14.761 |
Homo-emancipatie in Nederland |
![]() Voor de oorlog kende Nederland nauwelijks een homoseksuele subcultuur, Berlijn, dat was de gay capital of Europe. Daar bloeiden de homoseksuele subcultuur, daar waren nichtenkits, werden tijdschriften uitgegeven en feesten georganiseerd. Daar kon je je als homoseksuele man of vrouw vertonen en vermaken. In tegenstelling tot Berlijn ging het er in Nederland allemaal wat grijzer en grauwer aan toe. Homokroegen waren er nauwelijks en homoseksuelen leidden een dubbelleven. Velen waren getrouwd. Over homoseksualiteit werd vooral heel veel en heel hard gezwegen. Wel waren er hier en daar kroegen waar de homoseksueel van die tijd naartoe kon gaan en anders kon hij nog wel in het park of bij het urinoir aan zijn trekken komen. Vlak voor de oorlog probeerde Nico Engelschman onder de schuilnaam Bob Angelo, dat zwijgen te doorbreken. Hij publiceerde een tijdschrift voor homoseksuelen: Levensrecht, Maandblad voor vriendschap en vrijheid. Het verscheen op een allerongelukkigst moment. Het derde nummer werd rond 10 mei 1940 gedrukt. Uit angst voor de Duitsers verdween de gehele oplage in de Reguliersgracht, en ook het adressenbestand en de correspondentie werden vernietigd. Die angst voor de nazi’s was overigens niet overdreven. Engelschman en zijn vrienden wisten wat er boven hun hoofd hing. In de strenge nazi-hiërarchie stond de arische heteroseksuele man boven aan. De vrouw was er om kinderen te baren. En voor homoseksuelen was er geen plaats. Homoseksuele mannen waren vijanden van het Duitse volk. Ze waren staatsgevaarlijk, omdat ze niet bijdroegen aan de vermenigvuldiging van het Germaanse ras. Bovendien konden ze andere mannen besmetten, waardoor ook die geen kinderen meer zouden verwekken. Die afkeuring van homoseksuelen was in dit geval niet zozeer moreel, als wel politiek-ideologisch, hoewel de nazi’s natuurlijk, zeker met hun propaganda, aansloten bij een eeuwenlange intolerantie ten aanzien van homoseksuelen. In de bezette stamverwante gebieden, waaronder Nederland, werd net als in Duitsland tegen homoseksualiteit opgetreden. Daar waren de oprichters van Levensrecht zich allemaal dus terdege van bewust toen ze hun blad in de gracht kieperden. Overigens gold dit allemaal niet voor lesbische vrouwen. In de wet werden vrouwen in dit verband niet genoemd. In de patriarchale maatschappij leverden lesbische vrouwen minder gevaar op, ze waren sowieso ondergeschikt aan de man. Maar die homomannen, die vormden een probleem. Was een homoseksueel eenmaal opgepakt en verdween hij in een concentratiekamp, dan kreeg hij een roze driehoek op zijn kampkleding, om aan te geven dat hij homoseksueel was. Voor lesbische vrouwen bestond er geen apart herkenningsteken. Ze werden gerangschikt onder de politieke gevangenen en kregen meestal een zwarte driehoek. Niek Engelschman overleefde de oorlog en nam na de oorlog onder zijn schuilnaam Bob Angelo de draad weer op met het uitgeven van zijn blad Levensrecht. Voor de lezers ervan belegde hij bijeenkomsten, terwijl de politie en de overheid met argusogen toekeken. Uit die bijeenkomsten ontstond het ‘Wetenschappelijk, Cultureel- en Ontspanningscentrum “Shakespeareclub”. In 1949 wordt die naam veranderd in het Cultuur- en Ontspanningscentrum, het COC, dat sindsdien onafgebroken onder meer voor de rechten van homoseksuele mannen en vrouwen opkomt. Gedurende de jaren na de oorlog hadden de homoseksuele mannen en vrouwen de wind mee, zeker ook door de seksuele revolutie. Homoseksuelen kwamen niet alleen voorzichtig uit de kast, maar al die