5425

Agnietenklooster (Amsterdam)

Amsterdam (1300 - 1400); kloosters in Amsterdam

Het Agnietenklooster werd in 1397 gesticht door zusters van het Clarissenklooster, volgens de kroniek van het klooster op 20 januari, de naamdag van St. Agnes. Bij de grote stadsbrand van 1452 is 'dit geheele convent verbrant totten pulver toe', alle - hoogstwaarschijnlijk houten - gebouwen gingen verloren. De herbouw begon met een groot huis aan de Oudezijds Voorburgwal. Dit herbergde in eerste instantie alle gebruikelijke onderdelen zoals kerk, keuken, refter, spinkamer en slaapzaal. Deze functies kregen langzamerhand een eigen onderdak naarmate meer gebouwen waren voltooid. Ter plaatse van de voormalige kapel kwam een bleekveld en iets ten noorden daarvan verrees in 1470 de nieuwe Agnietenkapel.

Op de vogelvluchtkaart van Cornelis Anthoniszoon uit 1544 is goed te zien dat in deze omgeving een ware 'religieuze enclave' binnen de stad was ontstaan. Amsterdam telde ruim twintig kloosters die merendeels in de zuidoosthoek van de stad stonden, die naar de aard van de deze complexen ook wel de 'stille zijde' werd genoemd. Zowel de burgwallen als de verkaveling en bebouwing van de gronden kenmerkten zich door bescheiden afmetingen. In deze omgeving vielen de kloostercomplexen op door hun grote omvang en hun gesloten karakter. De muren en vrijwel blinde straatgevels van de kloostergebouwen vormden vier vleugels rond de open binnenterreinen die in gebruik waren als kloosterhof, kerkhof, bleekveld en tuin (boomgaard, kruiden- en moestuin).
Deze 'in haarzelf gekeerde' wereld raakte langzamerhand sterker bij het stadsleven betrokken; om de financiële nood enigszins te verlichten verrezen vanaf het einde der vijftiende eeuw ook huurhuizen aan de randen van de kloosterterreinen. Na de Alteratie (1578) kwamen de kloostercomplexen in handen van de stad. Van het Agnietenklooster resteert alleen nog de voormalige kapel.

De Agnietenkapel hoort tot de vele Amsterdamse kloosterkapellen die opnieuw gebouwd moesten worden na de grote stadsbrand van 1452. Karakteristiek voor deze groep zijn de eenbeukige kerkjes met rechte koorsluiting, een hoog en breed spitsboogvenster in de topgevel en een dakruiter op het zadeldak. Typerend voor sommige van de vrouwenkloosters is de zogenoemde dubbelkerk, waarin twee kerkruimten boven elkaar zijn gemaakt die allebei zicht hebben op het hoofdaltaar in het over de hele hoogte doorgetrokken koor. De benedenkerk was ook toegankelijk voor leken, de bovenkerk uitsluitend bestemd voor de nonnen. Voor de constructie van de kapellen werd, net als bij woonhuizen, gebruik gemaakt van een houtskelet.

De Agnietenkapel bestond uit een eenbeukig schip van vijf traveeën en een iets smaller, rechtgesloten koor van twee traveeën aan de oostzijde (Oudezijds Achterburgwal). De lagere benedenkerk was via een ingang in de zuidelijke zijmuur voor leken toegankelijk vanaf de Oudezijds Voorburgwal. De nonnen hadden vanuit het klooster rechtstreeks toegang tot de kerkruimten. Het Agnietenklooster met centraal in het midden de Agnietenkapel. Detail uit de vogelvluchtkaart van Cornelis Anthonisz uit 1544.

laatst bijgewerkt: 09-11-03

colofon