10.651

China (1795 - 1850)

China (1644 - 1795)

Jiaqing (1795 - 1820)

Jiaqing (Aisin-Gioro Yongyan) was van 1796 tot 1820 keizer van China onder de Qing-dynastie. Hij volgde zijn vader Qianlong op, die ten gunste van zijn zoon al voor zijn dood afstand deed van de troon. Jiaqing probeerde de corruptie in zijn land een halt toe te roepen, maar hij had niet de persoonlijkheid die daarvoor nodig was. Hij stierf aan een zonnesteek in het zomerpaleis te Jehol. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Daoguang.

Daoguang (1820 - 1850)

Ondanks zijn niet zo krachtige persoonlijkheid probeerde Jiaqing een einde te maken aan de opiumhandel van de Britten, maar tevergeefs. Gevolg was de Opiumoorlog (1839-1840) en de vernederende Vrede van Nanking in 1842.

De Eerste Opiumoorlog begon in 1839 en eindigde in 1842. De oorzaak was de smokkel van opium door Engeland naar China dat miljoenen mensen, zelfs de high-society, verslaafd maakte. Toen de Chinezen daar actie op ondernamen, zagen de Engelsen dit als een conflict dat met een oorlog beslecht moest worden. Maar de werkelijke oorzaak lag anders. De Chinezen hadden al eeuwenlang strikte handelsvoorwaarden voor de Europeanen gehanteerd en de Engelsen zagen dat op den duur als onaanvaardbaar.

De Tweede Opiumoorlog begon in 1856 en eindigde in 1860. Deze oorlog had als oorzaak dat de Chinezen veel moeite hadden met het afgesproken verdrag uit de Eerste Opiumoorlog en de Engelsen in een herziene versie nog meer eisen wilden stellen. Om deze onwilligheid aan Chinese kant voor eens en voor altijd de kop in te drukken, ging een gecombineerde Engels-Franse troepenmacht nogmaals ten aanval.

In de 16e eeuw vonden verschillende Europese landen hun weg naar Azië, als eerste Spanje en Portugal. In de 17e eeuw kwamen de Nederlanders en de Engelsen. De Engelse East India Company zond in 1699 haar eerste schip naar de stad Canton. De officiële contacten van de westerlingen met de Chinese autoriteiten verliepen via de "Gong Hang" (officieel geautoriseerde bedrijven). Zij hadden een bevoorrechte positie gekregen en waren verantwoordelijk voor de goede gang van zaken in het contact met de buitenlanders. China liet buitenlandse handel slechts mondjesmaat toe en hield er een ferme grip op. Alleen in Canton werd beperkte handel toegestaan. Lange tijd hebben de Europeanen zich geschikt in deze strikte handelsvoorwaarden.

De Engelsen kochten naast porselein en lakwerk vooral thee, de Chinezen hadden daarentegen weinig interesse voor Westerse producten. Ze importeerden alleen wat specerijen, katoenen weefsels en Europese vuurwapens. Zo was de Europese handelsbalans in de 17e en 18e eeuw ten opzichte van China behoorlijk negatief. Engeland gaf veel geld uit in China, maar ze kregen weinig inkomsten terug van de Chinezen. Na 1800 veranderde dit doordat de Engelsen steeds meer Indische opium in China gingen invoeren. Deze gevaarlijke stof zorgde ervoor dat tegen 1830 zeker 12 miljoen mensen verslaafd waren. Hierdoor veranderde de handelsbalans voor de Engelsen al snel van negatief naar positief.

De Chinese overheid werd zeer ongerust over het overvloedige opiumgebruik. Om sociale redenen was in de 18e eeuw al een verbod tegen de opiumhandel uitgevaardigd en wat later werd ook het opiumschuiven strafbaar gemaakt. Maar ook door het wegstromen van zilver dat als betaalmiddel voor de opium diende en waardoor de Chinese economie in grote moeilijkheden raakte, ging de regering serieus werk maken van de bestrijding van de opium.

Ondertussen werden de strikte handelsvoorwaarden die de Chinezen hanteerden steeds moeilijker aanvaardbaar voor Engeland, dat een open en vrije handel met China ambieerde. Toen de Engelsen in Canton werden gedwongen hun opiumvoorraad af te staan en geen opium meer te smokkelen, kwam het tot een conflict. Moderne oorlogsschepen uit Brits-Indië voeren naar China. Hoewel ze veruit in de minderheid waren, waren ze technologisch veel beter ontwikkeld en China werd door de Engelsen verslagen.

Er volgde een verdrag, het Verdrag van Nanking, waarbij alle Engelse eisen werden ingewilligd. Ze kregen Hongkong met zijn natuurlijke haven en vijf andere havens werden opengesteld voor de handel, waaronder die van Canton, Sjanghai en Fuzhou. Verder eisten ze vrije handel, lage invoerrechten en werd de ‘meest begunstigde natie clausule’ opgenomen, wat inhield dat alle rechten die China aan andere landen gaf, Engeland ook zou krijgen. In het verdrag stond niets over opium (buiten dan een door China te betalen schadevergoeding van 6.000.000 dollar in verband met de vernietigde opium), en de opiumhandel bleef gestaag groeien.
Hij werd opgevolgd door zijn zoon Xianfeng.

China (1850 - 1911)

Gemaakt: 16-02-06

colofon