2287 | Odysseus |
![]() |
![]() |
Odysseus was in de Griekse sagen de legendarische koning van Ithaca. Hij was de zoon van Laërtes en Anticlea en gehuwd met Penelope, die hem een zoon, Telemachus, schonk. Toen Odysseus gedwongen was om del te nemen aan de expeditie tegen Troje, trachtte hij zich daaraan te onttrekken door te doen alsof hij krankzinnig was. Hij ploegde zijn land met behulp van een os en een ezel en zaaide zout in de voren.
Palamedes legde de jonge Telemachus voor de ploeg en dwong zo Odysseus zich te verraden. |
![]() |
In de oorlog tegen Troje muntte Odysseus uit door scherpzinnigheid en diplomatie. Bij voorkeur koos men hem als verspieder of als onderhandelaar. Voor het begin van de strijd ging hij met Menelaos naar Troje om Helena op te eisen. Hij wist Achilles op te sporen toen deze zich op Skyros verborgen hield en haalde Philocletes van Lemnos. In Homerus' Illias onderscheidt Odysseus zich door dapperheid. Samen met Diomedes ondernam hij een verkenningstocht naar het Trojaanse kamp. De roof van het Palladium was zijn werk en het houten paard zijn listige vinding. In het bijzonder is hij de hoofdpersoon in de Odyssee., waarin Homerus de avontuurlijke thuisreis van Odysseus beschrijft en de moeilijkheden die hem in Ithaca wachtten. Tot zijn avonturen behoren de ontmoeting met de Lotofagen, de cyclopen en het mensenetersvolk der Laestrygonen. |
![]() |
Circe, Wright Barker, ca. 1890 |
Verder zijn bezoek aan Aeolous en aan Circe, die hem de weg naar de onderwereld wees, waar de schim van Tiresias hem zijn verdere lotgevallen voorspelde. Na de verlokking der Sirenen en de gevaren van de Scylla en Charybdis doorstaan te hebben, haalden zijn makkers zich de toorn van Helius op de hals. |
![]() |
Odysseus en de Cyrenen, Waterhouse, ca. 1900 Odysseus in het land der Cyclopen Op de hellingen van de vulkaan de Etna op het eiland Sicilië (Trinakia) woonden de cyclopen, woeste reuzen, met maar een oog, die leefden van de veeteelt (schapen). Hij werd met 12 van zijn mannen gevangen genomen in de grot van de cycloop Polyphemos, een zoon van Poseidon. Polyphemos hield wel van iets anders dan een schapenboutje. Elke avond vrat Polyphemos een van de mannen van Odysseus op; daarom bedacht Odysseus een list. Hij voerde de reus dronken en op de vraag van de cycloop, hoe hij heette, antwoordde Odysseus 'Niemand'. Toen Polyphemos versuft van de wijn en het eten in slaap viel, staken de mannen met een brandende, gepuntte staak het oog van Polyphemos uit. Woedend van de pijn werd de cycloop wakker, maar kon de mannen op de tast niet vinden tussen de schapen. Hij ging bij de ingang van de grot staan wetende dat zijn schapen 's ochtends naar de weide gingen. Om toch te kunnen ontsnappen bond Odysseus zijn mannen onder de schapen. Hij als enige overgeblevene kon zichzelf niet vastbinden maar hield zich vast aan de haren van de grootste ram. Toen de schapen 's ochtends de grot verlieten praatte Polyphemos tegen zijn lievelingsram, niet wetende dat Odysseus zich vasthield onder de buik. "Waarom ben je zo stil? je hebt zeker medelijden met je arme baasje, he? Toen Polyphemos later merkte dat de mannen zich niet meer in de grot bevonden ontstakt hij in woede. Andere cyclopen die op het kabaal afkwamen vroegen hem wat er aan de hand was. Polyfemos antwoordde: "Niemand heeft mijn oog uitgestoken en Niemand is ontsnapt. Ik ben op Niemand boos!" De cyclopen dachten dat Polyphemos gek was geworden en gingen weer slapen. Toen de mannen wegroeiden riep Odysseus de reus na, waarop Polyfemos een rotsblok naar het schip gooide, maar daarna hield Odysseus zich nog niet stil en noemde zijn echte naam. Het rotsblok dat achter het schip belandde gaf het schip een grote snelheid, weg van het eiland. Polyfemos bad echter tot zijn vader Poseidon om hem te wreken. Poseidon zou Odysseus gedurende de rest van zijn lange reis tegenwerken waar hij kon. |
