228

Rotsen in de ruimte

Krijt (85 - 64 miljoen jaar geleden); Komeetinslag 64 miljoen jaar geleden
Volgens het Europese ruimtevaartagentschap ESA dringen jaarlijks vijftigduizend ruimterotsen tot de atmosfeer van de Aarde door. Het gaat vooral om kleine asteroïden die vrijwel meteen verbranden. Ze veroorzaken dan een lichtstreep, een zogeheten "vallende ster". Erger kan ook. Eens in de duizend jaar stort een asteroïde met een doorsnede van zestig meter naar beneden. Dat levert een knal op met de kracht van een stevige waterstofbom. Niet omdat de asteroïde explodeert maar vanwege de enorme snelheid. De inslag van een asteroïde  met een doorsnee van twee kilometer staat gelijk aan het effect van ongeveer honderd waterstofbommen. Het stof dat bij een explosie vrijkomt zou voor een langdurige winter kunnen zorgen. De laatste grote klap was op 30 juni 1908 in het Russische Tunguska. De kracht stond gelijk aan een explosie van tien miljoen ton van de springstof TNT. Ter vergelijking: de atoombom op Hiroshima had "slechts" een kracht van vijftienduizend ton.  



Zolang een rots in de ruimte zweeft, heet hij een asteroïde; wanneer hij in de atmosfeer van de Aarde komt, wordt hij een meteoor. Raakt een meteoor de grond, dan noemen wetenschappers hem een meteoriet.

 

Over de hele wereld zijn inslagkraters gevonden. In de Amerikaanse staat Arizona bevindt zich de Barringer-krater met een doorsnede van 1,2 kilometer. De inslag van deze meteoriet vond plaats ca. 30.000 jaar geleden. De krater Chicxulub in Mexico, die vermoedelijk een einde maakte aan het tijdperk van de Dinosauriërs, 64 miljoen jaar geleden, heeft een doorsnede van 170 kilometer. De krater Vredefort in Zuid-Afrika was nog groter en had een diameter van 300 kilometer. Andere grote kraters zijn: Ries (Duitsland): 24 kilometer en Wolfe Creek in Australië: bijna 1 kilometer.

Dat we zo weinig kraters zien op Aarde, komt omdat de meeste kraters liggen in zee. 70 Procent van het aardoppervlak bestaat immers uit water. Andere krater op het land zijn overgroeid.

Het Europese ruimtevaartagentschap ESA schat dat er tussen de 1,1 en 1,9 miljoen asteroïden zijn met een doorsnee van een kilometer of meer. Dat is twee keer zo veel als voorhen werd gedacht. De meeste asteroïden komen uit de gordel tussen Mars en Jupiter. Ceres, de grootste, heeft een doorsnede van circa duizend kilometer. Andere asteroïden zijn zo klein als kiezelsteentjes. Men denkt dat de gordel ontstond door de explosie van een planeet, die zich tussen Mars en Jupiter bevond. Er zijn grofweg drie soorten asteroïden: stenen, ijzeren en gemengde. Die van steen komen het meest voor en zijn vermoedelijk 4,5 miljard jaar oud. IJzeren asteroïden bevatten ook nikkel. Gemengde zijn zeldzaam en bestaan uit diverse metalen.

Naar verwachting zullen in het jaar 2003 63 asteroïden de aarde "dichtbij" (binnen een afstand van 29,9 miljoen kilometer) passeren. De enige asteroïde die een kans maakt van 1 op 300 om met de Aarde te botsen is 1950DA. Dat is echter pas in het jaar 2880. Maar nog niet alle asteroïden zijn ontdekt die een bedreiging voor de Aarde vormen. Het internationale zoekprogramma Spaceguard hoopt in 2020 zo'n 90 procent van alle asteroïden groter dan een kilometer te hebben gevonden.
Op 14 juni 2002 scheerde een asteroïde op 120.000 kilometer afstand lang de Aarde.De asteroïde werd pas ontdekt drie dagen nadat hij de Aarde was gepasseerd. Bij een inslag zou zo'n 2000 vierkante kilometeraardoppervlakte zijn vernietigd.

Het opblazen van een asteroïde, voordat deze de atmosfeer van de Aarde heeft bereikt, zou geen enkele zin hebben. Duizend kleine brokstukken die dan op de Aarde zouden neervallen zouden net veel schade aanrichten als één grote inslag. Mits tijdig ontdekt, kan een explosie of een botsing met een ruimtesonde de baan van de asteroïde iets kunnen wijzigen, genoeg om de Aarde te missen.

Laatst bijgewerkt: 14-12-02

Staartstof / George Beekman NRC-Handelsblad11-1-2004

KOMEETVERKENNER ZIET ECHTE `VUILE SNEEUWBAL'

Een speciale Amerikaanse ruimtesonde heeft de komeet Wild 2 van dichtbij gefotografeerd en brengt nu stof uit de komeetstaart naar de aarde voor verder analyse.

FRED WHIPPLE (97) mag tevreden zijn. De komeetverkenner Stardust, die op 2 januari langs komeet Wild 2 scheerde, heeft daar een kern gefotografeerd die vrijwel precies lijkt op het model dat in 1950 door deze Amerikaanse astronoom werd gepresenteerd. Whipple suggereerde dat de kern van een komeet voor ruwweg de helft uit waterijs bestaat en voor de andere helft uit stof- en gruisdeeltjes en andere vluchtige bestanddelen. Dit alles zou op een luchtige manier zijn samengekit en zo op een reusachtige `vuile sneeuwbal' lijken. De opname van komeet Wild 2 die de NASA direct na de passage van Stardust vrijgaf, doet inderdaad sterk aan zo'n sneeuwbal denken.

