171

Platwormen (Plathelmintes / Plathylhelmintes)

Bilateria  Acoelomata  Platwormen
Platwormen behoren tot de ongelede wormen, Ze zijn te herkennen aan het langwerpige lichaam  dat niet is onderverdeeld in segmenten. Het zijn kleine diertjes. Zij zijn soms onder stenen of potten te vinden. Tot de plat- en ronde wormen behoren allerlei ziekteverwekkers, zoals zuigwormen. De platwormen zijn de primitiefste bilateralia; dieren die tweezijdig symmetrisch zijn (links-rechts) en die dikwijls een duidelijk onderscheidbare kop en lijf hebben.

Platwormen hebben een lang en dun lichaam (2 a 3 mm hoog en ca. 7 cm. lang) zonder skelet. Het lichaam is in dwarsdoorsnede plat. Het bestaat uit aan elkaar vastzittende platte stukjes die we segmenten noemen. Een voorbeeld van een platworm is de lintworm. Lintwormen leven als parasieten in darmen van veel zoogdieren. De lintworm dankt zijn naam aan zijn uiterlijk, hij lijkt op een lint.

Neteldieren en de Ribkwallen hebben een tweelagen struktuur: een epidermis a.d. buiten- en een endodermis a.d. binnenkant. Tussen deze twee lagen cellen bevindt zich een geleiachtige tussenstof en géén cellen. Platwormen hebben deze tussenlaag vervangen door een volwaardige cellaag; het mesoderm (middenlaag). De passieve, afschermende lagen van de neteldieren zijn nu volwaardige organen geworden. De buitenste laag is bij het volwassen dier een echte opperhuid en noemt men epidermis. De binnenste laag is ook geëvolueerd tot een laag met darmepitheel zodat men spreekt van edodermis. De ogen vormen een gespecialiseerd orgaan van de platwormen (bij de platwormen kunnen we reeds spreken over organen!) De cellen van de epidermis boven de ogen bevatten géén pigment zodat het licht er ongehinderd door kan. Het oog zelf bestaat uit een bolle pigmentlaag die op iedere plaats licht doorlaat uit slechts één richting. Het licht valt in op de bekertjes die lichtgevoelige cellen bevatten en verbonden zijn met zenuwcellen die de prikkels verder geven naar de hersenganglia (zenuwknopen = primitieve hersenen). 

Waar we vroeger spraken over gastrale holte en mond als aparte lichaamsdelen kunnen we nu spreken over het verteringsstelsel met organen als mond, darm en farynx. De farynx is een inwendige slurf die de platworm kan uitrekken en door de mondopening naar buiten brengen. De darm bestaat uit 3 hoofdtakken die allemaal vertakt zijn in kleinere zijtakjes zodat het voedsel overal terecht komt. De darmtakken beginnen aan het einde van de farynx, één tak loopt naar voren en de twee andere naar achteren. Zoals bij de neteldieren verlaat het verteerde voedsel het lichaam terug via dezelfde mondopening. Bij de platwormen is er nog een tweede manier om de verteerde voedsel resten te verwijderen; door vlamcellen. In het mesenchiem ligt een netwerk van dunne buizen die via poriën met de buitenwereld in verbinding staan. Zijtakjes van deze buizen eindigen blind in het mesenchiem in verbredingen die vlamcellen worden genoemd. Aan het blinde uiteinde bevindt zich namelijk een troefje trilharen die bij het slaan aan een flakkerende vlam doen denken. Het voornaamste doel van dit uitscheidingsstelsel is niet afvalstoffen van de stofwisseling te verwijderen, maar het watergehalte van de weefsels te reguleren.  Platwormen hebben een volwaardig bewegingsstelsel; de onderkant van het lichaam is fel gespierd. Bij platwormen onderscheiden we twee soorten beweging: de langzame kruipbeweging door het slaan van de trilharen waarbij hij z'n kop van links naar rechts beweegt om de omgeving af te zoeken en een snelle golvende spierbeweging als er gevaar dreigt. De platwormen bewegen zich naar het donker en tegen de stroming die hij gewaar wordt met de zintuiglobben die als ruitvormige flappen links en rechts van zijn kop hangen. 

Platwormen zijn hermafrodiet (zowel mannelijk als vrouwelijk) Ze hebben een ingewikkeld systeem van buizen en kamers dat na de voortplantingsperiode degenereert om dan de volgende periode terug te ontwikkelen. De bevruchting is een kruisbevruchting waarbij twee individuen omgekeerd tegen elkaar gaan liggen en elkaar bevruchten.

Platwormen hebben ook een fantastisch regeneratievermogen waarmee veelkoppige monsters kunnen gemaakt worden. Soms vermenigvuldigen de platwormen zich ongeslachtelijk door deling. Hierbij houdt het achterlichaam zich vast aan de bodem en de platworm trekt zichzelf in twee. Het achterlichaam krijgt dan een kop en het voorste deel krijgt een nieuw achterlichaam.

