8646 Japan (1946 - heden)

Japan (1914 - 1946)

De Verenigde Staten stond toe dat het bestuur over het sterk ingekrompen keizerrijk uitgeoefend zou worden door een Japanse regering waarvan de autoriteit ondergeschikt moest zijn aan SCAP (Supreme Command[er] for the Allied Powers). Verder legde men sterk de nadruk op het berechten van oorlogsmisdadigers en het verwijderen van militaristische en ultra-nationalistische elementen uit de regering.
Onder opeenvolgende regeringen werden nog vele andere hervormingen doorgevoerd: zo werd het leger "voorgoed" afgeschaft, het onderwijs gedemocratiseerd, politieke vrijheid en persvrijheid werden hersteld en er werd vrouwenkiesrecht ingevoerd. Op 3 mei 1947 werd een nieuwe grondwet van kracht en de eerste naoorlogse verkiezingen op 10 april 1946 leverden winst op voor S. Yoshida die een liberaal-progressief coalitiekabinet vormde. In de nieuwe grondwet werd elke politieke macht van de keizer afgenomen en bleef er louter een ceremoniële functie over.

Voorjaar 1954 werd het Veiligheidspact met de Verenigde Staten gevolgd door een Pact tot Wederzijdse Bijstand. Het economische herstelprogramma bestond uit leningen, gelimiteerde export, kapitaalsinvesteringen en bezuinigingen op de uitgaven. In december 1954 werd het kabinet-Yoshida opgevolgd door een kabinet met als premier Ichiro Hatoyama. Dit kabinet wilde de handelsbetrekkingen met de Sovjet-Unie en China weer haanhalen en de afhankelijkheid van de Verenigde Staten verminderen.
In december 1956 trad Japan toe tot de opvolger van de Volkenbond, de Verenigde Naties. De opvolger van Hatoyama, T. Ishibashi, maakte in februari plaats voor de conservatieve en pro-Amerikaanse N. Kishi. Op 19 januari 1960 werd het Veiligheidsverdrag tussen de Verenigde Staten en Japan verlengd en dat leverde een serie anti-regerings en anti-Amerikaanse demonstraties op. Met name de ultra-linkse Blanquistische studentenorganisatie speelde hierin een belangrijke rol. Kishi werd door deze problematiek gedwongen af te treden en opgevolgd door het kabinet-Ikeda in juli 1960.

De Olympische Spelen van Tokio in 1964 waren een nieuw bewijs van de naoorlogse erkenning van Japan door de wereldgemeenschap. In datzelfde jaar won de LDP (Liberaal Democratische Partij) van Eisaku Sato de verkiezingen evenals in december 1969. Ook in deze regeerperiode weer veel problemen met studentenorganisaties die streden voor fundamentele universitaire hervormingen. Ook werden in 1972 de Ryukyu-eilanden door de Verenigde Staten teruggegeven aan Japan. Een van de voorwaarden was echter dat er een Amerikaanse basis op de eilanden zou blijven. Ook dit leverde weer veel protesten op. Eisaku Sato werd in 1972 opgevolgd door Kakoeei Tanaka onder wiens bewind de Volksrepubliek China werd erkend en de relaties met Taiwan werden verbroken.
In deze jaren liet de terreurorganisatie het Rode Leger van zich horen, tot in Nederland toe. In 1974 werd een ambassade in Den Haag bezet en in 1972 een ambassade in Tel Aviv. Na enkele schandalen trad Tanaka in 1974 af en werd opgevolgd door Takeo Miki die ook in een omkoopschandaal (Lockheedaffaire) verzeild raakte en mede daardoor in december 1976 een zware verkiezingsnederlaag leed en aftrad als leider van de LDP. Vice-premier Fukuda volgde hem op als premier.
In 1978 sloten Japan en China een vredes- en vriendschapsverdrag maar werd door de ongebreidelde uitvoer van producten de relatie tussen Japan en de westerse landen steeds slechter. Fukuda werd in november 1978 opgevolgd door zijn rivaal binnen de LDP, Ohira. Ook na de voor de LDP slecht verlopen algemene verkiezingen van oktober 1979 bleef Ohira premier. Deze regeerperiode zou echter niet lang duren want al in mei 1980 viel het kabinet-Ohira na een motie van wantrouwen. Kort voor de succesvolle verkiezingen voor de LDP overleed Ohira en werd opgevolgd door Z. Suzuki. Suzuki trad in oktober 1982 af door de slechte economische situatie in Japan en door verdeeldheid binnen de LDP.

