 tot 252 over dit koninkrijk) wordt gezien als een tijd van overvloed voor zijn staat. Migratie vanuit het noorden en de vestiging van de Shanyue vergrootten de mankracht benodigd voor landbouw, vooral langs de benedenloop van de Yangzi en in Kuanji. Het vervoer per schip groeide door de aanleg van kanalen bij Zhedong en Jiangnan. De handel met Shu floreerde, waarbij vanuit Shu katoen werd geïmporteerd. Er ontstonden metaalbedrijven. Het transport over zee verbeterde zodanig dat zeereizen naar Mantsjoerije en het eiland Taiwan mogelijk werden. In het zuiden bereikten handelaren uit Wu Linyi (in het zuiden van Vietnam) en Fu'nan (Cambodja). Gelijktijdig met de economie, leefden kunst en cultuur op. In de Yangzi delta kwamen de eerste boeddhistische invloeden het land binnen vanuit Luoyang.

Ondergang van de Drie Koninkrijken

Kort voor 240 werden de spanningen tussen de keizerlijke Cao clan en de Sima clan merkbaar. Na de dood van Cao Zhen ontstond er een tweespalt tussen Cao Shuang en de oppercommandant Sima Yi. Cao Shuang benoemde zijn medestanders op belangrijke posten en sloot de Sima-clan, die hij als bedreiging zag, uit. De macht van deze clan, een van de Han-families van grootgrondbezitters, werd versterkt door Sima Yi's militaire overwinningen. Daarbij was Sima Yi een zeer capabel strateeg en politicus. In 238 sloeg hij de opstand door Gongsun Yuan neer en bracht hij de regio Liaodong onder centraal gezag. Uiteindelijk was hij Cao Shuang te slim af. Tijdens een tocht naar de graftomben van Gaoping door de keizerlijke clanleden pleegde hij een staatsgreep in Luoyang en dwong hij Cao Shuang de macht af te staan. Velen protesteerden tegen de allesomvattende macht van de Sima-familie, waaronder de Zeven Wijzen van het Bamboebos. Een van de wijzen, Xi Kang, werd na de val van Cao Shuang geëxecuteerd.

De verovering van Shu (263)

De afnemende macht van de Cao clan werd weerspiegeld in de neergang van Shu. Na de dood van Zhuge Liang werd zijn positie als luitenant-kanselier ingenomen door achtereenvolgens Jiang Wan, Fei Wei en Dong Yun. Maar na 258 kwam de politiek van Shu meer en meer in handen van de eunuchen en nam de corruptie toe. Op het militaire vlak was ook weinig bereikt: ondanks verwoede pogingen van Jiang Wei, de beschermeling van Zhuge Liang, slaagde Shu er niet in een doorslaggevende overwinning te behalen op Wei. In 263 viel Wei op drie fronten aan en werd het Shu-leger gedwongen zich uit Hanzhong terug te trekken. Jiang Wei wist nog stand te houden bij Jinage maar werd gepasseerd door de Wei-legeraanvoerder Deng Ai, die zijn troepen vanuit Yinping in snelmars liet oprukken over terrein dat tot dan toe als ondoordringbaar werd beschouwd. In de winter van hetzelfde jaar 263 viel de hoofdstad Chengdu en gaf keizer Liu Chan van Shu zich over. Hiermee kwam, na drieënveertig jaar, een einde aan het bestaan van de staat Shu.

De verovering van Wu (280)

Sun Quan (postume naam Da Di) werd in 252 als keizer van de Oostelijke Wu opgevolgd door zijn zoon Sun Liang (252 - 258). Vanaf dat moment raakte het koninkrijk Wu geleidelijk in verval. De geslaagde onderdrukking door Wei van opstanden door Sima Zhao en Sima Shi in de regio Huainan beperkte de kansen op invloed van Wu. De val van Shu luidde een verandering in de politiek van Wei in. Sima Yan, kleinzoon van Sima Yi, zette na de overgave van Liu Chan de keizer van Wei af en riep zijn eigen Jin-dynastie uit in 264. Hiermee eindigde de zesenveertig jaar lange dominantie van Cao in het noorden. 

In 269 begon Yang Hu, Jin-legeraanvoerder in het zuiden, met voorbereidingen voor de invasie van Wu, door opdracht te geven tot het bouwen van een vloot en het trainen van mariniers in Sichuan (onder bevel van Wang Jun). Vier jaar later overleed Lu Kang, de laatste grote generaal van Wu, zonder een geschikte opvolger. Het geplande Jin-offensief vond uiteindelijk plaats in de winter van 279. Sima Yan begon vijf gelijktijdige aanvallen langs de rivier Yangzi, van Jiankang tot Jianglin, terwijl de vloot van Sichuan stroomafwaarts naar de provincie Jing voer. Onder druk van een zo grote aanval bezweken de legers van Wu. Jiankang viel in de derde maand van 280, waarmee een eeuw van bloedige conflicten werd afgesloten.

Rechts: Sima Yan, eerste keizer van de nieuwe Jin-dynastie (280 - 420)

Drie Koninkrijken (China) - Wikipedia

Jin-dynastie (280 - 420)

Laatst bijgewerkt: 21-02-08

colofon