Stardust passeerde komeet Wild 2 op een afstand van slechts 230 kilometer en maakte in een tijdsbestek van veertig minuten 72 opnamen van de kern van de komeet. Op de meest nabije zullen, als ze eenmaal elektronisch zijn bewerkt, details ter grootte van ongeveer 10 meter kunnen worden onderscheiden. De door NASA vrijgegeven opname werd gemaakt vanaf een afstand van 500 kilometer en toont een opmerkelijk ronde en ietwat `wollig' of `zacht' ogende bal van 5 kilometer diameter. Het oppervlak van de kern vertoont vele, soms elkaar overlappende inzinkingen, waarvan de grootste een diameter van een kilometer hebben. Dit zijn waarschijnlijk gebieden waar ijs door de warmte van de zon is verdampt (gesublimeerd).

Opmerkelijk is ook het ontbreken van langgerekte structuren of `ruggen' op de kern. Deze waren wel te zien op de twee komeetkernen die eerder vanaf grotere afstand vanuit de ruimte waren gefotografeerd: Halley (in 1986 vanaf 600 km) en Borrelly (in 2001 vanaf 2200 km). Deze komeetkernen waren bovendien langgerekt (tweemaal zo lang als dik), veel hoekiger en vertoonden grotere variaties in oppervlaktehelderheid. Deze vrij grote verschillen in textuur en morfologie vallen goed te rijmen met het feit dat komeet Wild 2 een betrekkelijk `verse' komeet is, die pas sinds 1974 in een baan tussen Mars en Jupiter om de zon draait. Daarvóór vertoefde hij 4,5 miljard jaar lang in het gebied voorbij Neptunus, waar hij vrijwel niet door de warmte van de zon werd beroerd.

  Terwijl de kern van Halley en Borrelly al voor een deel door de warmte van de zon is weggeërodeerd, zien we de kern van Wild 2 wellicht nog vrijwel in zijn maagdelijke toestand. Dat was overigens ook een van de redenen waarom NASA deze komeet voor Stardust uitkoos de andere reden was de energetisch gemakkelijke bereikbaarheid van de komeet. Volgens Don Brownlee, principal investigator van het Stardust-project, zullen de opnamen van komeet Wild 2 dus `zeker nieuw licht werpen op hoe kometen in feite werken', dat wil zeggen wat er tijdens de verdamping aan het oppervlak gebeurt en hoe dit in verband staat met de inwendige structuur. Deze laatste is nog steeds het grote raadsel van deze vuile sneeuwballen.

Hoe fascinerend de opnamen van komeet Wild 2 ook zijn, het belangrijkste doel van de passage was het opvangen van komeetdeeltjes. Deze worden door de aan het komeetoppervlak verdampende gassen meegevoerd en vormen tezamen daarmee een uitgestrekte wolk (de coma) rond de kern. Stardust passeerde komeet Wild met een snelheid van 6,1 kilometer per seconde. Om te voorkomen dat de ruimtesonde en zijn twee zonnepanelen door de regen van stofdeeltjes werden `gezandstraald', zaten zij verscholen achter dikke schilden. De langssuizende stofdeeltjes werden opgevangen met een zijwaarts uitgestoken stofvanger van 35 centimeter diameter die uit dikke blokken aërogel bestaat: een ultraporeus materiaal dat de microscopisch kleine deeltjes zodanig afremde dat ze niet te veel werden beschadigd.

Tijdens de nadering registreerden de instrumenten van Stardust het snel toenemende aantal inslagen op de schilden. Hoewel het aantal te groot was om te kunnen tellen, is het duidelijk dat de buit van Stardust uit miljoenen vaste deeltjes zal bestaan: een totaal gewicht van enkele grammen.

Enkele uren na de passage van de komeet werd de stofvanger teruggetrokken in de Sample Return Capsule, die hierna weer hermetisch werd afgesloten. Op 15 januari 2006, als Stardust weer langs de aarde komt, moet de capsule met zijn kostbare lading in de Amerikaanse staat Utah landen. Aangezien komeetstof uit de beginperiode van het zonnestelsel dateert, zal het informatie kunnen geven over processen die toen hebben geleid tot het ontstaan van planeten, inclusief de aarde.

Tijdens de vlucht langs komeet Wild 2 werd met een ander instrument de (ruwe) chemische samenstelling van de op het hoofdschild inslaande deeltjes bepaald. Dat gebeurde met een massaspectrometer die geleverd was door het Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik in Garching. En tijdens de bijna vijf jaar durende vlucht naar komeet Wild 2 werden met de achterzijde van de stofvanger deeltjes opgevangen die uit de interstellaire ruimte komen en met grote snelheid door het zonnestelsel vliegen. Ook deze deeltjes, die in 1993 werden ontdekt door de Europese ruimtesonde Ulysses, hopen astronomen over twee jaar op aarde te kunnen bestuderen.  

Foto-onderschrift:  

De ruimtesonde Stardust, met uitgeklapte stofvanger. Rechts: de kern van komeet Wild 2, vanaf een afstand van 500 km gefotografeerd door Stardust. De kern van komeet Wild 2, vanaf een afstand van 500 km gefotografeerd door Stardust. ILLUSTRATIES NASA/JPL

colofon