11.303 Arowakken

De Arowakken zijn een volk van Indianen die zich tegen het einde van de 15e eeuw hadden gevestigd op de Antillen, in het Amazonebekken, in Florida, en aan de voet van de Andes.

De bekendste groep waren de Taíno, die op Hispaniola, Puerto Rico, Jamaica en het oostelijke uiteinde van het eiland Cuba leefden (of leven, als we de Arowakken die zichzelf tegenwoordig de Taino noemen, meetellen). De Arowakken die op de Bahama's leefden werden de Lucayan genoemd.

Ongeveer vijfduizend jaar geleden trokken Arowakken die langs de Orinoco leefden (Barrancos-cultuur) vanuit het westen de Guyana's binnen, en verdreven de oorspronkelijke Indiaanse bevolking van de kuststreek naar de savanne. Ze gingen op een soort terpen langs de kust wonen, en leefden van landbouw. Omstreeks 1100 vielen Caraïben het gebied binnen. Aan de terpencultuur kwam een einde; de Arowakken leefden vanaf die tijd van kostgrondjes meer in het binnenland. Arowakse vrouwen waren goede pottenbaksters. Ze werden vaak door Caraïben ontvoerd. Zo kwam Arowaks aardewerk bij de Caraïben terecht.

In Suriname woonden aan het eind van de 18e eeuw zo'n zeventigduizend Arowakken. Tegenwoordig leven er in Suriname nog drieduizend, en in Nederland ongeveer 500. De Arowakken, die ooit samen met de Caraiben de oorspronkelijke bevolking van Suriname vormden, zijn thans de kleinste bevolkingsgroep in Suriname. Ze noemen zichzelf Lokono of Lokonon

Dit diorama, in 1827 gemaakt door de Creoolse schilder Gerrit Carel Francois Schouten (1779-1839) geeft een beeld van het leven van de Arowakken, een van de indianenvolken in het kustgebied van Suriname.
In de linker woning zijn mensen aan het dansen op de muziek van bamboe fluiten. De vrouw die links vooraan op een bankje zit, is bezig geperste cassave te zeven boven een aardewerken kookpot. Zij maakt cassiri, een alcoholische drank die bij feesten wordt gedronken. De middelste vrouw in het rechtergedeelte van de woning weeft van kralen een schaamschort (kwejoe). Alleen Arowakse vrouwen dragen kralen schaamschorten, die van de Karaïben-vrouwen zijn van katoen. De vrouwen versieren hun benen en armen met kralen banden. De man in de rode jas achter haar is waarschijnlijk een kapitein. De koloniale overheid wees deze mensen aan als bestuurders van een dorp. Tussen de twee huizen in is een man bezig vuur te maken met een zogenaamde vuurboor. Het dichte huisje achter de woningen is een gado-oso, een godshuisje.
Gemaakt: 22-12-05

colofon