Platwormen zouden kunnen zijn ontstaan uit de zgn Oerplatwormen (Protoplatyhelminthes) Deze vormen een hypothetische groep wormachtige dieren; er zijn namelijk geen fossielen van bekend. Het zouden eenvoudig gebouwde dieren zijn geweest met drie cellagen: een buitenlaag ('huid') en een binnenlaag ('darm'), gescheiden door een tussenlaag zonder holten. Oerplatwormen zouden geleefd hebben in het Proterozoïcum (2500-540 miljoen jaar geleden). Volgens sommige onderzoekers zijn het de voorouders geweest van de platwormen èn de meeste andere diergroepen van nu. Andere onderzoekers denken dat Oerplatwormen minder belangrijk zijn geweest of zlefs helemaal niet bestaan hebben.  

Oerplatwormen zouden zijn ontstaan uit de Planula's. Planula’s zijn eigenlijk larven van neteldieren, zoals kwallen en zeeanemonen. Het zijn platte, ovale diertjes (planus = plat) bestaande uit twee cellagen (ectoderm en entoderm), met ciliën (undulipodia) aan de buitenzijde van het lichaam. Aangezien de individuele ontwikkeling (ontogenie) van dieren vaak een afspiegeling vormt van de evolutie (fylogenie), denken sommige onderzoekers dat vergelijkbare diertjes ooit als volwassen vorm voorkwamen. Dat zou dan in het Proterozoïcum (ca. 2500-540 miljoen jaar geleden) geweest zijn. Zij beschouwen deze diertjes als de voorouders van veel huidige meercellige dieren. Andere onderzoekers gaan er echter van uit dat meercellige dieren zijn voortgekomen uit kolonies van eencelligen zoals sponzen.  Planua's zijn ontstaan uit de Eencelligen met complexe zweephaar (Flagellaten)  

Platwormen (Platyhelminthes) zijn van alle wormen het meest primitief. Ze worden ingedeeld bij de onderafdeling Schizocoela. Eveneens tot deze stam behoren de iets verder ontwikkelde Snoerwormen (Nemertea of Nemertini).

In de nieuwe systematiek van het Dierenrijk vormen de Platwormen een afzonderlijke stam. Deze wordt onderverdeeld in vier klassen:

Turbellaria (Trilhaarwormen, vrijlevende platwormen) vormen de primitiefste klasse van de platwormen. Het zijn kleine vrijlevende dieren met een afgeplat lichaam. De meeste soorten leven in zee.

Trematoda (Zuigwormen) (leverbotten) Dit zijn uitsluitend parasitair levende platwormen die slechts enkele mm groot worden. Monogenea
De meer dan 15.000 soorten platwormen komen overal op aarde voor. Men treft ze aan in zeeën, in zoet water en op het land. Vele van hen leven als parasieten in het lichaam van dieren en mensen en voeden zich met hun lichaamssappen. Een gemeenschappelijk kenmerk van platwormen is dat ze een afgeplat lichaam hebben, daarnaast hebben ze ook geen poten. Tot de bekendste platwormen behoort de runderlintworm. Deze leeft in de dunne darm van de mens. Hij hecht zich met de zuignappen op zijn kop in de darm vast.

De platworm heeft een kop en een lichaam dat bestaat uit een groot aantal segmenten. Ze zien eruit als een platte ketting. In het nekgebied ligt een groeizone. Doordat hier steeds weer nieuwe segmenten worden gevormd groeit de lintworm steeds verder. Hij voedt zich met het voedsel in de darmen. Een dunne beschermlaag verhindert dat hij door de darmsappen wordt verteerd.

Cestoda (lintwormen) Dit zijn in zee levende soorten parasiteren In vissen, vooral haaien.

Elk segment van de Runderlintworm bevat vrouwelijke en mannelijke geslachtsorganen. Ze produceren een enorm aantal eitjes. Rijpe segmenten aan het uiteinde van de ketting, die soms wel 80.000 eitjes bevatten, laten los en worden met de uitwerpselen uitgescheiden.

Elk eitje bevat een kiem die door een dubbel omhulsel wordt omgeven. Zo doorstaat hij gedurende een langere periode warmte en koude, droogte en vocht. Wanneer het eitje via de uitwerpselen in een weiland terechtkomt en daar door een koe met het gras wordt opgegeten dan zal het omhulsel door de verteringssappen worden opgelost. Het eitje zal zich aan het spierweefsel van de koe vasthaken.

Hier ontwikkelt het eitje zich tot een blaasworm. Dit is een blaasje dat gevuld is met vloeistof en dat reeds de blauwdruk van de runderlintworm bevat. De blaas wordt door de verteringssappen opgelost als de blaasworm door het eten van met blaaswormen besmet rundvlees in de mens terechtkomt. De lintworm zal zich vervolgens ontwikkelen zoals hierboven is beschreven.

Lintwormen veroorzaken darmstoornissen en bloedingen. Bij ons lopen we dankzij vleeskeuringen weinig risico. In andere landen, waar veel rauw vlees gegeten wordt, komt de lintworm bij miljoenen mensen voor.

Andere platwormen zijn de Trilhaarwormen. Ze leven in poelen en plassen en voeden zich met algen, insectenlarven en kleine kreeftachtigen.

Zuigwormen, waartoe onder andere de leverbot behoort, treft men aan in schapen en koeien. Ze houden zich met hun haken en zuignappen vast. Leverbot veroorzaakt verrotting van de lever.

Gemaakt: 23-11-06; laatst bijgewerkt: 14-03-08

colofon