Opvolger Yasuhiro Nakasone, ook van de LDP, knoopte nauwere relaties aan met de Verenigde Staten en vergrootte de Japanse betrokkenheid in internationale kwesties. De van corruptie beschuldigde Tanaka weigerde uit de LDP te stappen, waardoor Nakasone gedwongen werd om in december 1983 vervroegde verkiezingen uit te schrijven. De LDP verloor de verkiezingen maar Nakasone premier te blijven met een coalitieregering. Deze regeringsperiode werd gekenmerkt door sterke bezuinigingen op overheidsuitgaven, een reorganisatie van het overheidsapparaat en het privatiseren van overheidsbedrijven zoals de nationale spoorwegen. De verkiezingen van juli 1986 werden ruimschoots gewonnen door de LDP van Nakasone, maar een splitsing in die partij noodzaakte Nakasone om zijn functie van partijvoorzitter en premier neer te leggen. Het was de notoire lastpost Tanaka die een eigen factie oprichtte en 113 leden met zich mee nam. Nakasone werd opgevolgd door Noboru Takashita in november 1987.
In juni 1989 werd Takashita op zijn beurt gedwongen af te treden na het Recruit-aandelenschandaal. Na de desastreuze Hogerhuis-verkiezingen voor de LDP van juli 1989 werd desondanks Toshiki Kaifu tot premier benoemd. De bij het schandaal betrokken oud-premiers Nakasone en Takashita werden herkozen in het parlement maar Kaifu weerde bij het schandaal betrokken uit zijn kabinet. Zijn positie binnen de LDP verzwakte door deze principiële opstelling en een tweede ambttermijn zag hij dan ook niet zitten.
De nieuwe premier werd eind 1991 Kiichi Miyazawa die maar liefst negen "besmette" ministers in zijn regering opnam. Hij loodste de "Wet op de vredeshandhavende operaties" door het parlement en dat betekende dat Japan weer ging deelnemen aan vredesoperaties van de Verenigde Naties, als eerste in Cambodja. De toegezegde hervorming van het kiesstelsel ging niet door en dat was de aanleiding tot vervroegde verkiezingen in juli 1993 die niet goed afliepen voor de LDP. De absolute meerderheid werd verloren en voor het eerst in 38 jaar nam de LDP niet deel aan de regering.

De nieuwe premier van Japan werd Morihiro Hosokawa, de leider van de pas opgerichte Nieuwe Partij van Japan. Nog geen jaar later kon Hosokawa al weer vertrekken door dubieuze zakelijke transacties in het verleden en de minderheidsregering van Hata hield het zelfs maar twee maanden uit. In juni 1994 viel de LDP uit elkaar in twee facties. In januari 1995 werd Japan opgeschrikt door een aardbeving in Kobe die aan meer 5300 mensen het leven kostte en tientallen miljarden schade opleverde. Een volgende ramp was de aanslag op de metro van Tokio enkele maanden later. Het dodelijke zenuwgas sarin zorgde voor 12 doden en 5500 gewonden.
Premier Murayama trad begin 1996 af en werd opgevolgd door de voorzitter van de LDP, Hashimoto. Deze werd in november herkozen als minister-president na de vorming van een LDP-minderheidsregering. In september 1997 sloot Japan een overeenkomst met de Verenigde Staten waardoor het land voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog buiten het eigen grondgebied militaire activiteiten kon ondernemen. In 1997 ook weer grote commotie door illegale betalingen van bestuurders van grote bedrijven aan afpersers. Ook de minister van financiën van het kabinet-Hashimoto moest ontslag nemen na het aannemen van steekpenningen.
In juli 1998 trad Hashimoto terug als premier na een nederlaag bij Hogerhuis-verkiezingen en werd opgevolgd door Keizo Obuchi, die voormalig premier Miyazawa aantrok als minister van Financiën. Op 2 april 2000 kreeg Obuci een hersenbloeding en op 5 april werd Yoshi Mori van de LDP door het parlement tot premier gekozen, nadat hij door de partij al tot voorzitter van de partij gekozen was. Het beleid van Obuchi, o.a. verhoging van de overheidsuitgaven en stimulering van buitenlandse investeringen zou door Mori worden voortgezet.
Op 24 april 2001 trad Junichiro Koizumi aan als premier van Japan. Hij staat een andere politiek voor: hervormingen en herstructurering.

Gemaakt: 01-04-06

colofon