Odysseus en de runderen van Helios Toen wij gelukkig tussen de draaikolk Charybdis en de rots van de Skylla (Scylla) waren doorgekomen, lag het eiland Trinakria (de Griekse naam voor het eiland Sicilië, betekent: eiland met de drie punten / kapen, BW) in de zonneschijn voor ons. Vanuit de zee hoorden wij al het geloei van de heilige runderen van de zonnegod en het geblaat zijner schapen. Ik vertelde mijn kameraden van Kirke's (Circe's) voorspelling en waarschuwde hen het eiland niet te betreden, waar ons het grimmigste noodlot bedreigde. Maar zij noemden mij wreed, omdat ik hun niet wat rust en verkwikking gunde na de vermoeiende tocht op zee. "Dan moet gij mij met een eed beloven de heilige runderen onaangetast te laten!" Dit eiste ik en zij bezwoeren het mij. Gedurende een hele maand werd de voortzetting van onze reis door ongunstige winden onmogelijk gemaakt. Zolang wij nog door Kirke's gaven werden gevoed, deden mijn metgezellen niets verkeerds. Maar toen spijs en drank ons begonnen te ontbreken en wij door een knagende honger geplaagd werden, lieten zij zich, toen ik mij voor korte tijd uit ons kamp had verwijderd, door Eurylochos tot ongehoorzaamheid en eedbreuk verleiden: Zij waagden het enige stieren van de zonnegod te slachten! "Ik zal het schip van die vervloekte rovers met mijn bliksemschichten verpletteren!" riep Zeus in zijn toorn. Geen van mijn makkers zou aan zijn wraak ontkomen. Nauwelijks hadden wij bij een gunstige oostenwind het eiland verlaten of Zeus liet zware blauw-zwarte wolken zich boven ons samenpakken. Een woedend onweer brak eruit los en verscheurde de masttouwen. De mast viel omver en richtte een onmetelijke verwoesting aan, en tegelijkertijd sloeg de bliksem met een dreunende donderslag op het schip in, deed het barsten en wierp ons allen in zee. Geen van mijn reisgenoten ontkwam aan de gruwelijke dood. Alleen mijzelf lukte het mij aan de kiel vast te klampen en deze met een touw aan de vooraan drijvende mast te binden. Een nieuwe angst greep mij aan, toen de wind naar het zuiden draaide en mij weer naar de Skylla en Charybdis toedreef. De ontzettende draaikolk greep de mast en verzwolg hem. Als door een wonder slaagde ik erin mij aan een vijgenboom vast te klemmen, die over de huiveringwekkende afgrond hing. Toen de mast en de kiel weer uit de werveling omhoog kwamen, bereikte ik met een gewaagde sprong de balk en, met mijn blote handen roeiend, kon ik mij uit de draaikolk redden: Zeus had mij gelukkig van de rots van de Skylla afgehouden. Negen dagen dreef ik op zee rond, totdat de genadige goden mij op de tiende dag deden landen op het eiland van Calypso. Daar heeft de godin mij negen jaar lang vastgehouden. Bron: "Griekse mythen en sagen" naverteld door Gustav Schwab. Uitgeverij Het Spectrum. |
![]() |
Boven: Odysseus op het eiland van Calypso (Jan Brueghel) Na een gedwongen verblijf op het eiland van Calypso voer Odysseus verder, leed andermaal schipbreuk en belandde bij de Phaeaken, die hem naar Ithaca brachten. Door Athena in een bedelaar veranderd, nam hij, geholpen door zijn zwijnenhoeder Emaeus en zijn Telemachus, wraak op de vrijers die zijn trouwe vrouw Penelope lastig vielen. |
![]() |
Gemaakt: 06-03-03; Laatst bijgewerkt: 14-06-06 |