homoseksuelen, homofielen, flikkers, nichten, mietjes, potten en lesbo’s en hoe ze zich allemaal ook noemden, werden zichtbaar en voeren geen schuilnaam - niks geen gezwijg meer. Ze kwamen op allerlei manieren op voor hun rechten. Zo schreef Gerard Reve vanaf midden jaren zestig in zijn boeken expliciet over homoseksualiteit. Albert Mol vertelde als eerste artiest op de televisie dat hij homoseksueel was. Robert Long wond er in zijn liedteksten op de lp’s Vroeger of later en Levenslang geen doekjes om. Ze sloegen in als een bom. Samen met Leen Jongewaard maakte hij drie spraakmakende cabaretprogramma’s. Henk Krol gaf en geeft al jaren met succes de Gay Krant uit en was een van de initiators van wat in de volksmond abusievelijk het ‘homohuwelijk’ wordt genoemd. Er kwamen politieke homoverenigingen, er kwamen homosportverenigingen, met ludieke namen als volleybalclub Lange poten en Netzo, de wandelvereniging De potige dames, de tennisclub Smashing pink en de zwemvereniging Spetters. En Amsterdam groeide uit tot gay capital van de wereld. De Gay Games werden naar Amsterdam gehaald en een paar dagen zag de stad helemaal roze. Aids leek roet in het eten te gooien, maar kon toch de emancipatie niet terugdraaien. En de roze driehoek, die de gevangenen in de kampen moesten dragen, droeg de homoseksuele vrouw of man in de jaren tachtig met trots op haar of zijn kleding. Het brandmerk was een geuzenteken geworden. Die roze driehoek is ook verwerkt in het Homomonument, ontworpen door Karin Daan, aan de voet van de Westertoren dat op 5 september 1987 officieel werd onthuld. In 1970 wilde een aantal homoseksuele jongeren tijdens de nationale Dodenherdenking op de Dam een krans leggen voor de omgekomen homoseksuelen. Ze werden echter tegengehouden. De krans werd hen afgenomen en twee van hen werden gearresteerd wegens ordeverstoring. De homoseksuelen mochten niet mee doen aan de officiële herdenking. Van de oorlog was weinig geleerd. Door verschillende onderzoekers en journalisten, onder wie Jan Rogier en Rob Tielman, was al geageerd tegen het feit dat homoseksuelen buiten de officiële geschiedenis werden gehouden. In het boekwerk over de Tweede Wereldoorlog van L. de Jong werd het woord homoseksualiteit nauwelijks genoemd. Homoseksuelen werden niet alleen bij de nationale dodenherdenking geweerd, maar ook uit de geschiedenis. Uiteindelijk hebben de homoseksuelen dus voor hun eigen monument gezorgd. Het zijn drie roze driehoeken van graniet, die samen een vierde driehoek vormen. Het ligt er nu alweer bijna twintig jaar, en elke 4 mei leggen homoseksuelen van verschillend pluimage er een krans of bloemen… Er liggen op dat monument overigens bijna elke dag bloemen. In de musical Foxtrot moest de mannelijke hoofdpersoon Willem Nijholt zijn vriend een zoen geven. Soms werd er uit het publiek dan gescholden: ‘Vuile poten!’ Nijholt vroeg of de kus eruit mocht, hij vond de afkeuring van het publiek vervelend. Maar van Annie M.G. Schmidt kreeg hij de wind van voren: ‘Zeur niet, jongen, je doet pionierswerk!’ We hebben het over 1977, nog geen dertig jaar geleden. De wortels van de homo-emancipatie gaan dus niet diep. Dertig jaar geleden kon een acteur op een podium die zijn medespeler een kuise fictionele zoen gaf nog uitgescholden worden. Dertig jaar geleden was er nog geen plek voor een Homomonument. Dertig jaar geleden werden de homo’s nog uit de geschiedenis geweerd. En het burgerlijk huwelijk staat pas vijf jaar open voor gelijkgeslachtelijke paren. Thijs Bartels, 12 april 2006 Historisch Cafe - recentste column laatst bijgewerkt: 06-07-06 |